800 miljoen mensen moeten gedwongen van groenvoer leven MENS-DIER-ZIEKTEN worden intensief onderzocht Bronchi Eet ten DIERENLIEFDE KAN GEVAARLIIK ZIJN Nieuwe orgel Westerkerk wordt zaterdag ingespeeld SPAREN GEEFT RUST Een spannende nacht Yegetariër tegen wil en dank Vrijdag 31 januari 1964 WEEKBLAD VOOR RIJSSEN Pagina 3 rw-': RIJSSEN buiten de wallen De hervormde gemeente alhier mag zich verheugen over het bezit van een nieuw orgel in de Westerkerk, dat dezer dagen is afge bouwd. Reeds geruime tijd bestond de behoefte aan een goed instrument voor de begeleiding van de gemeente in deze kerk. Toen de kerk in 1931 gebouwd werd, is men er helaas niet toe overgegaan tegelijk met de nieuwe kerk ook een degelijk orgel aan te schaffen. Men vond blijkbaar toen de prijs te hoog en stelde zich tevreden met een elektrisch orgel. Al niet lange tijd daarna bleek dit niet de juiste oplossing te zijn geweest, gezien de ve le mankementen, die er spoedig voor de dag kwamen. En wat de inhoud van het orgel be treft, het was meer een concert (bioscoop-or gel dan een echt kerkorgel. Verplaatsing van de speeltafel van beneden naar boven, om contact tussen organist en orgel beter tot zijn recht te laten komen, bracht ook al niet veel verbetering. Het is dan ook een verstandig besluit ge weest van de kerkvoogdij in 1960 om over te gaan tot de bouw van een nieuw orgel. Daar toe werd contact opgenomen met de orgel bouwer Koppejan en Zn te Ederveen, die ook het orgel in de Schildkerk in 1950 gerestau reerd heeft tot grote tevredenheid van de kerk voogdij. Als adviseur werd in de hand geno men de bekende Haagse organist Feike As- Directeuren van spaarbanken zijn van be- roepswege nieuwsgierig en discreet - twee eigenschappen, die elkaar eigenlijk tegenspre ken. Discreet moeten zij zijn, omdat het hen niets aangaat waarom en waarvoor hun cliënten sparen. Zij zouden het echter wel heel graag willen weten, opdat zij hun propaganda daar op kunnen instellen. Omdat zij echter geen discrete vragen kunnen stellen en ook niet bekend kunnen maken hoeveel een spaarder spaart, blijft hen niets anders over dan gemid delden te berekenen en daaruit hun con clusies te trekken. Daarom heeft het Ver bond van Duitse spaarbanken en girocentra les onlangs eens laten onderzoeken hoe groot het gemiddelde spaarconto is alsmede welk geslacht en op welke leeftijd men het meeste spaart. Op het eerste gezicht is het resultaat nogal simpel: met het klimmen van de jaren wordt meer gespaard. Terwijl het gemiddelde spaar conto in de eerste tien levensjaren 100 DM bedraagt, is dit in het zevende levensdecenni um tot gemiddeld 2000 DM gestegen. Interes sant wordt de zaak wanneer men de spaar- saldi naar geslachten onderverdeelt. Laat men de kinderjaren buiten beschouwing, wan neer het saldo van het spaarbankboekje meest al van de ouders afhangt, dan blijkt, dat van hun vijftiende tot hun twintigste jaar jonge meisjes aanzienlijk meer sparen dan jonge mannen van gelijke leeftijd. Vermoedelijk sparen de meisjes toch voor hun uitzet, alle moderne opvattingen, die het tegendeel bewe ren, ten spijt. Van 21 tot 35 jaar worden de vrouwen overvleugeld door de mannen. Daar na nemen de vrouwen weer de leiding en dat blijft dan twintig jaar lang het geval. Mannen brengen weer meer geld naar de spaarbank na hun 55 ste jaar. Waarschijnlijk omdat dan de beroeps- en schoolopleiding van de kinderen ten einde is. Bovendien ver minderen de eisen, die men gaat stellen. Dit verklaart volgens de spaarbanken het feit, dat de spaarsaldi op latere leeftijd niet da len, maar stijgen. Een verklaring, die ietwat melancoliek stemt: kan men zich financieel pas dingen veroorlo ven wanneer men er eigenlijk geen behoefte meer aan heeft? Maar misschien is