800 miljoen mensen moeten
gedwongen van groenvoer
leven
MENS-DIER-ZIEKTEN worden
intensief onderzocht
Bronchi Eet ten
DIERENLIEFDE KAN GEVAARLIIK ZIJN
Nieuwe orgel Westerkerk wordt zaterdag ingespeeld
SPAREN GEEFT RUST
Een spannende nacht
Yegetariër tegen wil en dank
Vrijdag 31 januari 1964
WEEKBLAD VOOR RIJSSEN
Pagina 3
rw-':
RIJSSEN buiten de wallen
De hervormde gemeente alhier mag zich
verheugen over het bezit van een nieuw orgel
in de Westerkerk, dat dezer dagen is afge
bouwd.
Reeds geruime tijd bestond de behoefte aan
een goed instrument voor de begeleiding van
de gemeente in deze kerk. Toen de kerk in
1931 gebouwd werd, is men er helaas niet
toe overgegaan tegelijk met de nieuwe kerk
ook een degelijk orgel aan te schaffen. Men
vond blijkbaar toen de prijs te hoog en stelde
zich tevreden met een elektrisch orgel.
Al niet lange tijd daarna bleek dit niet de
juiste oplossing te zijn geweest, gezien de ve
le mankementen, die er spoedig voor de dag
kwamen. En wat de inhoud van het orgel be
treft, het was meer een concert (bioscoop-or
gel dan een echt kerkorgel. Verplaatsing van
de speeltafel van beneden naar boven, om
contact tussen organist en orgel beter tot zijn
recht te laten komen, bracht ook al niet veel
verbetering.
Het is dan ook een verstandig besluit ge
weest van de kerkvoogdij in 1960 om over te
gaan tot de bouw van een nieuw orgel. Daar
toe werd contact opgenomen met de orgel
bouwer Koppejan en Zn te Ederveen, die ook
het orgel in de Schildkerk in 1950 gerestau
reerd heeft tot grote tevredenheid van de kerk
voogdij. Als adviseur werd in de hand geno
men de bekende Haagse organist Feike As-
Directeuren van spaarbanken zijn van be-
roepswege nieuwsgierig en discreet - twee
eigenschappen, die elkaar eigenlijk tegenspre
ken.
Discreet moeten zij zijn, omdat het hen niets
aangaat waarom en waarvoor hun cliënten
sparen. Zij zouden het echter wel heel graag
willen weten, opdat zij hun propaganda daar
op kunnen instellen. Omdat zij echter geen
discrete vragen kunnen stellen en ook niet
bekend kunnen maken hoeveel een spaarder
spaart, blijft hen niets anders over dan gemid
delden te berekenen en daaruit hun con
clusies te trekken. Daarom heeft het Ver
bond van Duitse spaarbanken en girocentra
les onlangs eens laten onderzoeken hoe groot
het gemiddelde spaarconto is alsmede welk
geslacht en op welke leeftijd men het meeste
spaart.
Op het eerste gezicht is het resultaat nogal
simpel: met het klimmen van de jaren wordt
meer gespaard. Terwijl het gemiddelde spaar
conto in de eerste tien levensjaren 100 DM
bedraagt, is dit in het zevende levensdecenni
um tot gemiddeld 2000 DM gestegen. Interes
sant wordt de zaak wanneer men de spaar-
saldi naar geslachten onderverdeelt. Laat
men de kinderjaren buiten beschouwing, wan
neer het saldo van het spaarbankboekje meest
al van de ouders afhangt, dan blijkt, dat van
hun vijftiende tot hun twintigste jaar jonge
meisjes aanzienlijk meer sparen dan jonge
mannen van gelijke leeftijd. Vermoedelijk
sparen de meisjes toch voor hun uitzet, alle
moderne opvattingen, die het tegendeel bewe
ren, ten spijt. Van 21 tot 35 jaar worden de
vrouwen overvleugeld door de mannen. Daar
na nemen de vrouwen weer de leiding en
dat blijft dan twintig jaar lang het geval.
