Verteller van geziene
en gedroomde steden
mmsmm
leert hygiëne aan militairen
Strijd tegen een soms machtiger
vijand dan een agressor
Ook Australië in de
ban van het aardgas
-
SM'
Zeventig jaar
zoeken werd
beloond
«■MM»-
Cijfer:
Rooster
Nog meer
Herkenning en fantasie
s
Roem te laat
-
Fotograaf
Lichtpunt
KASPAR KARSEN
[1810-1896
TTet is alweer enige maanden gele-
den. dat het Deventer gemeente
lijk sehilderijenbezit werd verrijkt
met een werk van klasse uit de
negentiende eeuw: een mooi en gaat
gezicht op de Deventer Bergkerk,
van de hand van Kaspar Harsen, die
leefde van 1810 tot 1896.
Literatuur en documentatie over
onze schilders uit het midden der
negentiende eeuw zijn nog altijd
schaars en op de vraag: wie was
Kaspar Harsen? komt het meestal
niet veel verder dan: een romantisch
stadsgezichtenschilder. Waarmee dan
alles gezegd wil zijn. Wat men er
bij denkt ligt doorgaans zo in het
vlak van: nu weer Harsen, we heb
ben al Springer, geduldige peuteraars
waren die romantici, ze maakten
soms wel aardige dingen, maar 't is
toch allemaal zo'n beetje hetzelfde...
en ga zo maar voort.
Speuren we echter wat verder, dan
komt er in dit geval toch meer naar
voren, dat het weten waard is.
Kaspar Karsen, die zijn hele lange
leven in Amsterdam heeft gewoond
en gewerkt, begon als leerling van
zijn oom, de stadsgezichtenschilder
G. P. Westenberg (1791-1873). In 1837
maakte hij een reis door Duitsland
langs Rijn en Donau naar Wenen, die
dusdanige onuitwisbare indrukken bij
hem heeft achtergelaten, dat een
groot deel van zijn latere oeuvre er
door is bepaald geworden.
Rijk was de oogst aan gezichten op
oude Duitse riviersteden, zoals Frank
fort aan de Main, die hij in zijn
schetsboeken mee naar huis bracht.
In zijn schilderijen vinden we deze
motieven steeds weer terug. Het zijn
juist deze wijde ruimtesuggesties van
steden aan het water, met bruggen,
pleinen en kerken, onder grote, over
huivende hemelkoepels, breed van
opvatting en architectonisch fijn en
zuiver van bouw, die thans de roem
van zijn oeuvre uitmaken, dat als
zodanig bijzonder gezocht is.
Om de topografische juistheid be
kommert Karsen zich soms wel,
maar meestal niet. Naast op het
eerste gezicht herkenbare stadsge
zichten, zoals het nu door Deventer
-verworven gezicht op de Bergkerk,
zijn het doorgaans architectonische
fantasieën op een soms nog maar
nauwelijks herkenbaar hoofdthema,
die we bij Karsen aantreffen.
Als voorbeeld daarvan beelden we
hierbij een fraai stadsgezicht aan een
rivier met kathedraal af, dat thans
te zien is bij kunsthandel Pieter A.
Scheen te Den Haag.
Het doet denken aan een stad als
Hoei aan de Maas in België, maar
het hier afgebeelde kerkgebouw is
niet de kathedraal van Hoei. Karsen's
kerkfantasie geeft reminiscenties aan
de kerk van St. Mary Redcliffe te
Bristol, terwijl de toren met zijn
karakteristieke achtkante bovenbouw
en eigenaardige, lage spits, vrijwel
identiek is met... de toren van de
Ned. Herv. kerk van het Betuwse
Eist!
Ook de echt-Hollandse trapgevel
rechts is een vreemd element in dit
geheel.
Dergelijke schilderlijke vrijheden
zijn en waren echter niets ongewoons.
Zo is er we noemen slechts één
voorbeeld in de Alte Pinakothek te
München een uit 1643 daterend werk
van Van Goyen, waarop we zeer ge
trouw de Hooglandse Kerk te Leiden
afgebeeld vinden, die door de schil
der echter verplaatst is naar de wijde
oeverbocht van een traag stromende
rivier in een heuvelachtig terrein, dat
sterk doet denken aan de Veluwe-
zoom ter hoogte van Rhenen.