het wel eeh troost, dat in de jaren waarin alles min der wordt, althans het spaarsaldo toeneemt. De heer Koppejan heeft een aantal te ge bruiken pijpen uit het oude in het nieuwe orgel verwerkt, maar hoofdzakelijk nieuw bouw geleverd. Ook de windladen enz. zijn nieuw, terwijl het front een aanmerkelijke verbreding onderging. Voor kenners en orgelliefhebbers volgt hier onder de dispositie van het orgel. Hoofmanuaal: 1. Prestant 8', 2. Holpijp 8' 3. Octaaf 4' 4. Roerfluit 4', 5. Quint 2 2/3 6. Octaaf 2', 7. Sexqiualter 3 st. 8 Mixtuur 4-6 st. 9. Trompet 8'. Bovenmanuaal: I. Viool-Prestant 8' 2. Bour don, 8' 3. Gamba 8', 4. Voix Celeste 8', 5. Prestant, 4', 6. Open Fluit 4', 7. Woudfluit 2' 8. Scherp 3-4 st. 9. Hobo 8'. Pedaal (Voetklavier). 1. Subbas 16', 2. Fiuit- bas 8', 3. Octaaf 4', 4. Fagot 16'. Verder nog de diverse koppelingen, een vrije combinatie en 5 vaste combinaties. Het orgel zal ingespeeld worden a.s. zaterdag 1 februari, 8 uur n.m. door de heer Feike As- ma. Het programma luidt als volgt: 1. Samenzang Ps. 75:1 en 6. 2. Gebed. 3. a. Canonisch voorspel Ps. 84 Jan Zwart, b. Preludium en koraal Ps. 102:7 Jan Zwart. 4. Choralvorspiele J.S. Bach. a. Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ. b. Wachtet auf, ruft uns die Stimme. 5. Variaties over het Gebed des Heeren F. Mendelssohn. (Uit de 6e orgelsonate). 6. Samenzang Ps. 138:1, 2 en 3. 7. Andante - Allegro-Andante César Franck 8. Toccata (5e Symphonie) Ch. M. Widor. 9. Andante (Berusting) Simon Landsman. 10. Fantasie (Avondzang) Feike Asma. 11. Sluiting. 12. Samenzang Ps. 150:1, 2 en 3. Advertentie Hoestdrank in tabletvorm.95ct Op een nacht omtrent Sinterklaas zat Man- nus Karakas overeind in de bedstee. Ante! Fluisterde hij er kraakt wat! Ante luisterde nu ook. In het gangetje achter de bedstee was een krakend geluid. Gao der oet! fluisterde Ante. Mannes liet voorzichtig de benen zakken, en gleed uit de beddemond. De oudste jon gens Dieks en Berend keken door de gordij nen. Mannes taste boven zijn hoofd. Greep het geladen jachtgeweer. Ante riep nog. Pas op maakt gin ongelukken. De zijwand van het huis in het Hangerad was van leem. Dat was vroeger veel zo. Daar was het huis even sterk om. Want het was een sterk en weldoor timmerd huis. Zeer voorzichtig sloop Mannes het gangetje achter de bedstee in. Bliksemkop sta stil of ik schiet je door je raap. Weer heftige beweging. Sta! lelijkerd fluisterde Mannes en voelde naar het mes, dat had hij toevallig niet bij de hand. Geef je over of ik schiet! Bééé zei plotseling de sik, die was losgebroken. Mannes schrok er van. De beide oudste jongens wipten uit het bed en stoven toe. Want bang waren zij niet, evenmin als grootvader Karakas en vader. De sik werd gegrepen en vakkundig vast ge bonden. De jongens hadden een kaars aange stoken. Flikker Gait de belasting beur der, deed de ronde door Rijssen. Gait was beurder van de accijns. De Flikker wist dat men in Rijssen soms stiekum slachtte Hij kende zijn volk op zijn duim. Maar van de Karakassen wist hij niets. Eenmaal in het Hangerad zag hij licht bij de Karakassen. Dat was beslist geen zuivere koffie. De Flikker had een scherp gehoor. Duidelijk hoorde hij Mannes praten. Dat is wier an de kaante! Hoorde hij Man nes zeggen. Wat moest hij nu? Doortasten! Hij rammelde aan de achterdeur en riep. Ik wil binnen! Nou houd het op! Dacht Mannes bij zich zelf. Trok de klamp van de bovenste helft van de mendeur hield de loop van het geweer er over, en riep manschap kiekt es in 'n loop! De belastingbeurder sprong achteruit. Hij liep wat hij lopen kon om naar het wacht lokaal te komen van de nachtwacht. Rijssen had toen twee nachtwakers die tot vervelens toe de mannen uit de slaap hielden. Pisse Jantjen liep met de ratel