Mannen brengen weer meer geld naar de
spaarbank na hun 55 ste jaar. Waarschijnlijk
omdat dan de beroeps- en schoolopleiding van
de kinderen ten einde is. Bovendien ver
minderen de eisen, die men gaat stellen. Dit
verklaart volgens de spaarbanken het feit,
dat de spaarsaldi op latere leeftijd niet da
len, maar stijgen.
Een verklaring, die ietwat melancoliek stemt:
kan men zich financieel pas dingen veroorlo
ven wanneer men er eigenlijk geen behoefte
meer aan heeft? Maar misschien is het wel
eeh troost, dat in de jaren waarin alles min
der wordt, althans het spaarsaldo toeneemt.
De heer Koppejan heeft een aantal te ge
bruiken pijpen uit het oude in het nieuwe
orgel verwerkt, maar hoofdzakelijk nieuw
bouw geleverd. Ook de windladen enz. zijn
nieuw, terwijl het front een aanmerkelijke
verbreding onderging.
Voor kenners en orgelliefhebbers volgt hier
onder de dispositie van het orgel.
Hoofmanuaal: 1. Prestant 8', 2. Holpijp 8'
3. Octaaf 4' 4. Roerfluit 4', 5. Quint 2 2/3
6. Octaaf 2', 7. Sexqiualter 3 st. 8 Mixtuur 4-6
st. 9. Trompet 8'.
Bovenmanuaal: I. Viool-Prestant 8' 2. Bour
don, 8' 3. Gamba 8', 4. Voix Celeste 8', 5.
Prestant, 4', 6. Open Fluit 4', 7. Woudfluit 2'
8. Scherp 3-4 st. 9. Hobo 8'.
Pedaal (Voetklavier). 1. Subbas 16', 2. Fiuit-
bas 8', 3. Octaaf 4', 4. Fagot 16'.
Verder nog de diverse koppelingen, een
vrije combinatie en 5 vaste combinaties. Het
orgel zal ingespeeld worden a.s. zaterdag 1
februari, 8 uur n.m. door de heer Feike As-
ma. Het programma luidt als volgt:
1. Samenzang Ps. 75:1 en 6.
2. Gebed.
3. a. Canonisch voorspel Ps. 84 Jan Zwart,
b. Preludium en koraal Ps. 102:7 Jan
Zwart.
4. Choralvorspiele J.S. Bach.
a. Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ.
b. Wachtet auf, ruft uns die Stimme.
5. Variaties over het Gebed des Heeren F.
Mendelssohn. (Uit de 6e orgelsonate).
6. Samenzang Ps. 138:1, 2 en 3.
7. Andante - Allegro-Andante César Franck
8. Toccata (5e Symphonie) Ch. M. Widor.
9. Andante (Berusting) Simon Landsman.
10. Fantasie (Avondzang) Feike Asma.
11. Sluiting.
12. Samenzang Ps. 150:1, 2 en 3.
Advertentie
Hoestdrank in tabletvorm.95ct
Op een nacht omtrent Sinterklaas zat Man-
nus Karakas overeind in de bedstee. Ante!
Fluisterde hij er kraakt wat! Ante luisterde nu
ook. In het gangetje achter de bedstee was
een krakend geluid. Gao der oet! fluisterde
Ante. Mannes liet voorzichtig de benen zakken,
en gleed uit de beddemond. De oudste jon
gens Dieks en Berend keken door de gordij
nen. Mannes taste boven zijn hoofd. Greep het
geladen jachtgeweer. Ante riep nog. Pas op
maakt gin ongelukken. De zijwand van het huis
in het Hangerad was van leem. Dat was
vroeger veel zo. Daar was het huis even
sterk om. Want het was een sterk en weldoor
timmerd huis. Zeer voorzichtig sloop Mannes
het gangetje achter de bedstee in.