Een iets afwijkende versie fgeda
teerd 1853) van Karsen's hierbij af
gebeelde stad aan een rivier uit de
collectie-Scheen is aanwezig in Tey-
lers Museum te Haarlem. Blank en
blond is de lucht boven deze oude
steden aan stille wateren en fijn is
het coloriet der zachte, bestorven
kleuren.
Helaas is voor Karsen de roem te
laat gekomen. Hoewel hij al vroeg
een goede naam had. is. vreemd ge
noeg en anders dan bii zijn collega's,
de waardering voor zijn werk tijdens
zijn leven uitgebleven. Naar de oor
zaken kunnen we slechts gissen.
Van zijn Amsterdamse collega
Springer weten we, dat die meestal
tot over zijn oren in het bestelde
werk zat en vaak zijn clientèle niet
direct kon helpen.
Springer gaf bij voorkeur het ge
zellige, besloten aspect van een stads
beeld weer, Karsen echter het weid
se, groot geziene. Het eerste zal
meer naar de smaak van het publiek
zijn geweest dan het laatste.
Iets dergelijks zien we bij de neven
Jan (1822-1880) en J. H. Weissen-
bruch (1824-1903). Tussen 1850 en
1880 stelden de tijdgenoten de zon
nige, klein-geziene stadsgezichten van
Jan Weissenbruch hoger dan het
werk van Jan Hendrik, wiens vïsie,
evenals die van Karsen, weidser was.
v»Zelfs invloedrijke .relaties als: de
Amsterdamse fabrikant Paul van
VHssingeh (1797-1876)- 'en dr. S. Sar-
phati, de bekende geneesheer en pro
motor van diverse projecten, die het
ingedutte Amsterdam van rond 1850
uit een zekere lethargie moesten hel
pen, zijn blijkbaar niet bij machte
geweest voor Karsen's oeuvre erken
ning te wekken.
Door zijn drie huwelijken, waaruit
hem tien kinderen werden geboren,
is Karsen steeds meer in materiële
zorgen geraakt. Hij was een fijnge
voelige, introverte natuur, een type
als Matthijs Maris, en toen succes
en erkenning uitbleven werd hij een
verbitterd man. Zijn onbuigzaam en
hoekig karakter bracht mee, dat hij
niet met mensen kon omgaan.
Het ging hem zo slecht, dat hij
rond 1870 naast schilder ook nog
fotograaf werd. Maar noch het schil
deren, noch de fotografie, brachten
genoeg op om het gezin uit de fat
soenlijke armoede te halen. Het foto
atelier verliep dan ook spoedig.
Het werd sorbs" zb penibel, dat zijn
.vrouw er met een schilderij op uit,
trok, om te trachten bij een kunst-
koï>eh wat geld los te krijgen. Zij
had er meer slag van dan Karsen
zelf en kwam soms met een paar
tientjes thuis, waarmee het gezin dan
weer even uit de nood was.
Wonderlijk is het te bedenken, dat
het merendeel van deze gave, weidse
en evenwichtig opgebouwde werken
door de innerlijk gewonde kunstenaar
is gemaakt in een toestand van uiter
ste benardheid. Met deze wetenschap
gaan we zijn werk met een ander oog
bezien dan dat van zijn gearriveerde
en gedecoreerde collega's uit die tijd.
Aan het eind van zijn leven komt
er, hoewel laat, nog even een licht
punt. Het is de zoon Henri, die het
zijn ouders mogelijk maakt, nog eens
de onvergetelijke droomreis langs de
Rijn en Donau tot Wenen te maken.
Een andere zoon, Jan Eduard (1860-
1941), die eveneens schilder was
we rekenen hem tot de z.g. Amster
damse impressionisten gaat als
begeleider mee.
Waarschijnlijk is het allemaal wat
te veel geweest voor de 86-jarige
kunjStenaar: op de terugreis werd hij
ziek en overleed op 24 juli 1896 in
het Duitse Rijnstadje Bieberich. waar
hi,j ook begraven ligt.