en vertelde ieder uur van de nacht hoe laat hét was. Jant jen was zwak op het water en om een haver klap moest hij een kleine boodschap. De oude Mientje de mutsen maakster die een zeer lichte slaap had hoorde het soms kletteren tegen de muur van haar slaapstee. Roelof met het hoorn was een forde kerel Zijn lijfspreuk was, wat ik de in de klauwen hebbe, is binnen. De belastingbeurder de Flik ker vertelde aan de nachtwakers wat hij gehoord had. Roelof vertelde dat ze bij Kara kas wel wat anders te doen hadden dan klandestien slachten. Mannes was zo net als putwater, was zijn oordeel. Maar de Flik ker hield aan en Pisse Jantjen, zeer secuur, zei, dat ze even mee zouden gaan. Gedrieën gingenze naar het Hangerad. De Kara kassen vader en zonen dommelden juist weer in. Weer werd op de niendeur geslagen. Kun- nig volk! Riep Pisse Janten ter geruststel ling. Nu houdt het gedonder op! Riep Mannes Karakas. Hij liep op blote voeten de deel op, zocht op de tast de klamp trok hem er af. Achteroet siste Roelof met de hoorn. Hij kende Mannes Karakas beter dan de ande ren. Het drietal week achteruit. Daar legde mannes de loop van het geweer op de onder deur en schoot. Een harde knal en een vuurstraal. En dan een schreeuw van mienen hood! De mensen uit het Hangerad schrokken wakker en kwamen naar buiten. Ook Mannes stond voor de niendeur. Sikkemans Jans vroeg of Mannes een bok geschoten had. Wat ik geschoten heb was Mannes zijn bescheid dat weet ik niet. Maar ik heb wel wat geraakt. Sikkemans Jan stelde Mannes voor om naar het nachtwakers huisje te gaan om te klagen drie maal rumoer in een nacht dat was te veel. De Flikker was indertijd onderschout. De man was groot en zwaar genoeg daar lag het niet aan maar hij was zeer bang in de nacht. Met veel moeite had ons drietal hem uit het bed geklopt. Hij had staande in de grote keuken ge vraagd wat er was. In het Hangerad was ge schoten. En de nachtwaker Pisse Jantjen beefde de broek aan het gat. Zo vertelde hem de be- 800 miljoen mensen moeteen gedwongen van groenvoer leven - „Er zijn meer dan 800 miljoen vegetariërs op de wereld; de meesten zijn het niet uit vrije wil", verklaarde on langs de bekende Duitse internist professor Dr. Wilhelm Heupke in een medisch tijdschrift. En dit aantal zal volgens zijn prognoses nog verder toenemen, om economische rede nen, omdat de produktie van voedingsmidde len voor de snel groeiende bevolking niet vol doende is en omdat het tot nu toe niet ge lukt is, de aanwezige voedingsmiddelen eerlijk te verdelen. Volgens de opvatting van profes sor Heupke is het vegetarisme dus veeleer iets dat voorkomt uit de economische toe stand dan dat het te maken heeft met religie, ethiek of filosofie. „De meeste vegetariërs, zouden graag vlees eten, als zij het konden krijgen", meent hij. Maar op 't ogenblik is er geen kans op, zoveel dierlijk eiwit te produ ceren, dat drie miljard mensen van een ge mengde voeding met daarbij regelmatig een hoeveelheid vlees zouden kunnen leven. Professor Heupke geeft in zijn uiteenzettin gen echter ook praktische tips, hoe de eiwit voorziening van deze „gedwongen vegetariërs ondanks het gebrek aan vlees kan worden gegarandeerd. De eiwitvoorziening is namelijk het kernprobleem van het vegetarisme, vooral in Afrika, Zuid-Azië, Midden- en Zuid-Ameri- ka. Als bij de voeding niet alleen vlees, maar ook melk ontbreekt, dan daalt de dagelijkse eiwittoevoer gemakkelijk tot 30 a 40 procent hetgeen niet toereikend is. Professor Heup ke stelt voor vegetariërs een zogenaamde „lac- to-vegetarische" kost voor. Deze bevat 70 tot 80 gram eiwit en bestaat uit melk, boter, kaas eieren, granen, bladeren, wortels, sten gels, vruchten, noten, honing en suiker. Met deze kost kan men zich, volgens de