Bliksemkop sta stil of ik schiet je door je
raap. Weer heftige beweging. Sta! lelijkerd
fluisterde Mannes en voelde naar het mes, dat
had hij toevallig niet bij de hand. Geef je
over of ik schiet! Bééé zei plotseling de sik,
die was losgebroken. Mannes schrok er van.
De beide oudste jongens wipten uit het bed
en stoven toe. Want bang waren zij niet,
evenmin als grootvader Karakas en vader.
De sik werd gegrepen en vakkundig vast ge
bonden. De jongens hadden een kaars aange
stoken. Flikker Gait de belasting beur
der, deed de ronde door Rijssen.
Gait was beurder van de accijns. De Flikker
wist dat men in Rijssen soms stiekum slachtte
Hij kende zijn volk op zijn duim. Maar van
de Karakassen wist hij niets.
Eenmaal in het Hangerad zag hij licht bij
de Karakassen. Dat was beslist geen zuivere
koffie. De Flikker had een scherp gehoor.
Duidelijk hoorde hij Mannes praten.
Dat is wier an de kaante! Hoorde hij Man
nes zeggen. Wat moest hij nu? Doortasten!
Hij rammelde aan de achterdeur
en riep. Ik wil binnen! Nou houd het op! Dacht
Mannes bij zich zelf. Trok de klamp van
de bovenste helft van de mendeur
hield de loop van het geweer er over, en riep
manschap kiekt es in 'n loop!
De belastingbeurder sprong achteruit. Hij
liep wat hij lopen kon om naar het wacht
lokaal te komen van de nachtwacht. Rijssen
had toen twee nachtwakers die tot vervelens
toe de mannen uit de slaap hielden.
Pisse Jantjen liep met de ratel en vertelde
ieder uur van de nacht hoe laat hét was. Jant
jen was zwak op het water en om een haver
klap moest hij een kleine boodschap.
De oude Mientje de mutsen maakster die
een zeer lichte slaap had hoorde het soms
kletteren tegen de muur van haar slaapstee.
Roelof met het hoorn was een forde kerel
Zijn lijfspreuk was, wat ik de in de klauwen
hebbe, is binnen. De belastingbeurder de Flik
ker vertelde aan de nachtwakers wat hij
gehoord had. Roelof vertelde dat ze bij Kara
kas wel wat anders te doen hadden dan
klandestien slachten. Mannes was zo net
als putwater, was zijn oordeel. Maar de Flik
ker hield aan en Pisse Jantjen, zeer secuur,
zei, dat ze even mee zouden gaan. Gedrieën
gingenze naar het Hangerad. De Kara
kassen vader en zonen dommelden juist weer
in.
Weer werd op de niendeur geslagen. Kun-
nig volk! Riep Pisse Janten ter geruststel
ling. Nu houdt het gedonder op! Riep Mannes
Karakas. Hij liep op blote voeten de deel
op, zocht op de tast de klamp trok hem er
af. Achteroet siste Roelof met de hoorn. Hij
kende Mannes Karakas beter dan de ande
ren. Het drietal week achteruit. Daar legde
mannes de loop van het geweer op de onder
deur en schoot.
Een harde knal en een vuurstraal. En dan
een schreeuw van mienen hood!
De mensen uit het Hangerad schrokken
wakker en kwamen naar buiten. Ook Mannes
stond voor de niendeur. Sikkemans Jans vroeg
of Mannes een bok geschoten had. Wat ik
geschoten heb was Mannes zijn bescheid dat
weet ik niet. Maar ik heb wel wat geraakt.
Sikkemans Jan stelde Mannes voor om naar
het nachtwakers huisje te gaan om te klagen
drie maal rumoer in een nacht dat was te
veel. De Flikker was indertijd onderschout.
De man was groot en zwaar genoeg daar
lag het niet aan maar hij was zeer bang in
de nacht. Met veel moeite had ons drietal
hem uit het bed geklopt.
