Emmy van Leersum en Bakker: Mannen zullen slank silhouet moeten tonen Een hoofd vol ideeën over kindermode „Bijou moet meer zijn dan een soort knoop aan kleding" SP -r n het hart van Utrecht, in de Werfkelder aan de Oudegracht, hebben de edelsmeden Emmy van Leersum en Gijs Bakker ruim ünderhalf jaar geleden een atelier annex expositie- en verkoopruimte ingericht. Dat de ontwerpen van het echtpaar Bakker-Van Leersum sindsdien vele malen „in het nieuws" zijn geweest is niet zo verwonderlijk. De opmerkelijke sieraden van Emmy van Leersum en Gijs Bakker betekenen een doorbraak in de wereld van het bijou, waar het creatieve echtpaar tot de kop lopers van nieuwe stromingen op dit terrein mag worden ge rekend. Geen terugblik ..Helemaal mooi'' „Geen concessies" „PANDJE" „PRAKTISCH" ZOMERMODE Doorbraak in de wereld van sieraden Hun sieraden ontstaan ,,uit de be hoefte, meer vrijheid mogelijk te maken in de vormgeving van siera den. Zo ontstaan absolute vormen die geen versieringselementen meer bevatten, en die een eenheid vormen met lichaam en kleding," aldus de toelichting bij een van hun tentoon stellingen. Gijs Bakker zegt: „Het is absoluut niet onze bedoeling om te willen opvallen. Wij zoeken gewoon nieuwe wegen in ons vak." Dat is een bezigheid die in Neder land weerstanden pleegt op te roe pen. Ook het werk van deze jonge edelsmeden ontkomt daar niet aan. „Het wekt weerstanden èn bijval," zegt Gijs Bakker. „Men keurt ons werk af, öf men ziet de mogelijkhe den en is er enthousiast over. Uit de hoek van de jeugd komen gelukkig ook positieve reacties, al kopen de jongeren nog niet zo gemakkelijk. Toch is alles betaalbaar. Dat is een situatie waar de jeugd blijkbaar nog niet aan gewend is." stil en grootmoeders tijd boeit Em my van Leersum en Gijs Bakker niet. „Waarom zouden we terugval len op vroegere perioden? Ik vind dat juist een verzwakking van het modebeeld," zegt Gijs Bakker. „Er is in deze moderne tijd zo enorm veel dat aanknopingspunten biedt. Je hebt bovendien een veelheid aan ma terialen en nieuwe mogelijkheden." Materialen: het klassieke zilver en goud, maar daarnaast het onconventionele aluminium en roest vrij staal. Ook plastic en mica, door Emmy van Leersum tot kleurige en vederlichte oorhangers verwerkt en. ietwat verontschuldigend, betiteld als „een grapje dat eigenlijk niets om het lijf heeft." Een omschrijving waar haar echtgenoot het, terecht niet mee eens is. Ook stukjes plastic en reepjes doorzichtig mica, samen gebracht in een zorgvuldig gekozen vorm en kleurencombinatie, blijken te kunnen resulteren in iets dat in zijn genre zeker de benaming „sie raad" verdient. Het. teruggrijpen naar de Jugend- ■jf Een sieraad uit de collecties van de jonge edelsmeden Emmy van Leersum- en Gijs Bakker. Op de witte werktafel wordt nu een a-symmetrische gevormde arm band van aluminium gelegd. „Deze armband kost zestig gulden," zeg Gijs Bakker. „Die prijs is ook als een soort uitdaging bedoeld. Men moet die zestig gulden willen neer tellen zuiver voor de vorm, niet voor het materiaal dat uiteindelijk tame lijk goedkoop is. Roestvrij staal EMMY VAN LEERSUM EN GIJS BAKKER strjjd tegen snobisme.. vraagt om weer heel andere vor men. Staal heeft iets 'cleans, iets di rects; daar moet je vooral niet te veel in gaan hakken. Het karakter van het metaal moet je zo min mo gelijk onrecht aandoen." Vrouwen moeten hun sieraden veel bewuster kiezen, vinden Emmy van Leersum en Gijs Bakker. Sieraden zijn vaak in de eerste plaats „het