De molen aan de Nieuwstraat
J. C Nieuwenhuis (83) stopt met
Van boerenland tot stadsrand (57)
Van een Jappenkoopman5, die
z n rekening betaald kreeg
mmmêwmïmrnm
I G. J. ESHutj j
collecteren voor
Leger des Heils
spoorbomen
ÉtiRÉ si
Trots torent „onze" aan de Nieuwstraat gelegen windmolen „De
Hoop" uit boven het hem omringende stadsdeel. Het lijkt of zijn reeds
s'.nds lang tot rust gedwongen wieken de toeschouwer de uitdaging
toeroepen: Wie durft het aan ons de boeien af te nemen
Het moet wel een zeer bekwame mulder zijn die deze „hengst" onder
de molens bij een behoorlijke windkracht in toom weet te houden. He
iaas heeft de molenaar, die deze molen pas goed leerde kennen en hem
vol verwachting de naam „De Hoop" gaf, door tragische familie-om
standigheden dit verworven trotse bezit weer moeten prijsgeven. Voor
Almelo een moeilijk te schatten verlies, want wat kan het stadsbeeld
nog meer verlevendigen dan een „draaiende" molen
Aanhang
Molen werd vermatst
Gouden echtpaar
Een nacht in
het cachot
1 door
De Lappenkoopimn
Het spook
MARKTEN
Ds. H. J. Ripliagen
naar Holten
Geslaagd
Mond- en klauwzeer
in Diepenheim
Twents jeugdfestival
Almelo was vroeger
rijk aan molens
Molensteen kostte
100 rijksdaalders
De nieuwe molen
Eerste
stoomkorenmolen
Altijd met grootste
welwillendheid
ontvangen
Uit Den Ham
-
khS
"Ti
NL,v
wm
Onafgebroken
Veel sympathie
ZATERDAG 19 FEBRUARI 19G6
PAGINA 5
AA;. AvvSAHnmAvfA'ti v 'A
De molen „De Hoop" aan de
Nieuwstraat te Almelo, Links op
de hoek de vroegere mulderswo
ning van Steffens, die met de mo-
lenbrand van 1909 deels afbrandde.
Rechts direct naast de molen de
huidige mulderswoning.
VOOR DE
Vroeger werd de aanhang van een
vorst of een volksbeweger afgemeten
naar het aantal juichers dat langs de
weg stond. „Een duizendkoppige me
nigte verdrong zich. Negen rijen dik
achter de hekken" schreven wij dan.
Wie niet in het achterste gelid wens
te te staan, moest er vroeg bij zijn.
Vandaar de plaatjes van in bontjas
sen gewikkelde, op luchtbedden rusten
de wachters die een nacht trotseerden
om maar niets van een schouwspel te
missen. Die waren toen erg gezien.
Die tijd is voorbij. Alleen bij de jaar
lijkse uitverkoop doen zich dergelijke
ouderwetse tonelen nog voor. De moder
ne vorst e.g. volksmenner telt zijn aan
hang niet meer via het aantal rijen
langs de weg, maar zij kijken naar de
gesloten gordijnen in alle wijken van
alle steden.
Dit is niet zo'n vrolijk gezicht. Het
heeft er alle schijn van, of een stad bij
zo'n blijde gebeurtenis als het aanteke
nen van een prinses diep in de rouw
is met al die toe-e vensters. Maar
daarachter, in de schemering van de
kamer, licht het beeldscherm Op en be
kijkt een natie zijn leidende figuren.
Je moet al van het hele toegewijde
soort zijn om, terwijl je bij de kachel
aanwezig kunt zijn in ridderzaal en stad
huis, schouwburg en concertzaal, op de
straat en in stegen, in de kou te gaan
staan blauwbekken voor een tafreel
van één minuut en dan: „Daar staan
we nou zo lang voor".
Want, geweldig doorstaander die ik
ben, xveet ik uit ervaring hoe er een
katterige katerstemming komt na het
enthousiasme van het: „Zie je ze al?",
„Ja, ik hoor de muziek", „Nee, dat
was wat anders, de een of andere hoem
pa geloof ik", „Ja. daar zijn ze, ach
wat ziet ze d'r bééldig uit, nou, voorbij
is het alweer".
Want opeens sta je dan alléén in een
massa die een goed heenkomen zoekt.
