FILM NIEUWS Zoöloog uit München „vertolkt met een geluidsband Schip met 300 landverhuizers verging van 8 op 4 december SLECHTS 17 MAN GERED Bijen kunnen echt praten De rampdagen van 1863 Vrijdag 22 november 1963 WEEKBLAD VOOR RIJSSEN Pagina 5 Causerie-demonstratie schoonheidsverzorging Dropping personeel OME FA Vrijdag en zaterdag de film: EDDIE IN TOPVORM Woensdag de film: AMERIKA ZONDER MASKER Het proeven van de nectar vergemakkelijkt het zoeken naar bloemen Orkaan boven hadden Strandingen In de orkaan Aan de voet van kerk Voor de Ned. vereniging van Huisvrouwen afd. Rijssen hield mevr. Baan-Kwakkel in het Parkgebouw een causerie over huidverzorging en manicure. Mevr. Baan zette uiteen, dat het uiterlijk als geheel belangrijk is. „Een opgewekt gezicht en een kwieke gang doen wonderen", aldus spreekster die voorts enkele wenken omtrent kleding en make up gaf. Make-up wordt vaak gebruikt om een minder gave huid te verdoezelen maar dan aldus mevr. Baan wordt het gezicht al gauw een „masker". Het gebruik van de juiste preparaten is een eerste vereiste. De massage werd b.v. in Afri ka en het verre Oosten te vaak als genees methode toegepast terwijl in Frankrijk het masseren voor het eerst als schoonheidsstimu lans werd toegepast. De huidverzorging zo ging mevr. Baan verder bestaat o.a. uit het reinigen en beschermen van de huid. Voor het slapen gaan moet de huid gereinigd worden want het herstel al dus spr. heeft 's nachts plaats. Niet iedere huid aldus de schoonheidsspecialiste kan zeep ongestraft verdragen. Het gebruik van een Lo tion is beter. De diverse preparaten moeten zijn afgestemd op de zuurgraad van de huid. Het gebruik van dagcrême is altijd goed, ook als geen make-up wordt aangebracht. Een van de aanwezige dames onderging een schoonheidsbehandeling waarbij mevr. Baan iedere handeling toelichtte Het resultaat was verrassend en de aanwezige dames waren er Door de personeelsvereniging van de NV Omefa werd een goed geslaagde dropping gehouden. De deelnemers vertrokken vanaf de kantine van de fabriek in een gesloten vrachtwagen. Er hadden zich niet minder dan 55 deelne mers aangemeld. Midden in de Holterberg werd het gezelschap „gedropt". Bij de eerste controle, welke gevestigd was op de Konings belt werd medegedeeld welk einddoel men moest trachten te bereiken. De opgaaf de finish te Haarle te vinden bleek bijzonder moei lijk te zijn. Verschillende deelnemers kwamen op een vol komen dwaalspoor en bereikten pas na een omzwerving van enkele uren het einddoel (De normale tijd was geschat op 72 minu ten). De uitslag was als volgt: 1. B. G. Eerdmans en mej. Eerdmans O strafpunten., 2 Groep Pluimers-Karkdijk, Timmerman 18 strafpnt. 3 H. Vosgezang - J. Harbers 24 str. pnt, 4 H. Baan - J. de Jong 26 str. pnt. De poedelprijs met 114 strafpunten werd uitgereikt aan de heer J. Nauta. Na afloop genoten de deelnemers van een gezellige erw tensoepmaaltijd. van overtuigd, dat make-up, op de juiste wijze aangebracht het gelaat inderdaad verfraait en de persoonlijkheid onderstreept. Mevr. Land-Dumkopf bracht mevr. Baan dank voor haar causerie en demonstratie en bood haar bij wijze van attentie een fraaie bos anjers aan. Midden in een wervelstorm in Florida krijgt de revue-producer Eddie Parker een telegram hem meldend, dat hij geëngageerd is voor „Gay Paris" de beroemdste Parijse music- hall. Met zijn assistent Sim arriveert hij op het vliegveld Orly, waar vele journalisten en musici ter begroeting aanwezig zijn. Tot zijn teleurstelling merkt Eddie, dat de grote be langstelling