geschenk van de echtgenoot", het tastbare bewijs van genegenheid en waardering dat dan ook te pas en te onpas wordt gedragen. „Alsóf het een onmisbare knoop aan je kleding is." zegt Gijs Bakker. Die sleur trachten beide edelsme den te doorbreken. De „knoop aan de kleding" moet een écht sieraad worden dat bij een speciale gelegen heid wordt gedragen en de vrouw dan ook „helemaal mooi en geluk kig" maakt. Een sieraad dat niet al leen met de persoonlijkheid van de eigenares, maar ook met haar kle ding een eenheid vormt. Om dat te bereiken vecht het echt paar Bakker-van Leersum niet al leen tegen sleur en vastgeroeste ideeën op dit terrein, maar ook te gen status-mentaliteit en snobisme. Emmy van Leersum: „Vrouwen kij ken soms geringschattend naar een eenvoudig gouden bandje, maar als je er een knol van een briljant opzet zijn ze meteen laaiend enthousiast." Gijs Bakker: „Vrouwen zitten zo vaak vast aan conventies, aan be paalde angsten. Als je die eraf weet te plukken blijken ze vaak heel goed te weten wat ze kunnen en willen dragen. Achter deze sieraden moet een vrouw, zeer bewust, haar hele persoonlijkheid durven zetten." In deze opvatting past ook het ont werpen van kleding die één geheel vormt met een bepaald sieraad. Eenvoudige jurkjes die „heel simpel en gaaf van belijning" moeten zijn. Emmy van Leersum en Gijs Bakker geloven in een ontwikkeling op mo deterrein waarin voor een modebe- palend centrum geen plaats meer zal zijn: „Er moeten voor de ver schillende smaken allerlei mode richtingen zijn. Kort of mini voor wie dat leuk of gemakkelijk vindt; lang voor de vrouwen die het 's win ters ko-ud hebben. Er lijkt o.p dit ter rein een doorbraak aan de gang .te zijn. Aan de academie voor beelden de kunst in Arnhem is al een zekere samenwerking tussen de afdelingen mode en sieraadontwerpen." Spelend met een zeer soepele gou den armband van opmerkelijke vorm (veertienkaraats goudplaat, heel dun uitgewalst en met een gouden klink nagel tot een hyperbuigzaam en ge spannen geheel gevormd) vertelt Gijs Bakker dat zijn vrouw en hij op bepaalde tijden een collectie ontwer pen, en zich daarna gaan afvragen van welke modellen zij er meer zul len maken. „Néé, dat wordt niet bepaald door de wijze waarop de collectie bij het publiek aanslaat. Ringen worden vermenigvuldigd tot een maximum van twintig stuks. Zo'n aluminium armband wel tot vijftig exemplaren, de halssieraden tot hoogstens vijf stuks. Wij doen dat allemaal in ei gen beheer, hebben geen contacten met fabrieken en hoeven dus geen concessies te doen." Hun sieraden zijn niet voor mor gen, ook niet voor het jaar 2000 of 20o0, maar voor nu: „voor vandaag on geen stap later." Moderne tech nieken van vandaag worden erin toe gepast, zoals nieuwe chemische kleu- renprocédés voor aluminium die de sieraden niet alleen prachtige kleu- i en geven, maar ze bovendien min der kwetsbaar maken. De progressieve sieraden van Em my van Leersum en Gijs Bakker zijn enkele maanden geleden in Lon den geëxposeerd, gaan in maart naar een tentoonstelling in München, m juli en augustus naar een exposi tie in Tsjechoslowakije. Grote zaken in Nederland tonen daadwerkelijke belangstelling voor deze opvallende bijous: Metz in Amsterdam, Zeekaf in Heerlen. Onlangs werd „in ei gen huis" geëxposeerd: gedurende de laatste drie weken van februari was er een tentoonstelling in de Werf kelder, schuin onder de Viebrug, aan de Oudegracht in Utrecht. En het echtpaar hoopt spoedig een nieuwe expositie voor te