Naar een bus of een tram, een fiets of
een parkeerplaats.
Alles loopt door elkaar. De orde van
de rijen is verstoord. En de voorsten
hebben het op een lopen gezet om op
een andere straathoek het paar of de
koets of de optocht nóg es te zien. Maar
U en ik, wij voelen ons op de tenen ge
trapt. We stappen het eerste het beste
café binnen om daar nog een glas op de
afloop te nemen. En daar zit een hele
schare rustige, keurige mensen achter
een kop koffie naar de televisie te kij
ken en je hoort zeggen: „Zo, nou zijn ze
bij de Witte Paal, zie je wel? Nou
gaan ze de Brandrietsweg in..."
En daar heb je dan voor in de rij ge
staan, je tenen laten pletten en, soms,
je zakken laten rollen.
„Volgend keer blijven we rustig
thuis" beloven we elkaar. En daar be
leven we dan onze oranjevreugd, achter
de kachel, met een warm glas voor ons
en we weten het uit heel de diepte van
ons warm meelevend hart: „Die Claus
tal het niet warm hebben, zo zonder
a fic" OPRIJER
vaarvan
gortbe-
leldt hij
tevens
ma-
ooilbe-
nmolen.
s stond
melo dan 3 korenmolens bez
één tevens pelmolen (voor
reiding) voor Ambt-Almelo v
2 windkorenmolens waarvan
pelmolen.
Voorts bevindt zich dan
toenspinnerij en een glanzeri;
nufacturen, beide door stooi
wogen, ook nog een stooml
Dit laatste zal het bedrijf zi
van de fabrikeur Vreeman dat
tussen 't Kollenveld en de B
reet aan de Weezebeek.
Het zal omstreeks de zev iger ja
ren van de vorige eeuw zijn g eest dat
de „Nieuwe molen" werd verpjtst naar
de Zoetensteeg (die later Niei ;traat is
gedoopt). Hier aan de zuid-we Ijde van
de stad waar het toen praktisi nog on
bebouwd was, kon de molen leer on
belemmerd profiteren van fe meest
heersende winden. Zij was tr reeds
eigendom van de familie SteLi.s. bij
genaamd ,,'n Hood" (de hoed)|de deS'
tijds woonde aan de westzijc
molen. Na het vertrek van c
GRAMSBERGEN Het echtpaar G.
J. Kortman-Hakkers te de Schans vierde
zijn gouden huwelijksfeest. Naast de ve
le felicitaties van familie en vrienden
mocht dit vitale paar de gelukwensen
van de burgerlijke en kerkelijke ge
meente in ontvangst nemen.
zijn koopwaar op de tweehoog gelegen
maalzolder te verschijnen.
Toen deze, beladen met zijn zware
mars met veel moeite de steile trappen
was opgeklommen, wachtte hem daar
een minder aangename verrassing.
Nog maar net had hij zijn lappen
kraam wat overzichtelijk op de maal-
kast uitgelegd of er kwam een wolk
van „stoefmèl" op zijn hoofd en de ten
toongestelde manufacturen neerdwarre-
len.
Hein had namelijk met de knechtjes
afgesproken, dat ze zodra ze de koopman
zagen aankomen, op de balken bij de
grote kamraden moesten klimmen om
dan onmiddellijk, nadat het nog niets
vermoedende slachtoffer zijn stoffen had
uitgepakt, met hun grote „schoonmaak"
te beginnen.
•an de
'amilie
lllllllllllliaillMIlilllllllllllllllllllllllllüllllllllllül! I Hlllill II111
Til II' I. I I II: lllllllllllli: 1.11 lllllllliaillllllllfll milium
Steffens is dit pand gesplitstI i twee
woningen, thans bewoond door e za
kenmensen Lichtenberg en Slot.
De eigenlijke mulder Bats ffiffens
was gehuwd met een dochter \n het
erve Ibbenhorst op de Wateregg. Zijn
broer Hein die op latere leeftil een
zonderling werd, was knecht op 2 mo
len.
Einde vorige eeuw mochten c5 mul
ders nog gerekend worden tot en on
dernemerscategorie, die nog wel onaen
„löshöosten".
Dit was ook de „koopleu" dee net 'n
pak leupen" niet onbekend en zo,oende
kregen ze nog wel eens bezoek vn de
ze handelaren.
