Directeur van KNZRM geeft roer uit handen Opgetaste inboedels in oude dubbelkeik te Harderwijk £W@ü@il *qn(kqsiq Voor de redders een nieuwe baas PUZZEL VOOR HEN JAAR VERHUURD.... oor l om de Booy zit de wacht er op Prncht handen Vrijdag 29 november 1963 WEEKBLAD VOOR RIJSSEN Pagina 7 Moeilijk Dank Gevaren Tubc1'60'95ct Hamea-Geleï Overdracht Baas boven baas (Van een onzer redacteuren) J^Jet weemoed afscheid nemen? Ach wel nee, daarvoor heb ik me er al te lang op geprepa reerd. Het schip is zeewaardig. Laat ze ermee doorgaan. Het is net als een wacht van vier uur. Als ze om zijn, ga je weg". Nuchtere, za kelijke woorden uit de mond van oud-marinc-officier Hendrik Tho mas de Booy (65), die binnenkort zijn taak neerlegt als directeur van de sterk tot de verbeelding spreken de Koninklijke Zuid Hollandse Red ding Maatschappij. De sterke man aan het roer verlaat een onderne ming, die 42.000 contribuanten telt („Ik noem ze altijd redders van de wal") en beschikt over vijfentwin tig kuststations met driehonderd redders (waarvan slechts achttien in vaste dienst) en vijfentwintig motorreddingboten. Wie is Tom de Booy, in' wiens werk kamer de vergeelde portretten han gen van veelvuldig gedecoreerde red ders? Wie is de man, die drieëndertig; jaar lang een onderneming overeind hield, die nimmer bij de staat kwam aankloppen om financiële steun? Hoe wist hij bij tienduizenden de belang stelling levend te houtfèn voor de de dienstverlenende taak van de K.N.Z.H.R.M.? Directeur De Booy zou het iemand kwalijk nemen, wanneer hij hem om ringde met prijzende superlatieven. Als realist haat hij opsmuk, overdre ven geromantiseer. Jarenlang heeft hij zich geërgerd aan de sentimentele verhalen, die over de vrijwillige red ders werden opgehangen. „Men noemde hen de ridders ter zee. Dat was niet echt maar vals. Ik acht deze mensen te hoog dan dat ze naar beneden worden gehaald. De laatste jaren is het gelukkig stukken mider geworden. Maar het is dik wijls heel erg geweest. Deze redders stammen af van strandjutters. We moeten geen filmsterren van hen ma ken. Ik heb het zo vaak tegen hen ge zegd: grondzeeën zijn minder gevaar lijk dan te veel in de publiciteit ko men". „Die mensen werden dan volslagen uit hun voegen gerukt. Zij meenden, dat er wat te verdienen viel. Zij kwa men zo in. de belangstelling te staan, dat er allerlei plaatselijke jaloezieën werden gewekt. In 1825 werd daar ai tegen gewaarschuwd. Natuurlijk ma ken wij propaganda voor onze maat schappij. Als je maar het juiste mid den weet te vinden". Tom de Booy spreekt over de K.N.Z.H.R.M. als over een bedrijf. Hij toont grafieken, noemt sprekende cijfers en legt in telegramstijl ver band tussen bepaalde gebeurtenissen. Dat is één kant van zijn persoonlijk heid. Volkomen anders wordt zijn toon, wanneer hij de ideële achter gronden van het reddingswerk be licht en de menigte spannende ge beurtenissen in zijn herinnering wak ker roept, die verankerd zijn in zijn vijftien boeken, waarvan vijf span nende verhalen voor jongens. In de gedecideerde hoogste chef ontwaakt dan de romanticus, die zijn verbeeldingskracht zorgvuldig koes tert en haar behoedt voor valse in vloeden. Dan is hij de verteller, die kleine wolkjes uit zijn pijn blaast en er genoegelijk bij gaat zitten. Tot dat moment is hij met reuzen stappen door de geschiedenis van de maatschappij gelopen en heeft hij zijn aandeel in de groei en bloei bon dig geschetst. „Je deed van alles vroeger. De ene dag zat je bij de notaris, de volgende dag op een reddingboot, de derde dag hield je een lezing, de vierde dag was je betrokken bij het loodswezen. Een volkomen one-man's job, die o.a. kennisma king eiste met alle medewerkers, inspectie van het materieel, het bij wonen van oefeningen, contacten met plaatselijke reddingscommis sies, controle op de administratie, gesprekken met allerlei instanties en propaganda naar buiten uit via ons blad „De Reddingboot" en het versturen van een kalender ieder jaar. Voor het versturen van ons blad schreven wij aanvankelijk vijftienduizend adressen met de hand". de reddingboten uitvaren. Hoewel het aantal grote scheepsrampen steeds minder wordt, is het aantal verleende diensten vier maal groter dan vijftig jaar geleden. Tot de huidige werk zaamheden behoren het bergen van gewonden en zieken, het opsporen van overlevenden uit neergestorte vliegtuigen en hulp aan jachten, die stuurloos