bereiden. Voor de Nederlandse man met een beginnend of reeds ge vestigd buikje wordt het weer een kommervol modejaar. Weliswaar hoeft hij niet aan de extravagante herenmode mee te dóen (naar men zegt is trouwens het. merendeel der Nederlandse mannen niet in de avant-gardisti- sche herenmode geïnteresseerd), maar hij moet wel met een slank silhouet voor de dag komen. Dat is althans de opvatting van de Stijlgroep Groningen, een combi natie van zes Groninger kos tuumfabrikanten, die onder het motto Zuiver Scheerwol" nauw samenwerken met het Interna tionaal Wol Secretariaat". Het alom vertegenwoordigde avant-gardistische element is vol komen afwezig bij de Stijlgroep Groningen, die er van uit gaat dat het merendeel der Nederland se mannen (ook het grootste deel van de groep tussen 18 en 25 jaar) niet op ,,avantgarde" in de mode gesteld is. Vernieuwing in de mode moet langs functionele wegen gaan: door het verant woord volgen en verder uitdiepen van nieuwe belijningen, door nieuwe typen stoffen voor sportie ve pakken en door de fabricage van kostuums die super-lichtge wicht zijn. Waarbij sterk reke ning moet worden gehouden met het feit dat meer en meer man nen sportief gekleed willen gaan. ,,De man wenst zich te kleden, maar zich niet te verkleden": ziehier het credo van de Stijl groep Groningen. In de praktijk van voorjaar 1968 komt het neer op het doorzetten van het slanke silhouet met rechte schouder, een smalle borstpartij en iets bredere kragen en revers. De jas jes hebben een rij knopen en een vrij lang split midden achter. De AR JOLEIN de JONG pantalons verionen eveneens een slanke lijn en zijn voorzien van een omslag. Opvallend in de voorjaarscollec tie 1968 van de Stijlgroep Gronin gen zijn de kleuren, die vrij stemming, en af en toe eerder herfstig dan voorjaarsachtig zijn. Rood-bruin, beige-bruin met groen, en een vleugje rood. don kerblauw en rookblauw in effen driedelige kostuums die langs de kanten met 'n zadelsteek gestikt zijn. Effen vesten zijn bijvoor beeld donkergroen, een kleur die dan haast onopgemerkt herhaald wordt in het streepdessin van het bijbehorende kostuum. Bij een lichtgrijs kostuum behoren een zwart vest, zwarte knopen en een zwarte voering, bij tweedelige reiskostuums wordt de pantalon met 'n riem gedragen, een detail dat volgens Stijlgroep Groningen ook in de grote maten steeds meer wordt gevraagd. De plooien van de broek zijn dan vlak onder de riem even ingestikt. Het spor tieve kostuum i,country-suits") wordt steeds belangrijker. Het wordt gemaakt uit grove stoffen, heeft opgestikte zakken met stolp plooien en borstzakjes met een klep. De rug heeft dan een kwart ceintuurtje, zogenaamde golfpiooi- en en een stolpsplit. Veel aandacht ook voor de lichtgewicht typen die in midden, licht en superlicht gewicht wor den onderscheiden en waarin Stijlgroep Groningen een serie uitstekende kostuums brengt. De superlichtgewicht pakken in dit genre wegen minder dan 1000 gram en hebben soms een panta lon met riem die ook zonder het convair kan worden gedragen. Details bij de lichtgewichtkos- luums: voeringen in contrasteren de kleuren in de colberts, panta lons zonder plooi, zgn. „cummer- bands", die om het middel op de pantalon worden gedragen, schui ne zijzakken in de colberts. Voor de iichtgewichtkleding wordt zui ver scheerwol gebruikt, al dan niet gemengd met polyester en mohair. Over de economische situatie in de herenconfectie wordt opge merkt dat 1967 „een niet ongun stig jaar" is geweest en