Hij had staande in de grote keuken ge
vraagd wat er was. In het Hangerad was ge
schoten. En de nachtwaker Pisse Jantjen beefde
de broek aan het gat. Zo vertelde hem de be-
800 miljoen mensen moeteen gedwongen
van groenvoer leven - „Er zijn meer dan 800
miljoen vegetariërs op de wereld; de meesten
zijn het niet uit vrije wil", verklaarde on
langs de bekende Duitse internist professor Dr.
Wilhelm Heupke in een medisch tijdschrift.
En dit aantal zal volgens zijn prognoses
nog verder toenemen, om economische rede
nen, omdat de produktie van voedingsmidde
len voor de snel groeiende bevolking niet vol
doende is en omdat het tot nu toe niet ge
lukt is, de aanwezige voedingsmiddelen eerlijk
te verdelen. Volgens de opvatting van profes
sor Heupke is het vegetarisme dus veeleer
iets dat voorkomt uit de economische toe
stand dan dat het te maken heeft met religie,
ethiek of filosofie. „De meeste vegetariërs,
zouden graag vlees eten, als zij het konden
krijgen", meent hij. Maar op 't ogenblik is er
geen kans op, zoveel dierlijk eiwit te produ
ceren, dat drie miljard mensen van een ge
mengde voeding met daarbij regelmatig een
hoeveelheid vlees zouden kunnen leven.
Professor Heupke geeft in zijn uiteenzettin
gen echter ook praktische tips, hoe de eiwit
voorziening van deze „gedwongen vegetariërs
ondanks het gebrek aan vlees kan worden
gegarandeerd. De eiwitvoorziening is namelijk
het kernprobleem van het vegetarisme, vooral
in Afrika, Zuid-Azië, Midden- en Zuid-Ameri-
ka. Als bij de voeding niet alleen vlees, maar
ook melk ontbreekt, dan daalt de dagelijkse
eiwittoevoer gemakkelijk tot 30 a 40 procent
hetgeen niet toereikend is. Professor Heup
ke stelt voor vegetariërs een zogenaamde „lac-
to-vegetarische" kost voor. Deze bevat 70 tot
80 gram eiwit en bestaat uit melk, boter,
kaas eieren, granen, bladeren, wortels, sten
gels, vruchten, noten, honing en suiker. Met
deze kost kan men zich, volgens de geleerde
z'n hele leven voeden en altijd gezond blij
ven.
Daar in vele gebieden van de wereld ook geen
dierlijke melk en melkprodukten zijn, heeft
de Duitse internist als volwaardig vervan
gingsmiddel plantenmelk geadviseerd. Het re
cept: peulvruchten, pinda's en sojabonen wor
den uitgeperst en met extracten uit groene
bladeren vermengd: deze „melk" heeft door
de plantenkleurstof chlorofyl een groene kleur,
is zeer gezond en smaakt, haar men zegt, goed.
Professor Heupke pleit ervoor, dat de voe-
dingsgeleerden zouden moeten trachten, teza
men met probleem Nr. 1 - de honger in de
wereld te stillen - ook het probleem van de
juiste voeding op te lossen. Het veel geciteerde
„handjevol rijst" is niet voldoende, om een
mens elke dag weer voldoende te doen eten
en gezond te houden.
Een bijzonder gebied van de geneeskunde
wordt de laatste tientallen jaren met groeiend
succes bestudeerd: de mens-dier-ziekten.
Een Westduits artsenteam heeft onlangs een
overzicht gepubliceerd, waaruit men kan le
zen hoever men met het onderzoek van deze
ziekten, waardoor de mens en zijn huisdier in
dezelfde mate kunnen worden aangetast, ge
vorderd. is. De wereldgezondheidsorganisatie
heeft tot nu toe 80- mens-dier-ziekten geclassi
ficeerd; de belangrijkste daarvan is sinds
onheuglijke tijden de pest.