Karsen was een groot en vóór alles
een waarachtig kunstenaar. Wat hij
ons in zijn beste werken geeft, is de
synthese van een gezien en een ge
droomd stadsbeeld, in een rijpe, vol
dragen vorm, ver uitstijgend boven
,.het portret van een stadsgezicht",
dat we van zijn collega's kennen.
In dit ,.au dela", dit ,,er boven
uit", gaf Karsen ons tevens de ro
mantiek in haar edelste conceptie.
H. C. DE BRUIJN JR.
NEERIJNEN:
(Van één onzer redacteuren)
De kreet: ,,Ik ga naar Neerijnen"
zal de niet-ingewijde niets zeggen;
voor de militair laat het aan dui
delijkheid niets te wensen over. Het:
„ik ga naar Neerijnen" komt er op
neer; dat men in dit vriendelijke
plaatsje in het hartje van de Be
tuwe een cursus gaat volgen in
hygiëne en preventieve geneeskunde.
Deze lessen worden gegeven in de
Dr. Johan Basting kazerne, maar
véél bekender is de naam Militaire
School voor Hygiëne en Preventieve
geneeskunde (MSHPG).
In de afgelopen tien jaar hebben
50 000 Nederlandse militairen be
roeps, zowel als dienstplichtig
een cursus in Neerijnen gevolgd.
Van bijna geen andere ervaring in
het leger hebben zij ook in de bur
germaatschappij zoveel profijt, als
van hetgeen zij in Neerijnen opsta
ken. Want gezondheidszorg, insecten-
bestrijding, afvalverwijdering en de
gehele hygiëne blijven precies het
zelfde, of men er in uniform mee
to maken krijgt of in een kostuum.
Het is daarom jammer, dat het
onlangs fraai uitgebreide complex in
de Betuwe niet meer zo'n stroom
cursisten te verwerken krijgt, als
kort g;eleden nog het geval was. Be
zuinigingsmaatregelen van de leger
leiding zijn daar debet aan.
Commandant van de school is de
luitenant-kolonel-dierenarts A. J.
Braak de door de koningin laatst
benoemde paardenarts van de Ne
derlandse krijgsmacht. In zijn bureau
hangt een enorme statistiek, een
overtuigend bewijs van de belang
stelling voor de school. Behalve dit
heeft de overste Braak maar wei
nig argumenten nodig om deskundi
ge en leek van het belang van Nee-
rijnen te overtuigen.
Zeventigduizend Engelsen landden
in 1805 op Walcherens kusten; 35 000
van hen werden door de „Zeeuwse
koortsen" buiten gevecht gesteld in
plaats van door de vijand; 10 000
van hen stierven zelfs aan deze
ziekte. De Krim is een ander spre
kend voorbeeld. Zeventienduizend
Fransen sneuvelden er aan vlek-
typhus, een ziekte door luizen ver
spreid. Actueler zijn cijfers uit de
laatste wereldoorlog. Van de 100 000
geallieerde militairen die in begin
van de jaren veertig in Italiaans
Oost-Afrika streden, belandden er
75 000 in hospitalen. Onder hen wa
ren 834(!) oorlogsgewonden. De rest
was ziek; ze leden aan infectie
ziekten die door een betere hygiëne
hadden kunnen worden voorkomen.
Birma heeft een beruchte naam van
wege de hoge sterftecijfers. De ma
laria was wreder dan de Japanners
konden zijn. Na het invoeren van
een strenge „malaria-discipline"
daalde het aantal zieken en doden
ogenblikkelijk.
Al die cijfers bewijzen de alge
meen bekende stelling: „Een leger
verliest vooral in tijd van oorlog
méér mannen door ziekten, dan
door de vijand".
Om dat te voorkomen en te
vens om ook in vredestijd de
hygiëne op een hoger plan te plaat
sen is Neerijnen in 1946 opge
richt. Het enige doel: de Nederland
se militair en dan voornamelijk
het verantwoordelijk kader méér
begrip van de hygiëne en de pre
ventieve geneeskunde bij te brengen.
