De bus heeft tralies voor de ramen V Veertien dagen brommen in Bankenbosch Je had met je halfdronken kop iemand dood kunnen rijden Collectieve ontluistering Beide huwelijken waren een succes totdat Balans van veertien dagen Bankenbosch r (I an een bijzondere medewerker) Vannacht is de klap dan toch gevallen. Eindelijk, zon je kunnen zeggen. Ik had een vergadering in Breda, eerst praten, daarna een etentje. Een paar glazen wijn, een paar cognacjes. Ik heb ze niet geteld. Laten we zeggen: het ge wone recept. Je ontmoet elkaar in café s en restaurant, de drank staat pal achter de deur. Je weet niet beter, je vindt het eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld, dat je met een borrel in je lijf wegrijdt. u Dertien juli 1967. (mechanische gebreken aan voertuigen, slechte wegen en dergelijke blijken oorzaak te zijn van slechts 20 procent van de verkeersongeval len, de rest komt voor rekening van menselijke tekortkomingen.) Ik had trouwens niet het gevoel, dat ik te veel gedronken had. Ik voelde me vrij normaal, prettig. Toen ik in de wagen stapte, merkte ik wel, dat het nog steeds gloeiend heet was. We wilden toch zo graag een echte zomer? Die rit naar huis duurde eindeloos lang; ik had net een nieuwe wagen en die mocht niet harder dan negentig. Hele stukken bleef ik daar zelfs nog onder, want ik moest gewoon aan diie auto wen nen. Bij Dordrecht gebeurde het: ik zag opeens een Volkswagen, die zijn knipperlichten aan had. Gek, ik zie dat lliclht nog steeds voor me. Aan, uit. Het schijnt een diepe indruk op me gemaakt te hebben. Of meneer maar even wilde uit stappen. Er stonden twee agenten vóór ime. verrekt correcte kerels, maar ik begreep alleen niet, wat ze van me wilden. Ik had toch niks ge daan. ik reed normaal, misschien een beetje te langzaam voor een snelweg, maar dat ilk toch niet iets, waarvoor je een vent midden in de nacht uit zijn auto laat komen. Eerst kwam de gebruikelijke \Taag: de papieren. Die waren in or de. toen vroegen ze of ik gedronken had. Ik hoefde geen neen te zeggen, want ze hadden het al lang geroken. Het zou een dwaasheid zijn geweest om te ontkennen. „Veel?" vroeg één van de agen ten. Ik haalde mijn schouders op, zei: ,,Wat is veel? Wat voor mij te veel is, as misschien voor u net goed. En omgekeerd. Het is maar net. wat u gewend bent." Ze vroegen of ik bezwaar had te gen een bloedproef. Ik had geen en kel bezwaar, want ik verkeerde nog steeds in de veronderstelling, dat er geen vuiltje aan de lucht was. dat ik ruim beneden het miniimum zou blij ven. Op het politiebureau werd de ge meentearts gebeld. Na een half uur was ie er. Niet al te vriendelijk, dat is ook te begrijpen: het is geen pret je om voor een feestganger uit je bed te worden getrommeld. Ik werd eerst gewogen en geme ten, daarna moest ik over een streep lopen. De eerste keer lukte dat best, de tweede keer draaiden ze me een paar keer om en toen was het ook meteen goed mis. Ze controleerden nog even de pupillen van mijn ogen en keken elkaar daarna aan met zo'n blik van: ,,We hebben de goeie te pakken. We hebben niet voor niets gewerkt." Ik moest mijn auto in Dordrecht achterlaten, mijn rijbewijs hielden ze ook vast. Dat kon iik later terugvra gen aan de officier va.n justitie. Ik voelde me op slag doodongelukkig. Ik moest een taxi naar huis nemen, zes en vijftig gulden; ik moest ook iemand organiseren die mijn auto wilde ophalen. Ik had zwaar de pest in. Natuurlijk, je kent de