niet hem geldt, maar de doodkist van een blijkbaar belangrijk personage. David Balkis, de „Keizer van de nacht" de grootste exploitant van allerlei amusements zaken is gestorven en hij staat in zijn be kendste theater opgebaard. Zijn drie broers zijn snel uit het oosten, naar Parijs gekomen om „de erfenis te regelen". Zij ontmoe ten daarbij tegenstand van Balkis' charman te, jonge weduwe Geneviève, die in de eerste plaats voor haar zoontje Patrick opkomt. De drie gebroeders zijn blijkbaar niet veel goeds van plan. Mysterieuze mannen in lichte kledij maken zich van Eddie meester en brengen hem naar het kasteel, waar hij, naar hij spoedig merkt ter dood zal worden gebracht. Eddie verzint een list en weet te ontkomen. In „Gay Paris" is het een warboel. Er worden een aantal Constantiniaanse ge vechten geleverd, maar Eddie moet tenslotte voor de overmacht zwichten. Hij wordt voor een complete rechtbank gevoerd, die alleen om hem te veroordelen zit. Plotseling verschijnen weer de mysterieuze mannen, die iedereen sommeren om bij het aanbreken van de dag bij de graftombe van David Balkis te verschijnen. David is niet dood, al heeft hij nog slechts kort te leven, maar zijn gefingeerde dood was alleen een middel om te zien, wat er zou gebeuren als hij wer kelijk dood geweest was. Het trio Balkis probeert zich op Eddie te wreken. Diens première in „Gay Paris" ont aardt in een wilde, komische vechtpartij op het toneel, maar het publiek, denkend dat dit allemaal bij het programma behoort, vindt het prachtig en Eddie zegeviert op alle fronten. 18 maanden lang, aldus Francois Reichen- bach, ben ik door Amerika getrokken op zoek naar het gewone en het ongewone. Mijn camera en ik konden overal binnen gaan, zelfs in gevangenissen. Niets van deze film werd in scène gezel of gereconstrueerd. Ik heb alleen Amerika willen laten zien: streng en meedogenloos. Amerika zoals 't gelooft; zoals het werkt; zoals het leeft, zijn eeuwige voorliefde voor jeugd en vrijheid, zonder wel ke een film als deze nimmer gemaakt had kunnen worden. iüü iLi Li Hiii i±ü 45' Al regeert de natte herfstwind nog zo streng, de afdeling beplantingen van de gemeente Amsterdam is met de gedach- h. ten alweer bij het volgende voorjaar. In •H de plantsoenen worden overal duizenden J bollen onder de aarde gewerkt. In de lente zal de hoofdstad weer een fees te- n* lijk aanzien krijgen. Op de foto een •H kijkje m het Frederik Hendnkplantsoen. K* H* K* K* K* H* K* K* K* K* K* K* K* K* H* K* k* k* K* u» K* K* K* K* K* K* K* K* K* K* K* K* K* K* H* Hf» K* K* K* Hf* Hf* Hf* Hf* Hf* Hf* RIJSSEN buiten de wallen Het was een feit; de Joden waren in vroe ger eeuwen in Twente en vooral in de kleine Twentse steden niet getapt. Aaron Jacobszoon was een zwervende Jood. In Ootmarsum had men hem verboden zich binnen de stad te vestigen. De vroegere drost had een plakkaat uitgevaardigd waarbij Jo den op één lijn werden gesteld met gauwdie ven en schooiers. Zij moesten zich ophouden op de openbare weg. Maar de plakkaten wa ren er om overtreden te worden en zo ging Aaron in strijd met de drostelijke bevelen toch de boer op. De drostendienaren en de stille verklikkers maakten jacht op de Joden. Maar nu was de oude drost gestorven en een nieuwe drost door ridderschap en steden benoemd. De baron van Ruttenscheer tot Flier- kamp was na heel wat geharrewar tot drost benoemd. En de nieuwe drost had een zeer verdoezame vrouw dat kon je zo hebben. Nu de jonker Ruttenscheer drost was geworden en hij was druk in de weer in het geheim een