Deze ziekte wordt gekenmerkt door de ra
zendsnelle verbreiding onder de mensen, maar
pas sinds korte tijd weet men, dat ze pri
mair bij 't dier moet worden gezocht. Hoofd
zakelijk door ratten worden de pestbacteriën
door middel van vlooienbeten op de mensen
overgebracht. Aan de pest gaat in de regel
een grote rattensterfte vooraf. Pas wanneer 't
grootste deel van de ratten gestorven is, valt
de vlo ook de mensen aan. In Azië breekt zo af
en toe nog wel eens een kleine pestepidemie
uit, maar in Europa is deze ziekte echter
sinds de grote epidemie in Marseille in 1720
en 1721 nooit meer opgetreden.
Even bekend is de hondsdolheid, die door
verwekkers in het speeksel van zieke dieren
en mensen overgebracht wordt. Na krampen
en zich langzaam uitbreidende verlammingen
vinden de slachtoffers een afschuwelijk einde.
Een inenting direct na de infectie kan in
99 van de 100 gevallen redding brengen.
Behandeling of genezing van de eenmaal
uitgebroken hondsdolheid is tot nu toe niet
mogelijk. De bestrijdingsmaatregelen richten
zich tegenwoordig niet alleen meer tegen
honden, vossen en dassen, maar ook tegen
vleermuizen, die enige jaren geleden een enor
me uitbreiding van de hondsdolheid hadden
veroorzaakt in Brazilië, waaraan 50.000 runde
ren en vele honderden mensen ten offer vie
len. Ook in West-Duitsland bevindt zich nog
een haard van hondsdolheid, waarvan in het
afgelopen jaar 300 dieren het slachtoffer wer
den.
Reeds in de oudheid bekend als de „kwade
ziekte" was de paardedroes, een infectieziekte
van eenhoevige dieren, die op katten, vooral
echter ook op de mens overgaat, Deze wordt
door opneming van de verwekkers in de bind-
vliezen van de ogen en ademhalingsorganen
aangestoken. Er vormen zich knobbels, die etter
en daarmede de besmettingsstof naar buiten
afscheiden. De enorme infectiekracht werd be
wezen, toen alle personen in 'n laboratorium
waar een glas met droesbacteriën-culturen
brak, kwamen te overlijden. Een student in
fecteerde zichzelf bij de behandeling van een
paard en stierf en de dokter, die de sectie op
de student uitvoerde, werd ondanks zeer bij
zondere voorzorgsmaatregelen aangestoken en
stierf aan paardedroes. Tegenwoordig wor
den alle eenhoevige dieren bij het overschrij
den van de grens onderzocht, en bij het gering
ste vermoeden dat het dier aan paardedroes
lijdt, wordt het afgemaakt. De ziekte treedt
tegenwoordig niet meer epidemisch, wel ech
ter nog plaatselijk op.
Volgens de laatste onderzoekingen is het met
de rundertuberculose geheel anders gesteld,
dan men aanvankelijk veronderstelde. Niet de
melk van tuberculeuze koeien steekt de mens
aan, maar hij wordt geïnfecteerd via de
ademhalingswegen.
Alleen bij kleine kinderen treedt de in
fectie via de spijsverteringsorganen nog op en
veroorzaakt de zo gevreesde hersenvliesont
steking. De rundertuberculose wordt echter
sneller overgebracht op honden en katten, die
daardoor eveneens tot een gevaar voor de
mens worden.
Behalve de papegaaienziekte, Qeensland-
koorts, koepokken, leptospirose en salmonello-
se, behoort ook de Bang-ziekte, ook wel Mal
takoorts genoemd, tot de gevaarlijkste mens-
dier-ziekten. De verwekkers gaan van geit, rund
en varken op de mens over dikwijls door het
gebruik van rauwe melk en veroorzaken
daar typische veranderingen van lever en milt.
De ziekte treedt overwegend op in Afrika,
Noord- en Zuid-Amerika en overschrijdt merk
waardig genoeg nooit de 46ste breedtegraad.