consequen ties van drinken, voordat je nog moet rijden, maar je hebt alsmaar het gevoel gehad, dat het jou nooit overkomt. Het is al zo lang goed ge gaan. Mijn vrouw stond er gelijk po sitief tegenover. Die zei: „Ik heb ze ventien jaar dn de angst gezeten. Misschien is het gedonder nou einde lijk eens uit." De dag erna heb ik op kantoor voorzichtiig geïnformeerd naar de strafmaat voor dergelijke voorvallen. Die was niet mis: één jaar ontzeg ging, veertien dagen zitten. Ik begon me gelijk wijs te maken, dat ze voor mij een uitzondering zouden maken. Ik had nog nooit een bekeuring ge had, nooit iemand aangereden. Het was een gewetensonderzoek, waarbij ik mezelf regelrecht een staat van heiligmakende genade aanpraatte. Dat jaar ontzegging gold natuurlijk niet. voor mij. ,.Wat maken ze mij nou?" dacht ik steeds. Achteraf wil je pas bekennen, dat je de wet hebt overtreden. Je hebt gewoon een misdrijf gepleegd, daar kom je niet onderuit. Je had met je halfdronken kop een vent dood kun nen rijden, er had van alles kunnen gebeuren, omdat jij zo nodig met je zakenvrienden het glas moest heffen. Achteraf vind je het alleen nog maar een dwaasheid om mensen, dde gedronken hebben niet te straffen. Maar zo ver was ik op dat moment nog niet. Ik vond het alleen ellendig, dat ik geen wagen meer tot mijn be schikking had. Ik was dertig jaar met mijn vrouw getrouwd en zeven tien jaar met mijn auto. Beide huwe lijken waren een succes. Daarom miste d'k mijn auto elk moment van de dag. Ik voelde me gediscrimi- y/ffl/MS ■Jr De broek van rijkswege past nooit. Of hij is te krap of te ruim. Het is één van de sym bolen van de onmachtvan de collectieve ontluisteritig, die je ondergaat. neerd. Ik was mijn vrijheid kwijt, ik kon met meer doen, wat ik wilde. Ik vond het een rot gevoel. Achtentwintig septelmber 1967. (59 procent van de verkeersmis- d rij ven iets anders dan ver keersovertredingen houdt ver band met beïnvloeding door alco hol. Uit onderzoekingen is geble ken, dat iedereen ook na het ge bruik van kleine hoeveelheden alcohol (1-2 glazen) aan rijvaar digheid inboet. Iedereen, ook de beste rijder, wordt door drank in negatieve zin beïnvloed.). Je hebt ma aaiden de tij d gehad om te wennen aan het idee, dat je voor een rechter zal moeten verschijnen. Dat er een officier van justitie is, clie de doopceel liicht, die kans ziet om je in twintig minuten geestelijk tot op het bót uit te kleden. Het is een benauwend vooruitzicht, de zo veelste schakel in het proces van je eigen ontwaarding. Toen het zo ver was trof ik een zeer begrijpende politierechter, die zei: Figuren ais u zou ik nooit in deze omgeving ontmoet hebben, als er geen drank was". Pal daarboven op maakte hij me duidelijk, dat hij ook voor mij geen* uitzondering zou maken. De officier gooide er nog een schepje bovenop en eiste ma zijn re quisitoir één jaar ontzegging en veertien dagen zitten. Ik keek mijn advocaat aan en dacht: „Nou is het jouw beurt, vader". Ik had hem im mers niet voor niets meegenomen. Hij heeft het mooi gedaan, hij somde alle deugden op, die ik mezelf in de maanden na mijn aanhouding had toegedicht. De uitslag was: vier maanden ontzegging en veertien da gen zitten. Ik had weer de pest in. Ik had nou het vonnis in mijn zak, ik was een gestrafte geworden, die voor een deel uitstel van executie had gekregen. Ik had alle tijd om met mezelf ik het reine te komen. In het begin heb ik geen druppel alco hol gedronken, drank