Dat gebeurt in cursussen voor gro
te groepen. Het zijn troepenofficie
ren en -onderofficieren; het zijn al
len leden van de geneeskundige
troepen en verder mensen, die uit
hoofde van hun functie niet genoeg
van hygiëne kunnen weten als koks,
menagemeesters, leden van de In
tendance. Er komen mensen van
KMA; 5000 artsen volgden een spe
ciale cursus en er kwamen alle ad-
spirant-reserve-officieren. Juist deze
laatste groep echter heeft sinds zeer
kort de opdracht gekregen Neerijnen
niet meer in het lesprogramma op
te nemen.
De school heeft een capaciteit
van 200 cursisten per week: slapen,
eten en lesgeven, alles inbegrepen.
Sinds de nieuwe maatregel wordt
dat tot voor kort normale aantal
slechts bij uitzondering bereikt. In
de kazernegebouwen huist de kamp
staf, is het aanschouwelijke museum
(modellenkamer) ingericht, bevin
den zich een bibliotheek, het labo
ratorium, administratielokalen, de
messes en eetzalen en de slaaploka
len. Nieuw is een lesgebouw met
ultra-moderne filmzaal en een
prachtige recreatiezaal, die tevens
dienst doet als kantine. De overige
ruimte van de kazerne wordt in be
slag genomen door het modellenveld.
zelfs een tennisbaan en een eiger
waterzuiveringsinstallatie.
Het lesrooster is bijzonder veel
omvattend. Om een greep te doen:
alle facetten van de hygiëne, rat
ten- en insectenverdelging en -be
strijding, keukenhygiëne en het juist
afvoeren van afval, alle mogelijke
infectieziekten, gezondheidszorg in
kazernes en te velde, watervoorzie
ning en zonodig waterzuivering,
mondhygiëne en het bestrijden van
dierlijke Ziakten-overbrengers. Het
zijn slechts enkele onderwerpen die
er grondig worden behandeld door
een staf bestaande uit artsen en er
varen instructeurs van de Genees
kundige Troepen.
De laatste tijd is op Neerijnen
bijzondere aandacht besteed aan het
roken met alle gevaren die er aan
verbonden zijn en de mond-op-mond-
beademing; een methode van kunst
matige ademhaling die op Neerij
nen gepropageerd is en vandaar een
„veroveringstocht" door het gehele
land heeft gemaakt.
Niet voor niets zijn alle Nieuw-
Guinea- en Suriname-gangers via
Neerijnen gegaan. Het is achteraf
natuurlijk niet te bewijzen, maar dat
die cursussen doorslaggevend zijn
geweest en het bijzonder lage ziek
tebeeld bepaalden, is zo goed als
zeker. Dat ook de B.B. en het Rode
Kruis dankbaar profijt trekken van
de gespecialiseerde kennis van Nee-
rijnen, bewijst ons inziens genoeg.
Het is daarom jammer dat de vele
adspirant-reserve-officieren Neerij
nen voortaan links zullen (moeten)
laten liggen. Juist deze jonge,
dienstplichtige officieren zouden hun
kennis in de troep goed in praktijk
kunnen brengen.
De staf in Neerijnen is vastbeslo
ten aan de mensen die blijven ko
men, zoveel mogelijk kennis en we
tenschap mee te geven.
Achter het fiere rood-wit-blauw,
wapperend, hoog boven de kazerne
gebouwen, schemert het Rode Kruis.
In deze landelijke omgeving worden
groepen mensen klaar gemaakt om
in vrede èn oorlog te strijden tegen
som. machtiger vijanden dan de
agressor.
(Van een medewerker)
MELBOURNE. Australië is
goed op weg een belangrijke pro
ducent van olie en aardgas te
worden. Zeventig jaar lang waren
alle proefboringen op niets uitge
lopen en een bedrag van 120 mil
joen Australische ponden was
daarbij verloren gegaan. Onlangs
echter heeft Vrouwe Fortuna ge
glimlacht. Nu is er bijna elke
maand nieuws over het een of
andere veelbelovende succes.
Het belangrijkste bericht kwam
in maart toen op het olieveld
van Moonie in het zuidelijke deel
van de staat Queensland de nor
male produktie officieel begon.