geleerde z'n hele leven voeden en altijd gezond blij ven. Daar in vele gebieden van de wereld ook geen dierlijke melk en melkprodukten zijn, heeft de Duitse internist als volwaardig vervan gingsmiddel plantenmelk geadviseerd. Het re cept: peulvruchten, pinda's en sojabonen wor den uitgeperst en met extracten uit groene bladeren vermengd: deze „melk" heeft door de plantenkleurstof chlorofyl een groene kleur, is zeer gezond en smaakt, haar men zegt, goed. Professor Heupke pleit ervoor, dat de voe- dingsgeleerden zouden moeten trachten, teza men met probleem Nr. 1 - de honger in de wereld te stillen - ook het probleem van de juiste voeding op te lossen. Het veel geciteerde „handjevol rijst" is niet voldoende, om een mens elke dag weer voldoende te doen eten en gezond te houden. Een bijzonder gebied van de geneeskunde wordt de laatste tientallen jaren met groeiend succes bestudeerd: de mens-dier-ziekten. Een Westduits artsenteam heeft onlangs een overzicht gepubliceerd, waaruit men kan le zen hoever men met het onderzoek van deze ziekten, waardoor de mens en zijn huisdier in dezelfde mate kunnen worden aangetast, ge vorderd. is. De wereldgezondheidsorganisatie heeft tot nu toe 80- mens-dier-ziekten geclassi ficeerd; de belangrijkste daarvan is sinds onheuglijke tijden de pest. Deze ziekte wordt gekenmerkt door de ra zendsnelle verbreiding onder de mensen, maar pas sinds korte tijd weet men, dat ze pri mair bij 't dier moet worden gezocht. Hoofd zakelijk door ratten worden de pestbacteriën door middel van vlooienbeten op de mensen overgebracht. Aan de pest gaat in de regel een grote rattensterfte vooraf. Pas wanneer 't grootste deel van de ratten gestorven is, valt de vlo ook de mensen aan. In Azië breekt zo af en toe nog wel eens een kleine pestepidemie uit, maar in Europa is deze ziekte echter sinds de grote epidemie in Marseille in 1720 en 1721 nooit meer opgetreden. Even bekend is de hondsdolheid, die door verwekkers in het speeksel van zieke dieren en mensen overgebracht wordt. Na krampen en zich langzaam uitbreidende verlammingen vinden de slachtoffers een afschuwelijk einde. Een inenting direct na de infectie kan in 99 van de 100 gevallen redding brengen. Behandeling of genezing van de eenmaal uitgebroken hondsdolheid is tot nu toe niet mogelijk. De bestrijdingsmaatregelen richten zich tegenwoordig niet alleen meer tegen honden, vossen en dassen, maar ook tegen vleermuizen, die enige jaren geleden een enor me uitbreiding van de hondsdolheid hadden veroorzaakt in Brazilië, waaraan 50.000 runde ren en vele honderden mensen ten offer vie len. Ook in West-Duitsland bevindt zich nog een haard van hondsdolheid, waarvan in het afgelopen jaar 300 dieren het slachtoffer wer den. Reeds in de oudheid bekend als de „kwade ziekte" was de paardedroes, een infectieziekte van eenhoevige dieren, die op katten, vooral echter ook op de mens overgaat, Deze wordt door opneming van de verwekkers in de bind- vliezen van de ogen en ademhalingsorganen aangestoken. Er vormen zich knobbels, die etter en daarmede de besmettingsstof naar buiten afscheiden. De enorme infectiekracht werd be wezen, toen alle personen in 'n laboratorium waar een glas met droesbacteriën-culturen brak, kwamen te overlijden. Een student in fecteerde zichzelf bij de behandeling van een paard en stierf en de dokter, die de sectie op de student uitvoerde, werd ondanks zeer bij zondere voorzorgsmaatregelen aangestoken en stierf aan paardedroes. Tegenwoordig wor den alle eenhoevige dieren bij het overschrij den van de grens onderzocht, en bij het gering ste vermoeden dat het dier aan paardedroes lijdt, wordt het afgemaakt. De ziekte treedt tegenwoordig niet meer epidemisch, wel ech ter nog plaatselijk op. Volgens de