stond me te gen, maar na drie weiken begreep ik, dat zo'n excessief gevoel slijt. Vrij spoedig nam ik weer een. borreltje thuis, ik vierde weer eens voorzich tig een feestje. Ik ben nu eenmaal geen figuur voor de blauwe knoop. En ondertussen zit je te wachten op je oproep voor Veenhuizen. Je hebt er allerlei verhalen over ge hoord. De één zegt, dat het een soort padvinderskamp is, de ander houdt het erop, dat het een hel op aarde is. Je schiet dus met al die in formaties geen steek op. Wat doe je dus? Je wacht af. Je wacht twee weken, drie weken. Je gaat elke dag met lood in je schoe nen naar de brievenbus, maar je bent niet. de enige die veertien dagen of langer op staatskosten vakantie krijgt. Ze staan in de rij voor Veen- huizen., een paar duizend per jaar. En het worden er steeds meer. Op 27 oktober kwam eindelijk de bewuste brief. „Hierbij deel ik u mede, dat het in het voornemen ligt u voor het ondergaan van de u bij vonnis van de arrondissements rechtbank te Dordrecht opgelegde gevangenisstraf te plaatsen in de ge vangenis „Bankenbosch II" te Veen- huizen nabij Assen. Dit gesticht is speciaal bestemd voor opname van overtreders van de Wegenverkeers wet. U zult er vrijwel niet in contact komen met gedetineerden, die we gens het plegen van andere delicten werden veroordeeld. Er gelden ech ter wel dezelfde leefregels als in an dere gevangenissen." Wat die laatste zin inhield, werd verderop in de brief duidelijk ge maakt: „Arbeid is verplicht", stond er, „er wordt in groepsverband in de buitenlucht gewerkt aan het onder houd van wegen, bossen, plantsoenen enz.". En ook dit; „Van geld, dat u meebrengt kan een bedrag van maximaal f 10.- worden besteed voor de aankoop van kantine-artikelen, zoals rookwaren, versnaperingen e.d. Tevens kan van uw eigen geld de aanschaf worden betaald van toilet artikelen, postzegels. Eigen scheer gerei en andere toiletartikelen moe ten worden medegenomen. Tandpas ta wordt vart gestichtswege verstrekt. Gevangenen worden ook van rijkswe ge gekleed. U moogt wel een paar pantoffels meenemen, dlie u voor ei gen rekening en risico kunt dragen. Briefwisseling met familieleden is toegestaan. De brieven worden ge censureerd." Vijftien januari 1968. (vuistregel voor het alcoholper centage in het bloed: 1 tot 2 gla zen 0,20,4 promille^ 3 tot 4 glazen 0,6-0,8 promille, 5 tot 7 glazen 1 promille, 8 tot 9 gla zen 1,6 promille. Dit geldt voor een man met een gewicht van 75 kilo. Alle soorten alcohol houdende dranken leiden tot het zelfde resultaat, wat het bloedal- coholgehalte betreft. Thans wor den jaarlijks vijfduizend bloed proeven genomen, maar 30 tot 50 procent van de verdachten weigert zich eraan te onderwer pen.) Het is zover. Vanmiddag vóór twaalf uur moest ik me melden bij het Parket in de Brinkstraat in As sen. Ik ben met de auto gegaan, waarschijnlijk met opzet. Je wilt ge woon bewijzen dat je nog niet zo rot bent. Je hebt je auto immers nog. Of weer. Ik zal het straks ook van anderen horen. Die auto zit hun het meest dwars. Er zijn er zelfs, die een week extra zouden willen zitten, als ze hun wagen maar terugkregen. Ik ben ook tien voor half twaalf naar binnen gegaan, ik was nummer twee. Er zat al een kelner, die ook veertien dagen had. Aan elke nieuw komer vroeg hij: „Heeft u ook een halfjaar" Dan zag je gelijk die ge zichten opfleuren. Ze kregen op het zelfde ^moment een meerderwaardig- heidiscomplex. Zij hadden immers maar veertien dagen. Het