Nauwkeurige cijfers ontbreken, daar vele
van deze gevallen als tuberculose, tyfus of
chronische sepsis behandeld worden. Naar
schatting treden alleen in de V.S. jaarlijks
40.000 gevallen van Bang-ziekte op.
lastingbeurder de Flikker. De onderschout
nam voor alle securigheid 'n grote lantaarn
mee naar het wachthuis. Nou daar zaten ze
dan met z'n vieren. De onderschout stelde
voor dat een van hen naar Lekkerbekken
Siene zou gaan om een halve liter foezel te
halen Een halve liter is niet genoeg, meende
Pisse Jantjen. Het is vijf minuten voor drie
ik moet eerst de rondte doen. Roelof was be
reid om even naar de Lekkerbek te gaan.
Siene was in een wip het bed uit. Zij was fei
telijk geen Rijssense van geboorte. Zij was
'n achter gebleven marketentster uit het leger
van de keurvorst van Brandenburg. Zij was al
tijd zuinig en bijdehand geweest en toen het
drankhuis de Grote Borrel te koop kwam sloeg
zij toe. Siene was knap en aanhalig, maar
verder geen nieuws. Zij had een goede nering
en zeer goede jenever. Behalve op Rijssense
kermis.
Dat was een koopluidag, vertelde Siene,
dan was de jenever erg slap. Kwade tongen
beweerden dat zij er dan water bij deed.
Maar gewoon bij dag en nacht was de drank
krachtig. Pisse Jantjen deed de rondte.
Hij had voor deze gelegenheid de hoed van
de onderschout geleend. De Flikker ging naar
Lekkerbeks Siene. Daar kwam hij vaker. En
Siene klaagde altijd dat het zo'n slimmen tied
was. Zij sleet zo weinig en de Flikker kon het
haar niet bewijzen, maar hij verdacht er haar
van dat ze veel smokkeldrank verkocht. Sie
ne was een uitgekookte zakenvrouw zij ver
kocht hem de benodigde dranken gaf hem een
fikse borrel toe. Het was als 'n hele poos gele
den dat men Pisse Jantjesn had horen roepen
hoe laat het was. En nu hoorde je niets meer.
Siene liet beleefd de Flikker uit en dacht
bij zich zelf verrek smeerlap! Jantjen kwam in
het wachtlokaal. Hij was niet alleen. Het
Kluntjen en Mannes Karakas, vergezelden hem.
Het Kluntjen heette niet fris te zijn, maai
de nachtwakers hadden hem nog nooit betrapt
Dat was hun geluk. Want als 't Kluntjen in
het nauw zat dan trok hij het mes.
Maar goed Jantjen kwam in het wacht
huisje. De onderschout schonk juist vier bor
rels in. Het spijt mij riep hij ik heb geen
glazen meer. Miej lust het wal oet de hakke van
'n, klomp! Riep het Kluntjen. Dat was maar
gekheid zei de schout en nam uit een kast een
paar glazen zonder voet. Toen vroeg hij,
wat willen de heren van mij? Ja zij kwamen
klagen dat zij last hadden van onguur volk, In
brekers misschien? vroeg de schout. Nou in
gebroken word er bij mij niet, dan schiet ik
zonder pardon. Roelof met de hoorn keek de
andere kant uit en verslikte zich in de borrel
van het lachen, dat Karakas, Pisse Jantjen
de hoed van het hoofd had geschoten. Jantjen
was er altijd trots op geweest op die mooie
vierkante hoed. En hoog man! Dat hij was,
met twee deurtjes aan weerskanten boven de
oren en een spiegel van voren. En voor een
paar uur geleden was het natuurlijk Karakas
geweest die door de hoed van Jan geschoten
had. Je moet je geweer inleveren gebood
de schout. Dat kan niet! Riep Karakas. Ik ben
gisteren ingedeeld bij de stadsschutterij, als
sluipschutter. Dus op bevel van de stadscom-
mandant houd ik mijn geweer.