geldlening te sluiten. Maar bij rijke burgers in de steden klopte hij niet aan. Ook bij de edelen van Twente niet, dat maakte verplichtingen. De drost had een daghuurder die zich in het bijzonder met Joden ophield en vooral met Aiiron de Jood. Aaron was getrouwd. Hij had een vrouw Sara. Het was een donker zuidelijk type. Aaron nam dag in dag uit zijn hele hebben en hou den mee op een kruiwagen. Albert! Zo sprak de drost uit de hoogte te gen zijn daghuurder Sleepbeen uit Rijssen ge boortig, ik moet u niet weer in gezelschap van Aaron de jode zien. Aaron de jode is een best mens; toen mijn moeder in Rijssen ziek was heeft Aiiron geholpen. Heeft Aaron dan geld? Dat moet hij wisse hebben De drost trok zich aan zijn baard. Na even nagedacht te hebben, riep de drost, Sleepbeen kom binnen ik moet u alleen spreken. Albert Sleepbeen sidderde over zijn hele lijf. De drost zou hem straffen om zijn omgang met Aaron. Want Albert had stiekum Sara, de vurige Jodin gekust. Wat wilde men. Albert Sleepbeen een mismaakte herenknecht, waar geen crèsten vrouwmens naar omkeek voelde zich eenzaam. Nu had Aaron met zijn vrouw postgevat onder de grote flierstruik in de El- seneres. En Sleepbeen moest voor de drost een bood schap naar de Oosterhof. Hij liep door de Elseneres. En daar tussen de flierstruiken zag Albert de schone vurige Sara zij vroeg hem of hij haar man Aaron ook gezien had. Ja die zwierf in Eisen bij de boeren. Hoe het zo ge komen was daar kon Albert later geen ver klaring voor geven. Maar voor hij er erg in had lag Sara in zijn armen en zij zoenden el kaar lang en innig. En nu gebood de drost hem binnen te komen, het hart bonsde Sleepbeen in de keel. Wie zou hem afgeloerd hebben? Wie? want het stond voor Albert vast dat hij om zijn vrijerij met Sara de Jodin, gestraft zou worden. In de drostenkamer werd de deur gesloten. Ga zitten Albert! gebood de drost. Meteen legde hij een scherp zwaard op tafel. Gij kent de Jode Aaron? Ja piepte Albert kleintjes. Vraag hem om een lening van vijfduizend carolus guldens! Albert Sleepbeen zakte bijna door de stoel zo groot was het genoemde kapitaal. De drost vertelde hem verder dat hij de mond moest houden anders zou hem het hoofd van de romp gescheiden worden, zonder dat er een haan naar kraaide. Tegen de avond sloop Albert de es is, bij de flierbos gekomen te midden der roggeakkers vond hij daar niets. Even stond hij stil, waar kon hij Aaron en Sara vinden. Dan opeens lispelde een stem, zoekt gij Sa ra? Dan moet gij'bij de Wezel in Eisen zijn! Het was Albert alsof hij door de grond zonk. Met knikkende knieën en zonder om te kijken spoedde hij zich voort. Na een half uur bereikte hij de boerderij de Wezel die sinds lang verdwenen is. Hij sloop om het huis en liep bij de hooiberg hevig schrikkend in het don ker tegen Sara aan. Ook deze schrok hevig. Sleepbeen fluisterde ik ben het, Albert! Maar Sara legde hem de hand op de mond. Zij lispelde Aaron is hier! Waar is hij? Ik moet hem spreken. Sara liep om de hooiberg heen. Ik moet je in strikt geheim spreken. Het is van de drost. Wij gaan naar de heilige flierbos in de Elseneres Aaron ging door de knieën. Ik word toch niet opgehangen? fluisterde Aaron. Neen, kom mee! riep Sleepbeen. Het is heel wat anders. De kruiwagen bleef bij de hooiberg staan. Bij de flierbos aangekomen, vertelde Albert aan Aaron het verlangen van de drost Aaron riep zacht, Na! Het komt van de zak of van de band, maar heer droste zal de le ning hebben. Maar dan bid ik heer droste om in Rijssen te mogen wonen. Dat was