geraakt zijn. Het aantal jachten neemt reusach tig toe, waardoor de zomer, in tegen stelling tot vroeger, drukker is dan de winter. De eisen, die aan de pa raatheid worden gesteld liggen dus veel hoger dan eertijds. „In 1939 htfdden we tienduizend le den, in 1945 9300, in 1948 12.500, in 1956 35.500 en in 1957 39.00 leden. Van de 42.000 contribuanten, die we nu hebben, hebben we per jaar een ver lies van zes procent door emigratie, bedanken of overlijden". „Er waren bepaald ook moeilijke tijden. De gulden daalde tot een der de van de waarde". „De bouwprijzen van nieuwe boten gingen angstwekkend omhoog. De laatste jaren krijgen we veel meer le gaten en erfenissen. Verder hebben we behalve de contributie, offerbusjes door het hele land verspreid. Die brengen per jaar een gezamenlijk be drag op van 124.000. Ten slotte rich ten we tentoonstellingen in en wordt „De Reddingboot" in een oplaag van zestigduizend verstuurd". „Grotere bekendheid kregen wij ook door de publikaties van Piet Bak ker, Werumeus Buning en de memoi res van Klaas Toxopeus. Daar pluk ken wij nu de vruchten van. Als u eens wist hoeveel scholen er jaarlijks informeren naar gegevens over ons werk. Zeker iedere dag drie brieven. Verder draaien we tweehonderd keer per jaar films voor allerlei vereni gingen. Collectes houden wij niet. Wij vragen slechts belangstelling en sym pathie. Dat is veel belangrijker". Heeft de K.N.Z.H.R.M. veel dank betuigingen in haar archieven van ge redde mensen? „Ik ken maar één geval", zegt de heer De Booy, „maar dat is dan ook uniek. In 1921 strandde kapitein Schroder met zijn schoener Liesbeth uit Ham burg bij Cocksdorp. De „Branda- ris I" voer uit en verging met man en muis voor de ogen van de ka pitein. Hij heeft deze tragedie en zijn uiteindelijke redding nimmer meer kunnen vergeten. Als hij er nu nog over vertelt, beginnen zijn lippen op nieuw te beven. Sinds die rampnacht heeft kapitein Schroder ons ieder jaar op de dag dat hij schipbreuk leed een brief geschreven. Tijdens de oorlog hoorden we niets van hem, maar on middellijk daarna begon hij weer te schrijven". De oorlogsjaren leverden ook voor de reddingmaatschappij hachelijke tijden op. Van 1940 tot 1945 werden achthonderdvijftig mensen binnenge bracht. Zij werden gered van Scandi navische en Nederlandse schepen. Tot hen behoorden ook geallieerde en Duitse piloten, die met hun toestel in zee waren gestort. De heer De Booy voer talloze ma len mee en het zou voor hem ge makkelijk zijn geweest over te ste ken naar Engeland. Maar daarmee zou hij voor de maatschappij radi caal de mogelijkheid hebben afge sloten tot het verkrijgen van facili teiten. Een enkele keer voer een Duitser mee, maar dan werd hij wel zo zeeziek, dat van hem niets meer te duchten viel. Met andere woorden: de K.N.Z.H.R.M. bleef ondanks de verleiding onder vaak uiterst moeilijke omstandigheden op haar post. De maatschappij heeft weinig le den in Brabanten Limburg. „Hoe vérttey tPë tfnëfeèfi van de zee wonen, hoe minder hun belangstelling. In Duitsland is dat anders. Daar zitten de leden overal in het land verspreid. In Engeland ook, maar dat komt om dat het een eiland is. Daar spreekt de zee meer aan". De gevaren, waar aan de redders bloot staan, zijn niet geringer dan vroeger. Bij orkaanwind elf werd vroeger niet uitgevaren, want dan kon men met die kleine roeiboten niets beginnen. De motorreddingboten zijn echter wel in staat een dergelijke orkaan te trotseren. Ook wat de tijdsduur betreft, wordt meer van de bemanningen geëist. Het is. geen zeldzaamheid, dat zij twintig uur achtereen in touw zijn. Niet zonder waardering spreekt de heer De Booy over de samenwerking met de OSRD, de reddingsdienst van de marine luchtvaart, die steeds klaar staat om te assisteren wanneer Advertentie en nimmer ruw of schraal •H ♦H •H •H ♦H ♦H ♦H •H •H ♦H •H ♦H •H •H •H •H ♦H •H •H •H ♦H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H •H 1 scheepsreperatieplaats 4 zot 6 kloosteroverste 9 heldendicht 10 hoofdstad in Eur. 11 wig 12 indien 14 ogenblik 15 deel van gelaat 17 schor 20 Chin. Munt 22 bijwoord De scheidende directeur, die feil loos weet hoe hij met zijn mensen moet omspringen zegt ten slotte: „Ik maakte als officier van de marine zeekaarten van gebieden ter hoogte van de Oost-Molukken. Op een dag kreeg ik een brief van mijn vader met het verzoek of ik bij de redding maatschappij wilde