gaat nu alleen nog om de kleinigheden. De bus, die ons naar Bankenbosch brengt, heeft tralies voor de ramen. Een gewone boevenwagen dus. De ouwejongensstemming van het begin is al lang verdwenen. De sfeer is ge- Bankenbosch is geen sanato rium, geen padvinderskamp voor overjarige hoplieden. De sfeer van het kamp is zakelijkde aankleding sober. Er is voor iedere gestrafte een bedeen nachtkastje. Dat is alles. spannen, zenuwachtig. Je merkt ook, dat de nieuwkomers elkaar aftasten. Ze proberen te 'achterhalen of ze misschien net een tikje beter zijn dan de ander. Je hoort links en rechts vragen: „Wat heb jij ge daan?" had, of je straks meegaat om een biertje te drinken. Als je pech hebt, kom je daarna met een stelletje lol broeken in één barak. Ze spuien de eerste avond al hun moppen over Sam en Moos en zijn daarna com pleet uitverkocht. Dan komen de herhalingen, de flauwe geintjes ten koste van elkaar. Bedden worden op scherp gezet, matrassen gevuld met water. Na een paar dagen heb je pas door, dat de sfeer in je barak bepalend its voor dde veertien dagen. Heb je een stel redelijke mensen om je heen, dan kan het nog een vrij gelukkige tijd worden. Zit je fout. dan betekent het veertien dagen hel Zestien januari 1968. (uit de ongevalsrapporten blijkt, Alleen een man uit Helmond doet met mee aan dat spelletje. Tegen ie dereen die hem vraagt hoe lang hij moet opknappen, zegt hij: „Ik heb levenslang". De eerste indrukken van Banken bosch II zijn vriendelijk. Een stel houten barakken om een pleintje. De poort staat altijd open. In de sport zaal moeten we waardevolle voor werpen afgeven, een man, die al langer zit, vraagt wie er brood wil. Niemand wil. De eetlust is ons goed vergaan. De volgende halte is de fourier. Je trekt je winterjas uit, je haalt je zakken leeg. Je toiletartikelen gaan in een apart zakje. Twee getuigen van Jehova, die wegens dienstweige ring ook in Bankenbosch verzeild zijn geraakt, zorgen voor de uitmon stering. Eén staat er op een stellage en schat je broekmaat. Hij heeft de keuze tussen broekwijdte 100 en 70. Niemand krijgt een broek, die echt past. De oogst bestaat uit tweemaal twee stel ondergoed, twee paar sok ken, een kaki overhetmd, een man chesterbroek, een wollen blauwe trui, een stropdas, een sjaal wat handdoeken en soldatenkisten met leren veters. Daar loop je mee naai de doüchezaal. je moet je uitkleden en je eigen ondergoed in een toilet tasje opbergen. Het volgende mo ment sta je spiernaakt. De paar me ters naar de dquehes aan de andere kant van de zaal tracht je zo snel mogelijk te overbruggen. Daar wacht je, na de douche, de gevangenis- kledij. Ik geloof, dat dat het meest pijnlij ke moment is. Je bent een ontluis terde burger geworden, een gevange ne in te krappe of te wijde kleren. Je image waar je een leven lang aan gebouwd hebt, is in duizend stukken uit elkaar gevallen. Iedereen is compleet gelijkgeschakeld. Die ontluistering voel je op een af schuwelijke manier. Je kijkt elkaar aan en je schaamt je voor jezelf. Dat duurt vijf, tien minuten. Dan komt de humor schuchter terug. Ze vragen welke kleermaker je hebt ge- dat bij 8.770 verkeersongevallen gedurende één jaar alcohol in het spel was. Dit komt neer op 3 procent van het totaalaantal ge registreerde verkeersongevallen. Hiervan waren 284 ongevallen met dodelijke afloop, 3116 met persoonlijke verwondingen en 5.370 met uitsluitend materiële schade. Ten gevolge van boven genoemde 284 