De onderschout stelde voor een onderzoek
in te stellen bij Mannes Karakas in het Hange
rad. Met zoveel mannen durfde de onderschout
wel mee. Roelof met de hoorn zou zolang in
het wachthuis blijven. De Flikker kneep hem
wel. Want het Kluntjen was er bij, en als die
hem eens aanvloog durfde niemand hem ont
zetten. Maar 't Kluntjen deed niets. Ziezo, zij
waren in 't Hangerad. De onderschout lichtte
met de lantaarn an zich heen.
En jawel daar onder een lindeboom het
overschot van wat eens de voorvaderlijke
hoed van Pisse Jantjen was geweest. Schande!
riep 't manneke om iemand de hoed maar
zo van het hoofd te schieten! Het is alleen
de hoed maar, lachte het Kluntjen. Als ik het
gedaan had, was er meer gegaan dan de hoed
alleen. Verder was er geen enkel spoor van
geweldpleging dat moet er ook nog bij ko
men riep Mannes Karakas ik ben de beste
schutter niet alleen van Rijssen, maar ik kan
gerust zeggen van heel Overijssel. En de beste
stroper had de onderschout willen zeggen maar
hij hield de mond.
Er kwamen vreemde troepen door Rijssen en
dat gebeurde telkens.
De vrouwe van de Grimberg die alleen thuis
was, dat wil zeggen met haar personeel, maar
dat niet durfde als de kapitein niet bij de
hand was. Zij stuurde Klooster Berend haar
voerbaas naar Rijssen om hulp. De dienst
doende burgemeester stuurde Klooster Berend
naar het Hangerad. Mannes Karakas gaat
mee als je het hem vraagt.
Ofschoon de tijd drong nog vier weken en
de jacht was uit, ging Mannes mee. Hee
sterk zijn zij? vroeg hij. Het kunnen er onge
veer dertig zijn. Hoeveel geweren zijn er op
het kasteel? zeven zei de voerbaas. Allen ge
laden? Ja dat wist de voerbaas ook niet.
Mamies nam even afscheid van de zijnen.
Denk er om als ik eens niet weer kom, ik
wil een nette begrafenis hebben. Good gaon!
Hij sloeg het geweer aan de nek met zwaar
schroot geladen. Naast de voerbaas stapte
hij voort. Hij kwam op de Grimberg. Hij
vroeg naar de hopman. Verbazing op beider
gezichten. Het was waarachtig iemand die
jaren op de Schulenbarg gediend had.
Als ik je raden mag pak gauw de
biezen Herbert. Want van Rijssen zijn honderd
vijftig zwaar gewapende mannen onderweg
om jullie in de pan te hakken. Zijn zij al dicht
bij? Ik hoorde dat jullie hier waren en om
dat ik je van ouds goed ken, wilde ik je
waarschuwen. Dus je weet er van. De hopman
riep in der haast zijn troepen bij elkaar en
trok terug in de richting Almelo.
De hoge vrouwe bedankte hem vriendelijk en
Mannes trok de Grimbergse bossen in om de
strikken te inspecteren. Hij had een goede
vangst. De hazen konden wel zo lang liggen.
Hij vervoegde zich bij de burgemeesters en
vertelde dat de Grimberg buiten gevaar was.
Vandaar moest hij bij de schout verschijnen
van wege het schieten op de hoed van de
nachtwaker. Als de nachtwaker geroepen had
hoe laat het was, maar wer was een hele bende
bij elkaar en toevallig was daar Jantjen ook
bij. Hij mag blij zijn dat ik niet wat lager
gemikt heb. Want er zat zwaar schroot op
en dan had ik hem zeker de kop van de
romp geschoten.
Wat moest de Flikker hier met de beide
nachtwachten? Vroeg de schout. Dat vraog
ik mij ook af, vertelde Mannes.
VAN COEVERDEN.