Dat mulders en kooplieden ech'sr wel
aan elkaar gewaagd waren, daarun ge
tuigt het voorval dat mij door eei ihans
91-jarige Almeloër, die in 180 als
knechtje op de molen werkte, wed ver
teld.
Hein de broer van Bats die no; vrij
gezel was, had zich van zo'n l.ppen-
kopman eens een lap stof voor eei kos
tuum laten aanpraten die echte later
van zeer slechte kwaliteit bleek e zijn.
Toen de koopman een jaar lshr nog
eens weer aan kwam en de vrouv van
Bats hem naar de molen had geduurd,
rijpte bij Hein direct het plan, de koop
man zijn bedrog betaald te zette*
Onder het voorwendsel dat ze hit veel
te druk hadden om beneden te somen,
werd de koopman uitgenodigd mfar met
De aldus gedupeerde koopman was
echter op zijn beurt brutaal genoeg om
het er „niet bij te laten zitten" en toog
naar de marechaussee.
Toen deze twee man sterk op de mo
len verschenen, bleken de „schoonma
kers" echter niet bereid zich zonder
meer te laten pakken. En een klimpartij
in de molen, waarbij men groot gevaar
liep met de gigantische draaiende kam
raderen in aanraking te komen, leek de
marechaussees niet erg aanlokkelijk.
Inmiddels had zich al een groepje
nieuwsgierigen bij de molen verzameld,
die benieuwd waren hoe dit avontuur
voor de jongens zou aflopen.
Toen de beide belhamels, menende dat
het gevaar geweken was, op de omloop
van de molen verschenen, bleek hen,
dat de molen door een aantal mare
chaussees was omsingeld. Ziende dat er
geen ontkomen meer bij was, riepen ze
vanaf de molenstelling tot de verzamelde
menigte: „Adjuus. daor gao we dan",
daalden de trappen af en gaven zich
over,
Na de nacht in het caachot te hebben
doorgebracht, werden ze de volgende
morgen weer vrijgelaten.
De mulder die in die dagen nog een
gewichtig persoon schijnt te zijn ge
weest was zijn knechts komen opeisen,
omdat hij zonder hen niet kon malen.
Het zal omstreeks 1907 zijn geweest,
dat Bats Steffens de molen overdeed aan
een zekere Langenhof. Omdat de familie
Steffens nog in het oorspronkelijke mul
dershuis bleef wonen, heeft de heer Lan
genhof toen aan de Nieuwstraat. ooste
lijk van de molen een blok van twee
woningen laten bouwen. s
Langenhof had de molen nog maar
kort in bezit, toen het er begon te spo
ken. Tijdens donkere avonden zag men
er een witte gedaante op de molenom
loop rondwandelen.
Nu was vroeger toen men nog vast
overtuigd was dat heksen en spoken de
windkracht konden beïnvloeden (van-
VEEMARKT ZWOLLE
AANVOER:
1856 runderen; 941 graskalveren;
2704 nuchtere kalveren; 65 schapen en
lammeren; 29 geiten; 5595 totaal.
PRIJZEN (per stuk):
Neurende en versgekalide koeien
9751375; neurende vaarzen 1050
1275; neurende pinken 760860;
slachtkoeien en vaarzen 10751360,
3.00—3 30; guste koeien 8901060, 3.00
3.30; guste vaarzen 9101070; guste
pinken 700800; fokkalveren 375—515;
nuchtere kalveren voor de mesterij
50—115; nuchtere kalveren voor de
slacht 120—145; geiten 20—50; vette
schapen 90—120; lammeren 70—95;
vette stieren 400430; vette kalveren
300—425, 240—280.
OVERZICHT aanvoer en handel:
gebruiksvee matig, niet prijsh.guste
koeien rustig, niet prijsh.; pinken traag
niet prijsh.; graskalveren traag, met
prijsh.; vette kalveren stug, niet Prl)S-
houdend; nuchtere kalveren slepend,
niet prijsh.; slachtkoeien matig, prijs
houdend.
VEEMARKT LEEUWARDEN
Aanvoer: Gebruiksvee 1098; slachtvee
1100; kalveren (gras- en vette) 2241;
nuchtere- en mestkalveren 2006; schapen
en lammeren 44; bokken en geiten 28,
paarden 141; veulens 5', Totaal 4646.