goed. Sleepbeen zou de boodschap over brengen. Aaron ging terug naar de Wezel en dacht de hele nacht na. Om vijf uur in de morgen was hij er. Hij zou naar David van Munster gaan een Joodse geldschieter in Osnabrück. Het was met de kruiwagen een hele reis en moeilijk want overal werden de Joden met schele ogen aangezien. Maar in ieder geval Aaron slaagde en tot wederdienst gaf de drost permissie aan Aaron de Jode om zich te Rijssen te vestigen. Het verzet kwam van de handeldrijvende burgerij. Maar de drost kwam persoonlijk naar Rijssen. Heer droste sprak met de bur gemeesters, maar die vonden dat een Jood een Jood was. Maar Aaron verklaarde dat hij slechts een kleine nering nodig had een win keltien om te leven. Maar dat pakte spoedig anders uit Sara had vat op de mannen. Zij was daarbij een zeer uitgeslapen iemand. In de Elsenerstraat ver buiten de wallen daar begon Aaron zijn nering. De boeren van Eisen wisten al gauw dat je bij Aiiron van alles kon kopen en van alles kwijt kon. Aaron nam genoegen met een kleine winst. Het winkeliers gilde van Rijssen werd door de drost met een kluitje in het riet gestuurd. Freule Nachtegaal was buiten zichzelf van woede. Aaron had de freule beet gehad. Hij had haar ziek gepraat aan een antiek meubel en het toen voor een flinke prijs aan de drost verkocht. Meteen had Aaron permissie gekre gen om het binnen de wallen te proberen. De freule die zich bij tijd en wijle door de aap liet afvrijen, stiekum natuurlijk, want na de te rechtwijzing van de heer van de Grimberg ver toonde zij zich niet meer in het openbaar. Maar met Apen Willem was het wat anders daar was freule Nachtegaal smoor op. En nu had de drost er in toegestemd en de burgemeesters ook, dat de Jode Aaron op het einde der Molenbeek in het oude Kieftenhuis zou trekken, daar wilde geen mens meer in wonen, want het heette in volksmond dat het daar spookte. Aaron en Sara beiden hadden verklaard niet aan heksen en spoken te geloven. De freule had Apen Willem gevraagd eens poolshoogte te willen nemen. Dat wilde de aap wel, maar hij nam voor de zekerheid Mientje mee. Zij verscholen zich aan de Götte op zij van het Kieftenhuis. Het was al laat in de avond en Aaron de Jode hield naar hij zelf zei van villen en voethouden. Bij de pachter van de Oosterhof. De jonkers van de Oosterhof hadden vele pachters in de nabijheid van het kasteel liggen. En Lucas de boer had een kalf van acht dagen door de keel gesneden. Een Aaron en anders Sara wisten wel weg met het kalf. Het was omstreeks half twaalf toen bij het Kieftenhuis voorzichtig de deur geopend werd en Aaron de ingewanden van het kalf achter de flierbos in de götte gooide. Maar dat ging mis. Inplaats van in de götte gooide hij de aap en Mientje met de ingewan den om de oren. Gasterd schreeuwde Mientje en de Jood sprong wel een halve meter achter uit. Hij wipte naar binnen en riep, Sara! Sara! Het spookt hier, het is hier niet zuiver. Mientje zou die nacht bij haar zuster blijven en bij de Aap ontwaakten oeroude instink- ten. De Aap ging op avontuur uit, klopte bij de freule Nachtegaal deze had zich inmiddels een rehmer-dog aangeschaft met het oog op, de Jood Aaron en diens vrouw. De dog viel aan en haalde Willem de broek van het lijf. Toen de freule merkte wie het was riep zij haar hond terug. Zij keek op, toen zij de blote billen van de Aap zag en werd innerlijk met ontferming bewogen. De Aap dacht aan Mientje waarmee hij op het trouwen stond. Maar de freule liet hem geen tijd. Zij sloeg haar armen om zijn hals. De dog werd