Langs een leiding van 320 km
begon ruwe olie naar Brisbane te
vloeien. Het was een fraai resul
taat voor de Union-Kren-A.O.G.-
groep, die slechts twee jaar ge
leden te Moonie olie had aange
boord.
Momenteel stroomt te Moonie
nog maar nauwelijks 6000 bar
rels per dag in de pijpleiding en
Union, de met de exploitatie be
laste maatschappij van de groep,
kijkt dan ook naarstig uit naar
méér olie. Alles wijst er op, dat
zij thans resultaat heeft gehad.
In het gebied van Alton, 90
km ten zuidwesten van Moonie,
zijn vier proefboringen verricht,
die alle olie hebben opgeleverd.
De gegevens moeten nog nader
worden onderzocht, maar als het
reservoir aan de verwachtingen
beantwoordt, zal het vrij gemak
kelijk en goedkoop zijn, de nieu
we winplaats aan de leiding van
Moonie naar Brisbane te koppe
len en met de exploitatie te be
ginnen.
Het ziet er naar uit, dat Bris
bane binnenkort niet alleen extra
olie krijgt, doch ook aardgas. Te
Roma, niet ver van Moonie, heb
ben aardgasbronnen al sedert
1961 energie voor het opwekken
van elektriciteit geleverd. Nu
heeft de Associated-groep, die de
bron exploiteert, gedetailleerde
plannen ontworpen om een pijp
leiding van ruim 400 km naar
Brisbane aan te leggen, waarme
de naar schatting een bedrag van
zeven miljoen pond zou zijn ge
moeid.
In Queensland is evenwel vol
op goedkope steenkool beschik
baar om gas te maken. Er wordt
dan ook nog steeds onderhandeld
over de vraag, hoe het aardgas
op de markt kan worden ge
bracht. Om een oogje in het
zeil te houden heeft de regering
van de staat een Canadese des
kundige aangetrokken, die haar
inzake het energiebeleid van ad
vies zal dienen.
De gezaghebbende Petroleum
Press Service heeft onlangs een
uitvoerige beschouwing aan de
ontwikkeling in Australië ge
wijd. Daaruit mag worden gecon
cludeerd, dat de vooruitzichten
van het aardgas zelfs nog gro
ter zijn dan die van de olie. Kort
geleden zijn namelijk vier poten
tieel belangrijke ontdekkingen ge
daan; zij zouden de reservoirs
van Roma wel eens in aanzienlij
ke mate kunnen aanvullen. Op
nieuw was het geluk aan de zij
de van Queensland. Ongeveer 450
km ten westen van Roma heeft
de maatschappij Philips en Sun-
ray een veelbelovende gasbron
gevonden, die, naar verluidt, het
spoor zou kunnen wijzen naar het
grootste aardgasreservoir in Au
stralië.
De andere reservoirs zijn ver
spreid over Zuid-Australië, het
Noordelijke Territorium en West-
Australië. Slechts het reservoir
dat de maatschappij Delhi-Santos
te Gidgealpa in Zuid-Australë
aanboorde, ligt gunstig. Het be
vindt zich in het noordelijke deel
van de staat, ongeveer 800 km
van Adelaide. Reeds worden be
sprekingen gevoerd over de mo
gelijkheid, een pijpleiding naar
die stad aan te leggen.
In het Noordelijke Territorium
is aardolie aangeboord te Meree-
nie, bijna 200 km ten zuidwesten
van Alice Springs en wel door de
maatschappij Magellan Petro
leum. De directeur van deze on
derneming heeft de gasbron ge
kenschetst als „aanzienlijk",
maar als gevolg van de plaatse
lijke omstandigheden is het daar
erg moeilijk boren en het zal niet
zo simpel zijn het gas op de
markt te brengen.
Dit laatste zou ook nog wel
eens een heel probleem kunnen
worden voor W.A.P.E.T., in welke
maatschappij Shell en andere
grote ondernemingen zijn geïn
teresseerd. Zij heeft aardgas aan
geboord op het eiland Barrow
voor de noordkust van West-Au-
stralië, circa 1500 km van Perth.
Hoe moeilijk de exploitatie mo
ge zijn, alle maatschappijen zijn
enthousiast dat zo talrijke vond
sten zijn gedaan in de diverse de
len van het land.