Prijzen in guldens: inno_
melk- en kalfkoeien (per stuk) 1000—
1250; guste koeien (per stuk) 800925;
pinken (per stuk) 675—700; enterstieren
(per stuk) 675—800; koeien .(per kg
slachtgew.) 1, 2, 3e kwal. 4.10-4.20, 3.90
4.00; worstkoeien (per kg slachtgew.)
3.103.20; stieren (per kg slachtgew.)
4.204.40; graskalveren (per stuk) 3.25
4.25; graskalveren (per kg slachtgew.) 3.90
4.10; vette kalveren (per kg levend
gew.) 2.60—2.80; nuchtere kalveren (per
kg levend gew.) 1.301.40; nuchtere kal-
veren (per stuk) 4050; mestkalveren
(per stuk) 65—100; oude paarden (per
kg slachtgew.) 2.40—2.50; jonge paarden
(per kg slachtgew.) 3.103.25; werk
paarden (per stuk) 1350—1600; veulens
(per stuk) 450—600; bokken en geiten
(per stuk) 30—50; hokken en geiten
(per kg slachtgew.) 190200.
Overzicht: (resp. aanvoer, handel en
priizen): gebruiksvee goed, stug, druk
kend; stieren (enters en oudere) meer,
vlot. flink prijsh.; slachtvee flink, rede
lijk en lager, gewoon; kalveren (gras en
vette) beter, rustig, niet hoger; nuchte
re- en mestkalveren, groot, zeer slecht,
gewoon; slachtpaarden, groter, gewoon,
flink prijsh.; werkpaarden en veulens,
groter, gewoon, flink prijsh.; werkpaar-
iniiiiiiiii«niuBiiiu«iiinii|,ii,i|«iiiIi,||,||,,||,",l|,||,",|||iI
daar ook de benaming windheks voor
een windhoos), een spook op een molen
niets bijzonders.
De heer Langenhof had echter voor
zich met dit bijgeloof reeds afgerekend
en besloot daarom het spook te ontmas
keren. Het bleek iemand te zijn uit de
buurt die zich voor dit „werk" een wit,
laken had omgehangen. Deze persoon
die ten tijde dat Steffens nog mulder
was, veel op de molen verkeerde, had
altijd gehoopt zelf nog eens molenaar
te worden. De bedoeling van zijn spoke
rij zou zijn geweest, de heer Langenhof
zover te krijgen, dat hij weer afstand
zou doen van de molen.
In het volgende artikel het slot van
deze molengeschiedenis.
HOLTEN Ds. H. J. Riphagen, geref.
predikant te Barendrecht is, voornemens
met emeritaat te gaan. Hij heeft zich
bereid in de geref. kerk te Holten hulp
diensten te komen verrichten.
Ds. Riphagen werd 21 juni 1901 te
A'dam geboretn. Hij was eerst werkzaam
in de gemeentelijke administratie. Na
staatsexamen te hebben gedaan studeer
de hij enkele rechten aan de V.U. om
vervolgens theologie te gaan studeren
te Kampen. In 1933 deed hij zijn kan
didaatsexamen en 25 febr. 1934 be
vestigde ds. J. R. Goris, em. predikant
te Apeldoorn, hem te Schoonebeek in
zijn ambt. Ds. Riphagen diende de ker
ken van Deventer, Harderwijk en Be-
dum om zich 25 april 1949 aan zijn tegen
woordige gemeente te verbinden waar
ds. P. H. Pellicaan uit Australië, oen
eveneens predikant in Barendrecht, hem
bevestigde.
ALMELO Voor het diploma ma-
chineschrijven afgenomen door de Fe
deratie „Groots" slaagden de leerlingen
van de Middelbare Handelsavondschool
te Almelo: R. van Limbeek, Vroomsh.;
R. Oude Wolbers, A.-Delden; A. Haar
huis, Geesteren; J. Denissen, R. Klaver,
M. Loo. G. ten Wolthuis en F. Egberink
te Almelo.
Leerlingen van de openbare ulo-school:
E. Poelakker, T. Bolk. V. v. d. Vegte te
Almelo.