nijdig en wilde de Aap bijten en de freule liet haar hond uit om met de aap af te re kenen. De uniformbroek was kapot. Voor de aap zou er wat op zitten en de jon ker zou tekst en uitleg vragen, maar de freule zegde toe dat zij dat in orde zou maken. De dog en Aaron. De hond van de freule ging op avontuur uit en Aaron die laat in de avond nog een kleine boodschap moest doen vóór hij naar bed ging stond in de götte te wateren. Vlak voor zijn voeten hoorde hij in eens gegrom en riep Sa ra help! En er kwam hulp! Sara kwam met de gloeiende vuurlepel, waarmede zij bezig was het vuur in te roken. Zij liep naar buiten en gaf de hond een smeer, dat deze luid jankend naar huis liep. Juist wilde de freu le haar maatregelen nemen om met de Aap af te rekenen, toen luid gehuil aankondigde dat haar hond ergens te gast was geweest. Een kluif hing nog uit zijn bek. Het stomme dier moet bij Aaron geweest zijn dat is nou een smerige Jodenstreek bedacht de freule. VAN COEVERDEN. 55 Bijen kunnen echt „praten"! Hoewel hun „taal" slechts uit ritmische, knetterende ge luiden bestaat, toch bedienen zij zich van dui delijk waarneembare akoestische signalen. Dezesens ationele ontdekking deed de Münch- chener zoöloog dr. Harald Esch, die daarme de de eerste deskundige van de akoestische bijentaai op de gehele wereld is. Tot nu toe dachten de bijenonderzoekers, dat de bijen zich alleen door karakteristieke dansen verstaanbaar maken, die al sinds ge ruime tijd bekend zijn. Ook dr. Esch zag in deze dansgfiguren van de bijen de enige mogelijkheid van deze bijzondere insecten zich verstaanbaar te maken. Toen hij weer eens een dansende bij gadesloeg, kreeg hij plot seling een ingeving en nam een stuk gummi slang als geïmproviseerde hoorbuis. Duidelijk kon hij ritmische knettergeluiden waarnemen, die zich in bepaalde afstanden herhaalden. Hij constateerde, dat de dansende bij steeds dan een knettergeluid voortbrengt, als zij haar dans begint en evenzo, als zij deze beëindigt. Het voor de hand liggende vermoeden, dat de bijen door de akoestische signalen hun zus ters het begin en het einde van hun danspas sen meedelen vond dr. Esch bij verdere proeven spoedig bevestigd. AFTASTEN MET VOELSPRIETEN Als een bij een nieuwe vindplaats voor nek- tar of stuifmeel ontdekt, vliegt zij onmiddel lijk naar haar eigen kast terug, om de ande re bijen nauwkeurig aanwijzingen over rich ting, afstand en kwaliteit van de ontdekte bloesem te geven. Zij doet dit door de rich ting, de lengte en de snelheid van haar dans passen. Daar de bijenkast normaliter van binnen in volledig donker gehuld is, moeten de bijen de bijzonderheden van deze danstaal met hun voelsprieten aftasten. Een fout bij het aftasten zou echter tot gevolg hebben dat de andere bijen in de verkeerde rich ting, te ver of te dichtbij en bovendien naar een minder overvloedige voederplaats vlie gen. Daarom maken de bijen - volgens de gegevens van dr. Esch - gebruik van akoesti sche signalen ter aanvulling van hun dans taal. De snelheid van het knetteren geeft de bijen exacte aanwijzingen over de snelheid van de danspassen en zo ook over de overvloe digheid van de aan te vliegen vindplaats. PROEFJE VAN DE NECTAR Een proef zou dit bevestigen. Met behulp van een dode bij, die door dr. Esch van een mag neetje werd voorzien, simuleerde de onder zoeker uit München, terwijl hij tegelijkertijd de op geluidsband opgenomen knettergeluiden liet afdraaien, een overvloedige vindplaats op zekere afstand en in een bepaalde richting van de bijenkast. De andere bijen „luisterden" eerst aandachtig, maar plotseling stortten zij zich op de dode bij en staken haar met hun angel. Wat was er gebeurd? Dr. Esch vond de oplossing: na de eerste danspassen en knettergeluiden van zijn „kunst matige" bij, vroegen de overige bijen, even eens met een knettergeluid, hun collega om een proefje van de nectar, opdat zij de bloe semgeur nauwkeurig registreren en zich daar na bij het aanvliegen slechts op de aangepre zen bloesem concentreren kunnen. Toen dr. Esch ook deze bijzonderheid van de bijentaai had leren kennen, gelukte het hem, de andere bijen naar een van te voren bepaal de bloesem te dirigeren. Daarmede heeft de Münchener zoöloog het definitieve bewijs ge leverd, dat de bijen - behalve hun dans taal - ook een echte, akoestisch waarneemba re „taal" bezigen, om zich verstaanbaar te ma ken. (Van een medewerker) In de nacht van 3 op 4 decem ber 1863 had een der grootste rampen uit de geschiedenis der zeilvaart plaats. Bij ""erschelling verging toen de Duitse bark „Wil- helmsborg", een driemaster, met ongeveer 300 landverhuizers, voor het merendeel bestaande uit ge zinnen, mannen, vrouwen en kin deren, aan boord. Slechts 17 schip breukelingen werden gered, van wie later nog verschillende vanwe ge de doorgestane ontberingen stierven. Dagenlang n- de ramp bleven er lijken op het Terschellin- ger strand aanspoelen. Ze werden op wagens gestapeld en naar het kerkhof van Hoorn gebracht, waar ze in massagraven ter aarde wer den besteld. Er waren dagen bij, waarop tien wagens niet voldoende waren om alle lijken te vervoeren De zee was al vanaf 22 november zeer roerig geweest. Enkele opklarin gen werden steeds weer gevolgd door stormen. In de namiddag van 3 de cember begon de wind weer aan te wakkeren om in de vroege nach telijke uren tot orkaankracht aan te groeien. De storm woedde langs ge heel Europa's westkust. Tot aan Mar seille toe werd stormschade gemeld. Het centrum van de orkaan bewoog zich echter door de Noordzee, langs de Nederlandse kust en bracht daar talloze schepen in moeilijkheden. In 1863 stond de stoomvaart nog maar in de kinderschoenen. De zee werd toen nog grotendeels gestoffeerd met zeil schepen, barken, brikken, schoeners, enz. die met hun tuigage steeds een fantastisch mooie aanblik boden. Maar het leven aan boord van deze schepen was minder romantisch en bij storm in de regel heel gevaarlijk. Ook het georganiseerde reddingswe zen stond toen nog in de kinderschoe nen. Meestal was dat een gemeente lijke zaak of waren er hier en daar commissies gevormd, die er een roei boot op nahielden met een ongetwij feld heel dappere bemanning Maar in stormen met orkaankracht kon zelfs de dapperste roeier niet veel uitrichten. Een eeuw geleden vierde ook dc jutterij nog hoogtij. Het vergaan van een schip betekende toen voor de kustbewoners nog eens een voor deeltje in hun armzalig bestaan. De tijd van het lokken van sche pen naar gevaarlijke stranden met dwaallichten en seinvuren was toen nog niet eens zo heel lang verleden tijd. In die nacht van drie op vier de cember behoefden er _hter geen hulpmiddelen bij om schepen te doen stranden. Dat deden er op zich zelf reeds genoeg. Alleen al op de kust van Texel en op de Vliegronden ver gingen die nacht 13 schepen. Bij Ter schelling drie. Een op de rede van Ameland lig gende Zweedse brik raakte op drift en sloeg bij St. Jacobi Parochie op de Friese kust. Er waren zes wachts- mannen aan boord. Ze klommen in een van de masten, die boven water bleef uitsteken en hingen daar 40 uren achtereen in het