ongevallen kwa men 312 personen om het leven, dit is 12,6 procent van het totaal aantal verkeersdoden.) Bankenbosch II is geen idyllisch sanatorium, geen padvinderskamp •jr De eerste indrukken van het strafkamp zijn vriendelijk: een handvol houten barakken rond omom een pleintje. Daaromheen 3400 hectaren, je bekrompen we reld voor de eerstkomende we ken. voor ouwe hoplieden. Daar zijn we na 24 uur wol achter. Het reveille is 's winters om zeven uur, zomers een uur vroeger. Om acht uur volgt het arbeidsappel en daarna ga je naar je werk, Dat betekent een ochtend wandeling in een tempo, dat ook nog door zeventigjarigen kan worden bij- gesloft. Het eten is zoals in de mees te gevangenissen. Tachtig procent van de warme maaltijden bestaan uit stampot. Goed dus. Weinig vlees, dik heb in al die dagen zegge en schrijve één gehaktbal gezien en een stuk worst. Da krijg je twee keer in de week ook nog een visje. Een lekkerbek, een makreel. Het smaakt als de beste tong. Om tien uur is er een koffiepauze, om twaalf uur lunch je en om drie uur krijg je thee. Dat gebeurt alle maal in de buurt waar je werkt. Om vijf uur ben je weer terug in het kamp, dan kun je douchen, je klaar maken voor de avond. Elke barak heeft een kamerwacht, die vrijge steld is van ander werk. Hij zorgt, dat de boel schoon blijft, hij zet ook koffie. Meestal is het een man, die al een tijd in Bankenbosch zit. De onze heeft een ernstige botsing ver oorzaakt: gevolg doden en zwaarge wonden. Hij is er nog steeds kapot van. Hij heeft zijn rijbewijs ingele verd. Hij wil nooit meer achter het, stuur. Elke avond praat je met el kaar. Twee tot vier procent van de imensen, die in Bankenbosch hebben gezeten, bestaat uit recidivisten, die komen dus terug. De rest vindt één keer meer dan genoeg. Ze zitten al lemaal met hetzelfde kernprobleem: ze zijn hun bestaanszekerheid kwijt, ze moeten hun image weer van vo ren af aan opbouwen. Dat werken is daarbij geen hinder paal. Je graaft een sloot of je zaagt wat bomen om. Niemand wordt bo ven zijn krachten beproefd, de sfeer onder elkaar is' er één van mensen, die samen die oorlog uitzitten. Er is een brok kameraadschap, omdat je allemaal in hetzelfde schuitje zit. Je behoort tot de outcast. Als je zon dags naar de kerk gaat, zitten de mensen uit het diorp aan de epistel kant, de gestraften in één blok aan de evangeliekant. De dorpelingen kij ken er al lang niet meer van op, die hebben al 150 jaar te maken mei landlopers en dronken lorren. Zelf vind je het verschikkelijk, dat er aan de evangeliekant niet gecollec teerd wordt. Je krijgt als beloning zestig cent per dag en dat kan oplopen tot één vijftien als je harder werkt dan de norm. De grondwerkers die in Ban kenbosch zitten, halen die éénvijftien op hun sloffen, die teren rustig op hun' routine. Negentig procent van de mensen, die naar Bankenbosch gaat, bestaat uit handarbeiders. Je krijgt ook de indruk, dal de kleine man uit een dorp eerder de klos is dan een stadsjongen. Toch is de hoofdzaak van die straf niet het werk. Dat kun je met een beetje fantasie nog beschouwen als een uitje. Je doodt er tenminste de tijd mee. De ellende begint pas na vijven, dan ben je opeens pijnlijk be wust, dat die wereld zonder jou doordraait, dan wordt affiles, wat er buiten die 3400 hectaren van het strafkamp gebeurt, bijzonder belang rijk. Dan betrap je jezelf erop, dat je de dagen telt. Op het laatst zelfs de uren. Je zit te kaarten, maar je bent