dat voor 1968 „een gematigd optimisme gerechtvaardigd is". Er is in 1967 sprake geweest van een toename van confectie en indien deze consumptie tenminste gelijk blijft aan die in 1967, zal de detailhandel die haar inkoop- beleid drastisch heeft beperkt, dit beleid gelijkelijk weer aanpas sen aan de omzet. De uitvoer van herenkostuums in Nederland steeg in 1967 met ruim 7 pet. ten opzichte van 1966: van 367.000 tot 394.000. De invoer daalde van 716.000 herenkostuums in 1966 tot 569.000 in 1967. In de kleine winkel „Bibelot" op de hoek v»pr Egelantiersgracht en Tweede Leliedwarsstraat te Amster dam hangen, tussen rekken vol kin derkleertjes, ook wat kleurige primi tieve kindertekeningen. „Die krijg ik van mijn klantjes", zegt Marjolein de Joing die sinds een jaar dit boe tiekje in het hart van de Jordaan drijft. „Verderop is een schooltje; als dat uitgaat komen de kindertjes vaak even binnenlopen". Haar „klantjes" zijn de kleine jon getjes en meisjes van modebewuste moeders die het leuk vinden dat hun kinderen grappig, kleurig cn indivi dueel gekleed gaan. Eind vorige zo mer heeft Marjolein van haar win keltje waar zij tot dan zelfgemaakte hoeden en sieraden verkocht, een ge specialiseerde boetiek voor kinder kleding gemaakt. Jongetjes en meis jes tussen twee en twaalf jaar kun nen in de kleren worden gezet in de ze „boetiek voor kleine klantjes": de enige van Amsterdam, en waar schijnlijk ook we] de enige in heel Nederland. Marjolein de Jong, de twintig jaar nog maar net gepasseerd, moet on der de getoupeerde blonde haren wel een hoofd vol ideeën over kindermo de hebben. Ze loopt rap heen en weer door haar winkeltje, trekt kleerhangers met kinderkleding te voorschijn uit een paar rekken, wijst op speelse details die op vrijwel elk kledingstuk anders zijn: veelkleurige biezen, asymmetrische knoopsluitin- gen, kettinkjes, kralen. „Een paar van die metalen ket tinkjes op een jasje of jurk; daar zijn kinderen stapelgek op", zegt Marjolein. „Meisjes zijn dbl op zo'n pochetje of een jabot. Kleuren zijn natuurlijk heel belangrijk. Kinderen houden van felie kleuren". Haar winkeltje, een voormalige drogisterij, heeft zij nu bijna een jaar. Na laing en op den duur ont moedigend zoeken naar „e.en pand je" kwam het als het ware uit de lucht vallen. Het werd aanvainkelijk verkoopruimte voor de hoeden en sieraden die Marjolein zelf ontwierp en verkocht. Hoeden en sieraden die nog altijd een hobby voor haar zijn doch haar op zeker ogenblik toch niet meer voor honderd procent boei den. „Er zijn zoveel jonge mensen die dat werk doen. Ik wilde iets anders waar ik creatief mee bezig kon zijn. Dat ik oip zeker ogenblik aan kinder kleding dacht kwam ook door het werken en wonen in deze buurt". Want in de Jordaan, zo ontdekte Marjolein de Jong, is men dol op kinderen. „De moeders kwamen bij me omdat ze voor hun dochtertjes hoedjes wilden kopen. Die hoeden waren natuurlijk veel te ouwelijk voor die kinderen. Toen is dat idee voor het maken van kinderkleding gekomen". Samen met een broer die de zake lijke belangen van „Bibelot" behar- Jt Marjolein de Jong in liaar boetiek. ti-gt en een vriendin die assisteert bij het maken van de kleding, is Marjo lein begonnen met het ontwerpen en maken van kinderkleding. Tot nu toe met succes: niet alleen uit de Jor daan, maar uit heel Amsterdam en uit andere plaatsen in Nederland ko men moeders met hun kroost naar Bibelot". Daar hangen de ribfluwe len broekpakjes te wachten: met heupbroekjes die toch hoog