komen. Dat heb ik gedaan". „Thans draag ik mijn werk over aan de oud-luitenant ter zee Ch. van der Zweep. Hij heeft hier al vijf jaar gewerkt, dus de zaak zit in vertrouw de handen. Ik blijf nog wel bestuurs lid en ik houd de redactie van „De Reddingboot". Nee, ik ga me niet vervelen. Ik heb allerlei liefhebberij en". De grote stuwkracht van de red dingmaatschappij staat zijn plaats af aan een jongere. De man, die zon der staatsbemoeienis zijn particuliere maatschappij grote faam bezorgde, gaat uitrusten van drieëndertig jaar vruchtbare arbeid. Het zij hem ge gund. (Van een onzer redacteuren) HARDERWIJK Niet alleen in rooms-katholieke kringen, maar ook bij anderen is bezwaar gemaakt te gen het verhuren van het fraaie dubbelkerkje aan het Kloosterplein aan een handelaar in meubilair. De huurder heeft de kerk met zijn fraaie kruisgewelven en kleurige gebrandschilderde ramen omge doopt in het „Verkooplokaal d'olde karke". De kerk is inmiddels vol gestouwd niet allerlei meubilair, bekleding, vloerbedekking, schilde rijen en gebruiksvoorwerpen. „Vrij entree" vermeldt het bord aan de ingang van de kerk en wie zich binnen waagt, schrikt onwille keurig van de rommelige aanblik die in geen enkel opzicht herinnert aan de sfeer, die een kerk eigen be hoort et zijn. BAKFIETS EN BORD Hoewel het uiterlijk van 't eeuwen oude kerkje vrijwel ongeschonden is gebleven, illustreren de aanwezigheid van een bakfiets en een ontsierend Waar vroeger de kerkbanken ston den, vertoont zich nu een assortimem van bankstellen en stoelen. bord tegen de gevel.' dat in de kerk 'n verkooplokaal is gevestigd. Slechts een smal pad voorkomt, dat men struikelt over de hoog opgetaste meu belen, bedden en allerlei andere koop waar. die onwillekeurig herinneren aan de tempel, waarin de tollenaren hun handelswaar aanprezen In de voomalige sacristie is de rommelige indruk belangrijk groter Een slordig bureau, wat oude stoelen en tafels, hebben de eeuwenoude sfeer radicaal de nek omgedraaid. Het is triest, dat de pastoor van Harderwijk geen andere bestemming voor dit kerkje heeft kunnen vinden. Een museum of 'n andere meer aan gepaste oplossing zou nog enigszins in de lijn der verwachtingen hebben gi- legen Maar deze commerciële be stemming met zijn ontsierende inboe del heeft deze eerbiedwaardige kerk zo ontstellend ontsierd, dat een groot deel van de Hatderwijkse bevolking terecht protest heeft aangetekend Of dit protest tot het gewenste resultaat zal leiden, valt te bezien De koop man zou de kerk voor tenminste tien jaar hebben afgehuurd. Wat na die tien jaar van het aantrekkelijke kerk gebouw is overgebleven, kan men slechts gissen. Het fraaie kerkje in Harderwijk, nu gebruikt ais verkooplokaal. 24 reeds 25 rijgsnoer 26 rivier in Italië 27 pers. voornaamwoord 28 oudste 30 ingewand 32 koraaleiland 34 plaag 35 voordat 37 boveneind 39 hemellichaam 40 kermistraktatie 41 vat 42 looplat 43 elasticiteit VERTICAAL: 1 deken en laken 2 toegankelijk 3 projectiel 5 paling 6 bloem 7 vlek op paardenhoofd 8 speelgoed 12 verbrande turf 13 shilling 16 ooievaar 18 aanvankelijk 19 huisdier 21 gravure 23 optelling 27 naaigerei 29 draaiend lichaam 30 op de vermelde dag 31 pers. voornaamwoord 32 winter genoegen 33 gast 34 stilte! 36 boom 38 colbert kostuum OPLOSSING VORIGE PUZZEL 4* 4* 4* K* K* K* 4* H* K* 4* 4* 4* 4« 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* .4* 4* 4* 4« 4* 4* 4* 4* 4« 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* 4* K* 4* 4? B§hoyd van Uw tanden. 75ct-f1r De Franse geleerde pasteur en een minister van Napoleon III, de histori cus Durny, ontmoetten elkaar bij een halteplaats voor huurrijtuigen. Ze na men samen een wagen om zich beiden naar een vergadering van de Franse Academie voor Wetenschappen te laten rijden. Toen zij daar aankwamen, gaf Durny de koetsier een geldstuk van hon derd stuivers. De koetser zei (ook in die dagen al een bekend foefje) niet te kunnen wisselen. „Dan houd je de rest maar als her innering aan het feit, dat je vandaag de grootste, geleerde van deze eeuw hebt mogen vervoeren". Pasteur verlegen met zoveel eerbetoon reageerde snel. Hij griste een geldstuk van vijf franc uit zijn zak en gaf het de koetsier met de volgende woorden: „Hier neem dit dan ook want vandaag heb je de grootste minister van het twee de keizerrijk rondgereden".

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1963 | | pagina 7