want voor ze gered werden, terwijl de mast hen bij elke golfslag heen en weer in het wa ter zwiepte. Bij 't Friese plaatsje Zurich strand de een Hannoverse tjalk. De equipage ervan verdronk. Van de stoomboot Maasstroom, die van Hamburg naar Rotterdam onderweg was en op de kust van Terschelling te pletter sloeg, konden de opvarenden worden gered. Van een Noorse brik, die op 't Ter- schellinger strand verging, konden de opvarenden slechts gedeeltelijk wor den gered Van de Hamburgse bark „Windspiel", die met tabak van Bal- timore naar Amsterdam onderweg was en bij de Koog op Texel verging verdronken 8 man. De kranten, die in 1863 versche nen, waren nog maar klein van om vang, verschenen nog maar beperkt en waren wars van enige sensatie, maar aan de ramp met de „Wil- helmsborg" werden toch vele ko lommen gewijd. Vol goede moed waren de landver huizers een week van te voren uit Hamburg vertrokken, hun weinige hebben en houden in kisten en plun- jezakken meevoerend. Onder hen wa ren zelfstandige mannen, die in het landverhuizen een avontuurlijke on derneming zagen. Er waren jonge echtparen, die de kans op een meer welvarend leven met beide handen wilden aangrijpen. Er waren ook reeds kinderrijke gezinnen, met jon gens en meisjes die de handen reeds uit de mouwen hadden leren steken, maar ook met kleutertjes en zelfs met babies. Nog maar nauwelijks buiten de ha ven kwam het schip in woelige zee en begon de ellende met de zeeziekte, die hen vrijwel allen diep ellendig maakte. Tegen de aanvankelijke zuid westelijke winden in schoot het schip maar langzaam op en zodoende kwam het ter hoogte van Terschel ling in de orkaan terecht, die toen uit het noordwesten begon te blazen. Al spoedig werd een deel der zeilen weggerukt; daarna sloeg het roer ka pot en was de bark een weerloze prooi van de golven. Enige doodzieke mensen sloegen toen reeds overboord en verdronken. Aan redden was niet te denken. De meeste vaten met drinkwater sloegen weg en het water moest streng worden gerantsoeneerd. Lang duurde dat echter niet, want de wind dreef het schip hoe langer hoe meer naar de gevaarlijke gron den boven Terschelling. Het sloeg daar over enige zandbanken heen, brak en verdween met het achter schip onder water. Wie kon zwemmen sprong over boord en probeerde land te bereiken. Het gelukte maar aan zeventien van hen. De meesten, die het probeer den verdronken in de kokende bran ding. Nog urenlang groepten de over- blijvenden op het voorschip samen totdat ook dat uit elkaar sloeg. Alles verdronk, ook de kapitein, die als een moedig zeeman tot het laatst toe op het schip was gebleven Honderd jaar is een lange tijd, maar het verhaal van deze schip breuk leeft op Terschelling nog voort, van mond tot mond overge leverd. Wie het oude kerkje van Hoorn bezoekt, en daar een oudere Terschellinger treft, kan nog de plaatsen aangewezen krijgen, waar al die lijken liggen begraven. De massagraven gaan thans schuil onder de looppaden van het kerkhof. Alleen de kapitein kreeg een eigen graf en een eigen steen, met zijn naam kapitein Kross, de naam van het schip, op weg van Hamburg naar Moretonbay, de datum van de ramp nacht en de plaats vati de ondergang, de Terschellinger Bosplaat. Het stormweer duurde de gehele decembermaand door. Op 23 decem ber verging bij Vlieland een grote Zweedse bark. Van de negentien op varenden werden er slechts drie ge red. En van hen stierven er kort daarna nog twee vanwege de door gestane ontberingen.

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1963 | | pagina 5