ENSCHEDE Aan de Katholieke So
ciale Academie te Enschede slaagde:
mej. Ch. A. G. Blankenborg, Emmen;
mej. M. G. Breteler, Arnhem; mej. M. J.
ter rBugge, Eibergen; H. L. A. M. ter
Ellen, Oldenzaal; N. L. Hoebe, Enschede;
J. C. M. Huhers, Almelo; mej. M. H.
Kemerink. Tubbergen; mej. M. J. F.
Koster. Zwolle; J. A. Tuinder, Ter Apel;
H. C. G. Vorstenboscih, Raalte; mej. G.
M. Witteveen, Groningen.
DIEPENHEIM In de gemeente Die
penheim heeft zich gistermiddag op
nieuw een geval van mond- en klauw
zeer onder varkens geopenbaard. De ge
hele varkensstapel van de veehouder, 25
stuks, is afgevoerd om te worden afge
maakt. Dit is sedert het begin van dit
jaar het zesde geval van mond- en
klauwzeer in Diepenheim.
ENSCHEDE Vrijdag 22 april wordt
in de Twentse Schouwburg een festival
voor de werkende jeugd van Twente ge
organiseerd. Hieraan kunnen jongeren
van 15 tot 20 jaar deelnemen. De orga
nisatoren, die in nauw contact staan met
diverse vormings-instituten, vragen de
werkgevers aan hun jeugdig personeel
een halve vrije dag te schenken. De an
dere helft zullen de deelnemers aan het
festival zelf moeten opnemen.
Vorig jaar was een driedaagse festi
val gepland, dat toen is mislukt door
een te korte wervingsperiode.
Op het programma staan: een film
programma, een diner, optreden van het
Twents Jongerenkoor, voordracht Otto
Sterman en toneel door „Theater".
Er hebben gedurende een tijdsbestek
van ruim vier eeuwen in Stad en Land
gericht van Almelo reeds verscheidene
windmolens gedraaid ten behoeve van
de graanmaalderij en het gortpelbedrijf.
Helaas is het verschijnen en verdwijnen
van de meeste dezer niet meer na te
gaan. Uit een acte van april 1521, waar
bij het gaat om een „uitgang van 25
mud mout uit de wind- en watermolens
te Almelo", blijkt dat er toen behalve
de watermolens (die er ontegenzeggelijk
eerder geweest zullen zijn) ook al wind
molens in bedrijf waren. Waar of deze
toen stonden kunnen we slechts gissen.
De windmolen die nog tot ongeveer
midden vorige eeuw moet hebben ge
staan op een belt aan de Weezebeek. ca.
75 meter oostelijk van de brug in de
Windmolenbroeksweg, is zeker wel één
van de oudste geweest, want dit was
nog een „stenderkaste".
Als op 22 februari van het jaar 1645
de Heer van Almelo, Zeiger van Rechte-
ren met de vier bui-gemeesters verga
dert over de „keur", komt ook een ver
zoek van de burgerij aan de orde waar
in deze klaagt, dat zij „met eenen v/int-
molen ter nootdruft niet geryft kan wor
den". weshalve zij aan de heer van Al
melo verzoekt „tot geryf van de ingese-
tenen nog een molen te laten setten of
te timmeren".
Aangezien dit echter een behoorlijke
som geld zal gaan kosten, zal de richter
van Almelo de gemeente „voordragen"
dat de Heer van Almelo hiertoe wel ge
negen is „mits de ingesetenen daarvoor
een behoorlijke erkentenisse doen sul
len". De burgerij „accordeert" daarop
met de Heer van Almelo dat ze 100
rijksdaalders zal bijdragen „tot eenen
molensteen".
Een kaart van 1803 vermeldt ter hoog
te van het huidige Molenkampspark:
„Den Ouden Koornmolen", terwijl dan
noordwestelijk van de Ootmarsumse-
straat, ter hoogte van het zgn. „Kam
pereiland" de „Nieuwe molen" wordt
aangeduid.
Het was in het omwentelingsjaar 1795
dat. deels met geld, saamgebracht door
de burgerij, deze „Nieuwe molen" werd
gebouwd.
Voordien behoorde het recht van wa
ter en wind, d.w.z. het recht een water-
of windmolen te bouwen en te exploite
ren uitsluitend tot de privilegiën van
Huize Almelo.
Deze „Nieuwe molen" (die meteen een
nieuwe tijd inluidde) was oorspronkelijk
bescheiden van opzet In 1857 is deze
„achtkanter" die zo ongeveer op de grens
van Ooster- en Westeres stond, bijna ge
heel vernieuwd of althans op een veel
ruimere en waarschijnlijk ook hogere
onderbouw geplaatst.