laatste onderzoekingen is het met de rundertuberculose geheel anders gesteld, dan men aanvankelijk veronderstelde. Niet de melk van tuberculeuze koeien steekt de mens aan, maar hij wordt geïnfecteerd via de ademhalingswegen. Alleen bij kleine kinderen treedt de in fectie via de spijsverteringsorganen nog op en veroorzaakt de zo gevreesde hersenvliesont steking. De rundertuberculose wordt echter sneller overgebracht op honden en katten, die daardoor eveneens tot een gevaar voor de mens worden. Behalve de papegaaienziekte, Qeensland- koorts, koepokken, leptospirose en salmonello- se, behoort ook de Bang-ziekte, ook wel Mal takoorts genoemd, tot de gevaarlijkste mens- dier-ziekten. De verwekkers gaan van geit, rund en varken op de mens over dikwijls door het gebruik van rauwe melk en veroorzaken daar typische veranderingen van lever en milt. De ziekte treedt overwegend op in Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en overschrijdt merk waardig genoeg nooit de 46ste breedtegraad. Nauwkeurige cijfers ontbreken, daar vele van deze gevallen als tuberculose, tyfus of chronische sepsis behandeld worden. Naar schatting treden alleen in de V.S. jaarlijks 40.000 gevallen van Bang-ziekte op. lastingbeurder de Flikker. De onderschout nam voor alle securigheid 'n grote lantaarn mee naar het wachthuis. Nou daar zaten ze dan met z'n vieren. De onderschout stelde voor dat een van hen naar Lekkerbekken Siene zou gaan om een halve liter foezel te halen Een halve liter is niet genoeg, meende Pisse Jantjen. Het is vijf minuten voor drie ik moet eerst de rondte doen. Roelof was be reid om even naar de Lekkerbek te gaan. Siene was in een wip het bed uit. Zij was fei telijk geen Rijssense van geboorte. Zij was 'n achter gebleven marketentster uit het leger van de keurvorst van Brandenburg. Zij was al tijd zuinig en bijdehand geweest en toen het drankhuis de Grote Borrel te koop kwam sloeg zij toe. Siene was knap en aanhalig, maar verder geen nieuws. Zij had een goede nering en zeer goede jenever. Behalve op Rijssense kermis. Dat was een koopluidag, vertelde Siene, dan was de jenever erg slap. Kwade tongen beweerden dat zij er dan water bij deed. Maar gewoon bij dag en nacht was de drank krachtig. Pisse Jantjen deed de rondte. Hij had voor deze gelegenheid de hoed van de onderschout geleend. De Flikker ging naar Lekkerbeks Siene. Daar kwam hij vaker. En Siene klaagde altijd dat het zo'n slimmen tied was. Zij sleet zo weinig en de Flikker kon het haar niet bewijzen, maar hij verdacht er haar van dat ze veel smokkeldrank verkocht. Sie ne was een uitgekookte zakenvrouw zij ver kocht hem de benodigde dranken gaf hem een fikse borrel toe. Het was als 'n hele poos gele den dat men Pisse Jantjesn had horen roepen hoe laat het was. En nu hoorde je niets meer. Siene liet beleefd de Flikker uit en dacht bij zich zelf verrek smeerlap! Jantjen kwam in het wachtlokaal. Hij was niet alleen. Het Kluntjen en Mannes Karakas, vergezelden hem. Het Kluntjen heette niet fris te zijn, maai de nachtwakers hadden hem nog nooit betrapt Dat was hun geluk. Want als 't Kluntjen in het nauw zat dan trok hij het mes. Maar goed Jantjen kwam in het wacht huisje. De onderschout schonk juist vier bor rels in. Het spijt mij riep hij ik heb geen glazen meer. Miej lust het wal oet de hakke van 'n, klomp! Riep het Kluntjen. Dat was maar gekheid zei de schout en nam uit een kast een paar glazen zonder voet. Toen vroeg hij, wat willen de heren van mij? Ja zij kwamen klagen dat zij last hadden van onguur volk, In brekers misschien? vroeg de schout. Nou in gebroken word er bij mij niet, dan schiet ik zonder pardon. Roelof met de hoorn keek de andere kant uit en verslikte zich in de borrel van het lachen, dat Karakas, Pisse