genoeg zijn om niét te kunnen afzakken, met battledress-jasjes voor de jonge tjes en iets langere jasjes voor de meisjes. De heupbroeken hebben iets uitlopende pijpen: niet alleen omdat het „mode" is, maar ook omdat er dan laarsjes onder kunnen worden gedragen. „Kinderkleding moet vooral prak tisch zijn", vindt Marjolein de Jong. Daarom hebben haar jasjes vaak een kol: niet alleen omdat dat een actueel modedetail is, maar ook omdat het lekker warm is. Voor de meisjes veel jurkjes die iets uitlopen (..wat ruimte valt altijd leuker bij een meisje"), voor de jongens kleine cowboyhesjes met franjes. „Als je eenmaal bezig bent komen er steeds nieuwe ideeën", zegt Marjolein. Door haar handen gaan kleurige omkeer bare hesjes, 'n jurk van mooie Franse tweed in rode-manteau model („iets duurdier, helemaal gevoerd"), jasjes met passen en inzetten van meubel stof, kleine effen en geruite capes, een vuurrood overgooiertje, kleren met bijpassentje petjes, gehaakte meisjesjurken in twee kleuren, driedelige jongenspakjes iri warm gestreepte visgraatstoffen jurkjes uit composé-stoffen. Ook af en toe een jurk uit een heel conven tioneel stofje, om te laten zien dat zo n weinig zeggende stof toch heel modern kan worden verwerkt. „Die stoffen zijn wel een groot probleem", vertelt Marjolein de Jong. „Goede speciale kinderstoffen bestaan eigenlijk niet. Ik loop winkel m, winkel uit en koop alleen wat ik leuk en goed vind. Alles moet sterk, wasbaar, praktisch en toch niet kost baar zijn. Bovendien moet het kind er zich lekker in voelen. Ik werk graag met alle soorten ribfluweel". De moeders van haar klantjes zijn vaak „leuke moeders". Marjolein zegt: „Het liefst verkoop ik aan moeders die met het kind aankomen en zeggen: hier staat het kind en het moet worden aangekleed" In „Bibelot" is men nog steeds druk bezig met het maken van .'en zomer collectie waarin ook speciale bad- en strandmode voor kindezfen te vinden is. De kleuters krijgen, net als de volwassenen, hun speciale zomer- en wintercollecties. Druk, dit leventje van kinderkleding ontwerpen, maken en verkopen? „Heel erg druk" zegt Marjolein de Jong. „We kunnen hel werk met sms (weeën bijna niet meer aan. 's Avonds werkeu we vaak lang door. Daarom gaat de winkel 's ochtends pas om elf uur open". Buiten, op een van de bruggetjes over de Egelantiersgracht, rolt een huisvrouw uit de buurt haar traplo per over de brugleuning en begint er energiek met een matteklopper op te slaan. „Zulke dingen zie je hier nog zegt Marjolein de Jong genie tend. „Het is hier nog het echte Am sterdam. De buren leven met je mee en zijn altijd bereid om je met van alles te helpen". Om „op verhaal te komen" maakt Marjolein af en toe nog sieraden, haalt grappen uit met ballpoints die ze met pailletten en spijkertjes ver siert en maakt soms, op bestelling, nog wel eens een hoed omdat het ontwerpen van hoeden, haar nu een maal onwrikbaar in de vingers zit Maar de kinderkleertjes zijn op het ogenblik hoofdzaak. „Het is een heel nieuw terrein, er is nog weinig o.p geëxperimenteerd. Je kunt dus helemaal je eigen weg gaan. Echte kindermode bestaat ei genlijk nog niet. Het zijn altijd weel de klassieke modelletjes die elke ge neratie opnieuw draagt. Maar wat voor 't ene kind leuk is, staat 't an dere kind absoluut niet". Een van haar opvattingen over kindermode: „Kinderkleertjes mogen, gerust ei genwijs zijn, maar ze moeten kinder lijk blijven".

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1968 | | pagina 4