Dit laatste zal zeker noodzakelijk zijn
geworden door de zich uitbreidende be
bouwing om deze in 1830 nog geheel
vrijstaande molen.
Van dar Aa's Aardrijkskundig Woor
denboek van 1855 vermeldt dat Stad Al-
(Van één onzer redacteuren)
RIJSSEN De heer J. C. Nieuwenhuis houdt er mee op. Dat is
gauw gezegd. Die woorden zetten een streep onder een loopbaan van
liefde en opoffering. Vijfenvijftig jaar lang heeft hij jaarlijks drie keer
in Rijssen gecollecteerd voor zijn geliefd Leger des Heils. Dan valt
zo'n besluit zwaar. Dat hoeft hij niet te zeggen. Dat begrijp je. Het
moest. Hij is bijna 83 jaar. Op die leeftijd wil het lichaam niet meer zo.
Daarom heeft de heer Nieuwenhuis, in Rijssen en ver daarbuiten al
gemeen geacht en geliefd, zijn besluit genomen.
periode maakte hij kennis met het Le
ger des Heils. Eerst spaarzaam, later
met een hartstochtelijke bezieling.
Zijn ware roeping werd hij plotse
ling gewaar tijdens een prediking van
William Booth, de grondlegger van het
Leger des Heils, in het Amsterdamse
Paleis voor Volksvlijt.
Zijn bezieling wordt levend in korte
zakelijke gegevens: hij doorloopt de
kweekschool van het Leger des Heils in
de Amsterdamse wijk Watergraafsmeer.
Verlaat zijn betrekking in een Haar
lemse boekhandel om een loopbaan als
Heilsofficier te beginnen. Hij wordt ge
plaatst op het hoofdkwartier van het Le
ger des Heils aan de Prins Hendrikkade
in Amsterdam, op het redactiedeparte
ment van de Strijdkreet en andere Le-
gerperiodieken.
Dan volgt Rijssen. Het is 1914. Zijn
vader kan in de Wierdensestraat een
boekhandel overnemen. Na familiebe-
raad wordt besloten dat de dochter, zus
ter van de heer Nieuwenhuis, de zaak
zal gaan drijven. Ze moet opgeleid wor
den. De heer Nieuwenhuis krijgt een
half jaar werkverlof om zijn zuster in
te werken. Een half jaar onbetaald ver
lof maar met behoud van rang.
Hij is inmiddels opgeklommen tot ka
pitein.
Het wordt drie jaar na vele verlen
gingen. Dan gaat het niet langer. Hij
moet beslissen: of terugkeren of ontslag
nemen. Een moeilijke beslissing. Hij kan
zijn zuster en zijn bejaarde vader niet
alleen laten in de zaak. Hij besluit ont
slag te nemen.
Éen jaar later benoemt het Leger des
Heils hem tot Envoy, dat is een rang, die
hem officiersbevoegdheid geeft, maar
zonder salaris.
Hij glimlacht blijmoedig. Door zijn
sterke bril zien zijn zachtgrijze ogen
dankbaar uit over het sneeuwlandschap,
dat tot aan de gesuikerde dennetjes reikt.
Een landschap als een schilderij. Ook
dat is voorbij. Woensdag is de hoogbe
jaarde Heilsofficier van de Enterstraat
verhuisd naar het nieuwe bejaardencen
trum „Eltheto". „Daar hoop ik tot het
einde van mijn levensreis (mijn vader is
92 geworden) te trachten in Gods spoor
te blijven en mijn leven in zijn dienst
te stellen tot zegen van anderen".
Van daaruit zal hij, zolang zijn gezond
heid het toelaat, zondags, als het kan
twee keer, de samenkomsten van het
Leger des Heils in Nijverdal blijven be
zoeken en er een inleidend woord spre
ken.
Wie is de heer J. C. Nieuwenhuis?
Een overbodige vraag eigenlijk. Heel
Rijssen kent hem en ook ver daarbui
ten, tot in Ommen toe. Men weet dat
hij secretaris is van het Leger des Heils
in Nijverdal, dat hij wekelijks nog steeds
een keer in Nijverdal de administratie
bijhoudt. Men weet ook, dat hij samen
komsten heeft geleid in Nijverdal, Al
melo, Hengelo, Enschede. Zutphen, De
venter, Apeldoorn.