Jantjen de hoed van het hoofd had geschoten. Jantjen was er altijd trots op geweest op die mooie vierkante hoed. En hoog man! Dat hij was, met twee deurtjes aan weerskanten boven de oren en een spiegel van voren. En voor een paar uur geleden was het natuurlijk Karakas geweest die door de hoed van Jan geschoten had. Je moet je geweer inleveren gebood de schout. Dat kan niet! Riep Karakas. Ik ben gisteren ingedeeld bij de stadsschutterij, als sluipschutter. Dus op bevel van de stadscom- mandant houd ik mijn geweer. De onderschout stelde voor een onderzoek in te stellen bij Mannes Karakas in het Hange rad. Met zoveel mannen durfde de onderschout wel mee. Roelof met de hoorn zou zolang in het wachthuis blijven. De Flikker kneep hem wel. Want het Kluntjen was er bij, en als die hem eens aanvloog durfde niemand hem ont zetten. Maar 't Kluntjen deed niets. Ziezo, zij waren in 't Hangerad. De onderschout lichtte met de lantaarn an zich heen. En jawel daar onder een lindeboom het overschot van wat eens de voorvaderlijke hoed van Pisse Jantjen was geweest. Schande! riep 't manneke om iemand de hoed maar zo van het hoofd te schieten! Het is alleen de hoed maar, lachte het Kluntjen. Als ik het gedaan had, was er meer gegaan dan de hoed alleen. Verder was er geen enkel spoor van geweldpleging dat moet er ook nog bij ko men riep Mannes Karakas ik ben de beste schutter niet alleen van Rijssen, maar ik kan gerust zeggen van heel Overijssel. En de beste stroper had de onderschout willen zeggen maar hij hield de mond. Er kwamen vreemde troepen door Rijssen en dat gebeurde telkens. De vrouwe van de Grimberg die alleen thuis was, dat wil zeggen met haar personeel, maar dat niet durfde als de kapitein niet bij de hand was. Zij stuurde Klooster Berend haar voerbaas naar Rijssen om hulp. De dienst doende burgemeester stuurde Klooster Berend naar het Hangerad. Mannes Karakas gaat mee als je het hem vraagt. Ofschoon de tijd drong nog vier weken en de jacht was uit, ging Mannes mee. Hee sterk zijn zij? vroeg hij. Het kunnen er onge veer dertig zijn. Hoeveel geweren zijn er op het kasteel? zeven zei de voerbaas. Allen ge laden? Ja dat wist de voerbaas ook niet. Mamies nam even afscheid van de zijnen. Denk er om als ik eens niet weer kom, ik wil een nette begrafenis hebben. Good gaon! Hij sloeg het geweer aan de nek met zwaar schroot geladen. Naast de voerbaas stapte hij voort. Hij kwam op de Grimberg. Hij vroeg naar de hopman. Verbazing op beider gezichten. Het was waarachtig iemand die jaren op de Schulenbarg gediend had. Als ik je raden mag pak gauw de biezen Herbert. Want van Rijssen zijn honderd vijftig zwaar gewapende mannen onderweg om jullie in de pan te hakken. Zijn zij al dicht bij? Ik hoorde dat jullie hier waren en om dat ik je van ouds goed ken, wilde ik je waarschuwen. Dus je weet er van. De hopman riep in der haast zijn troepen bij elkaar en trok terug in de richting Almelo. De hoge vrouwe bedankte hem vriendelijk en Mannes trok de Grimbergse bossen in om de strikken te inspecteren. Hij had een goede vangst. De hazen konden wel zo lang liggen. Hij vervoegde zich bij de burgemeesters en vertelde dat de Grimberg buiten gevaar was. Vandaar moest hij bij de schout verschijnen van wege het schieten op de hoed van de nachtwaker. Als de nachtwaker geroepen had hoe laat het was, maar wer was een hele bende bij elkaar en toevallig was daar Jantjen ook bij. Hij mag blij zijn dat ik niet wat lager gemikt heb. Want er zat zwaar schroot op en dan had ik hem zeker de kop van de romp geschoten. Wat moest de Flikker hier met de beide nachtwachten? Vroeg de schout. Dat vraog ik mij ook af, vertelde Mannes. VAN COEVERDEN.

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1964 | | pagina 3