er nooit helemaal met je gedachten bij. Je kijkt als een kind uit naar post. Er zijn er ook, die geen brief krijgen, omdat ze voor thuis en voor de vrienden niet willen weten dat ze in Banikenibosch zitten. Ze hebben ge zegd dat ze op wintervakamtie gin gen. dat ze op zakenreis zijn. Als ze straks weer vrij zijn, kopen ze eerst wat cadeautjes voor de kinderen. Pa neemt immers altijs souvernirs mea van zijn reizen. Er wordt beweerd, dat de meeste ;mensen die in Bankenbosch zitten zich volmaakt onschuldig voelen. Dat het altijd om mensen gaat, die maar één biertje hadden gedronken. Dat is volkomen in strijd met de fei ten: ik heb nog geen man ontmoet, die niet precies wist, hoe zwaar fout hij heeft gezeten. De ellende is al leen. dat drankmisbruik door de maatschappij zelf gebagatelliseerd wordt. Moord en diefstal, akkoord, maar als na een feestje iedereen dronken in zijn wagen stapt, is er niemand die roept: „Daar gaan misdadigers".. Zevenentwintig .januari 1966: (In Bankenbosch misdadigers? Welnee, gewoon vlotte, hartelijke mensen, plattelanders en stede lingen, die vele dingen gemeen hebben: veel bij de weg zijn, za ken doen onder een borrel, graag gezellig zaken doen en zich niet voldoende realiseren, hoe intensief en zenuwslopend, hoe levensgevaarlijk het huidige verkeer is geworden. Vanmorgen op weg naar Assen de tüssentijdse balans opgemaakt. Het was nog nacht, het leek daardoor op een ontsnapping. Met eein groep had den we een busje gehuurd, twee gul den per persoon. In een zaak bij het station een uitsmijter ros gegeten, daarna afscheid genomen. Daar sta je dan. Een man in een goedzittend pak, keurige stropdas, wit overhemd. Je rijdt weer over de weg, in je eigen auto. De radio aan. Maar die rotsmaak in je mond blijf je voorlopig houden. Je bent er langzaam van over tuigd. dat je die veertien dagen en die ontzegging dubbel en dwars ver diend had. Je wist al lang, dat alco hol en snelverkeer elkaar niet ver dragen, maar je dacht, dat jij een uitzondering op de regel was. Dat jij nou net presteerde, wait de anderen niet konden. Vóór het vertrek heb je nog gepraat met een kamerwacht. Als hij str.aks vrijkomt, is hij zijn baan kwijt. Hebben die veertien dagen in Ban kenbosch zin gehad? Het systeem van de open gevangenis lijkt ge slaagd. alleen met de afwikkeling van het systeem weten ze nog niet goed raad. De deskundigen, die je de eerste avond ontmoet, zie je daarna nooit meer. Aan reclassering wordt niks gedaan. Je hebt je voor genomen oim geen borrel meer te drinken, wanneer je nog moet rijden. Maar moet je dat op het conto van Bankenbosch schrijven of is die overwinning de vrucht van de talloze gesprekken, die je gevoerd hebt tot diep in de nacht? Je hebt het steeds herhaald: alcohol bij snelverkeer is hetzelfde als een geladen pistool ge ven aan ie maand die zich niet kan beheersen. Je hebt je horloge weer, je porte feuille. Je eigen broek. Je brieven worden niet langer open gemaakt, je zaagt geen bomen meer om. Met een glimlach herinner je je het vLaggetje, dat bij de directeur aan de wand hangt. „Bacchus heeft meer mensen verdronken dan Neptu- nus", stond erop. Als jë thuiskojmt -is alles voor het feest gereed. Die eerste nacht in je herkregen vrijheid ga je als een Ma- leier naar bed. BACCHUS heeft meer mensen De poort van Bankenbosch II staat altijd uitnodigend open. verdronken dan üentunus

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1968 | | pagina 5