Men weet, dat hij op ziekenbezoek
ging en menig zieke een hart onder de
riem heeft gestoken met zijn opwekken
de en bezinnende woorden. En men weet
dat hij driemaal per jaar aan de deur
kwam om een bijdrage te vragen voor
het werk van het Leger: oogstcollecte,
zendingscollecte, kerstcollecte.
De heer Nieuwenhuis is in Den Ham
geboren. Zijn vader was hier onderwij
zer. Een groot stuk van zijn jeugd ligt
in het westen. Hij noemt in de loop
van zijn verhaal Delft, Haarlem, Am
sterdam, waar hij bediende was in ver
schillende boekhandels. Hij kreeg een
kerkelijke opvoeding, maar voelde enke
le jaren, zo vanaf zijn zestiende, het ge
mis van een eigen overtuiging. In die
CV,-,
Vanaf die benoeming is er veel te ver
tellen. maar het is ook samen te vatten
in één zin. „Sinsdien heeft de heer Nieu
wenhuis als Rijssenaar het Leger des
Heils in Nijverdal onafgebroken trouw
gediend.
Zijn rang verplichtte hem twee of drie-
maai per maand een dienst te leiden
in een van de korpsen in het oosten.
En dan waren er de collectes, waar
door hij heel veel vriendelijke mensen
heeft leren kennen. „Ik heb nooit moei
lijkheden gehad met collectes. Men heeft
mij altijd met de grootste welwillendheid
ontvangen".
„Ach ja, in het begin werd er wel eens
tegen me gezegd: Zeker te lui om te
werken. Maar dat is 30-35 jaar geleden.
Dat hoor je nu niet meer.
Wel", hij glimlacht mild en begrijpend,
„wel ben ik een keer in Holten de deur
uit gezet. Ze grepen me in m'n kraag
en duwden me naar huiten. Ik was toen
achter in de zeventig"
Geen spoor van verwijt. Integendeel,
de bejaarde heer Nieuwenhuis is ver
heugd en dankbaar dat zoveel honder
den mensen met liefde geven. Iedere
keer weer.
„Hoeveel heb ik de vorige keer gege
ven? Zoveel?" Hij antwoordde dan „Daar
bent u niet aan gebonden" en ze zoch
ten in hun portemonnee en gaven weer,
zoals vele keren eerder.
„De opbrengsten van Rijssen alleen
lagen wel rond de 600." en hij voegt
er zonder zelfbeklag aan toe: „Ik had
een lange lijst met eigen adressen, maar
nu kan ik die afstanden niet meer lopen"
Nogmaals, hij is een blijmoedig mens.
„Ik heb de sympathie van de hele
bevolking", zegt hij gelukkig en om te
schetsen hoe men tegenover hem stond
en staat draait hij de klok vijftig jaar
terug. Hij zocht contact op de ionge-
lingsvereniging, eerst om zich wat te
oriënteren, later als vaste bezoeker.
Dat is zover gegaan dat hij na het
aftreden van de leider werd gekozen tot
voorzitter.
„Moet u eens nagaan, een heilsoldaat
voorzitter van de jongelingsvereniging
op gereformeerde grondslag. En met al
gemene stemmen gekozen. Naast mijn
andere werk heb ik dat verscheidene
jaren gedaan".
Later, veel later, is de waardering
voor dat eenzame werk gekomen. Tien
juni 1963 staat met gouden letters in
zijn geheugen gegrift.
Volkomen onverwacht kreeg hij die
dag van de burgemeester de eremedail
le in goud in de orde van Oranje-Nas-
sau opgespeld. Want er waren drie ju
bilea op elkaar gestapeld: 55 jaar heil
soldaat, 45 jaar Envoy en 25 jaar korps-
secretaris. „Het heeft Hare Majesteit
behaagd.
Het was hem te veel onverdiende
eer. Nu is het een diepgelukkige herin
nering voor hem, want in deze medail
le, in de warme hulde, in de mooie
woorden en de vriendelijke artikelen in
de kranten, in dat alles werd het werk
van het Leger des Heils geëerd. Daar
komt het bij de heer Nieuwenhuis op
aan.