WALVIS EN PLANETARIUM OP x A München krijgt een gezicht nieuw EEN STAD UIT 29 DORPEN Het ongeluk op de markt bij de Bisschopslinde gg BERGONGELUKKEN Vrijdag 22 juni 1962 WEEKBLAD VOOR RIJSSEN Pagina 5 Ondernemingslust en zin voor wetenschap in het oude Twenthe Meer fabrieksarbeiders dan in de Roersteden Hulp uit Amerika Men ruikt de rook niet De bus gemist In de hal „100 jaar activiteiten", welke op de tentoonstelling 3 x A aan de regionale activiteiten gewijd wordt, valt op velerlei wij ze de aandacht op de Twentse ondernemings zin en op de banden die dit gewest me ve le delen van de aardbol verbinden. In een tweetal bijzondere inzendingen wordt dit nog eens extra onderstreept. Dit betreft het skelet van een walvis ter lengte van 24 meter en een volledig plane tarium, dat, in een afzonderlijke projectie ruimte geïnstalleerd, een oppervlakte van 100 m2 beslaat. Dit planetarium (bijzonder actueel wegens de ruimteverkenningen van onze tijd) herinnert aan de goede naam, die inwoners van Enschede zich meer dan hon derd jaar geleden op wetenschappelijk gebied reeds verworven hadden. De walvis roept de ondernemingslust in herinnering van gewo ne lieden: Twenten en Achterhoekers wier na men vrijwel vergeten zijn, maar die in een tijd, toen deze gewesten van de rest van ons land sterk geïsoleerd lagen, de naam van Holland op de wereldzeeën hoog hielpen hou den. Beide inzendingen te Enschede. Dit museum bevat veel walvisherinneringen, want in pro- historische tijden hebben deze dieren ook in deze streken rondgezwommen. De fossiele resten zijn bij honderden in de Twentse bo dem gevonden. Het walvisskelet is voor deze bijzondere ge legenheid afgestaan door het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie te Leiden. Deskun dig personeel van dit museum zal tussen de 35 m brede spanten van de „100 jaarhal" het enorme geraamte tot in zijn details recon strueren. Hoe vreemd het moge klinken voor een landsdeel, dat zo ver van zee lag als Oost Nederland, ook van hier zijn ondernemende lieden ter walvisjacht getrokken. Bij een groep Groenlandvaarders, die in 1634 op Spitsbergen overwinterde, bevond zich de kok Alef Willemsz, die uit Gelderland afkomstig was. In 1651 was Jan Wagelaar uit Ensche de in dienst van de „Groenlandsche Compag- nije" getreden. Weer andere walvisvaarders hebben de twee walviskaken meegebracht, die vóór de stadsbrand op de Heurne (Wil- helminastraat) stonden en er een tuinpoortje vormden. Men weet nog dat een man uit Lonneker omstreeks 1800 regelmatig ter walvisvaart trok. Van zijn huisje aan de Kuipersdijk, wan delde hij ieder voorjaar naar Amsterdam, waar hij aanmonsterde voor de walvisjacht en elk najaar kwam hij te voet terug. Ook op het erve Meerbekke onder Rekken heeft een walvisvaarder gewoond. Toen na 1945 de moderne walvisvaarder „Willem Ba- rensz" naar de Zuidelijke ijszeeën uitvoer, waren er op diverse reizen ook inwoners van Twente aan boord. Het planetarium, dat op indrukwekkende wijze de eeuwige loop van zon, aarde, maan en sterren laat zien, zal gedurende de ten toonstelling permanent in beweging zijn. Elke twaalf minuten wordt met medewer king van de Ned. Ver. voor Weer. en Ster renkunde deskundig uitleg gegeven. Dit planetarium herinnert aan Coenraad ter Kuile en zijn leermeester Lambertus Nieu- wenhuis. Beide Enschedeërs uit de patriotten tijd waren bevriend met Eise Eisinga uit Franeker en net als deze hadden zij een planetarium gebouwd. Coenraad ter Kuile heeft ook de zonnewij zer aan de Grote Kerk te Enschede vervaar digd, waarbij een stenen inscriptie de herin- In het laatste halfjaar van 1961 zijn 268 mensen bij bergongeiukken om het leven gekomen, 22 meer dan in die periode van het jaar daarvoor - maar gelukkig veel minder dan in het ramp jaar 1957 toen het dodental tot 385 steeg. De slachtoffers vielen allen in de Fran se, Duitse, Zwitserse, Oostenrijkse en Italiaanse Alpen. „Te veel ongeoefen- den wagen zich aan de bergsport", zeggen beroepsalpinisten. nering vast houdt aan deze veelzijdige man, die naast zijn textielfabriek tijd vond om zich aan werktuigkunde en aan sterrenkunde te wijden. Hij overleed in 1852, tien jaar voordat zijn levenswerk, evenals dat van Nieuwenhuis, door de grote stadsbrand van Enschede ver woest werd. IN MUNCHEN werken nu al meer fabrieks arbeiders dan in de steden van het Roer gebied. Volgens de laatste statistiek werken van de 650.000 werknemers, er 176.000 in de indus trie en wel in de machine- en autofabrieken in de rubberverwerkende industrie, in de textielindustrie, in de optische industrie. En de grootste behoefte aan werknemers heeft het Siemens-concern, waarvan sedert het ein de van de oorlog de hoofdkantoren en voornaamste bedrijven hier zijn gevestigd. Dat zijn voor de sociologische veranderin gen, die zich in deze grote stad voltrekken, veelzeggende cijfers. München, dat zo gun stig is gelegen en waaromheen nog overal bouwgrond is voor nieuwe wijken of indus triecentra, en ook wetenschappelijke gebou wen, zoals de geprojecteerde klinieken-stad, trekt mensen aan uit alle delen van Duits land en ook uit de omringende landen. München heeft een grote Amerikaanse ko lonie. In München studeren de meeste bui tenlandse studenten. De universiteiten van München tellen de meeste studenten van de gehele bondsrepubliek. München bood on derdak aan vele vluchtelingen uit binnen- en buitenland. München is ook een stad waar nogal wat snobs wonen, en vele elegante en ook extra vagante vrouwen het stadsbeeld opluisteren die net zo goed in Rome of Parijs zouden kunnen flaneren. In München wonen heel wat bekende filmsterren en Schwabing, het van oudsher beroemde stadsdeel, riekt de bo hémiens en de kunstenaars uit alle windstre ken aan. De vele duizenden nieuwe burgers, die Mün chen bevolken, de in München geboren en getogen inwoner dreigt een minderheid te worden, - wonen en werken er graag. München, dat is oktoberfeest, en Hofbraü- haus, en een jolig carnaval, - en de bergen vlakbij en de Beierse meren. München, dat zijn vele schouwburgen met een uitstekend WELHAAST NERGENS anders in Duits land raken jongste verleden en toekomst el kaar zo zichtbaar als in de nieuwe grote stad Salzgitter, die onlangs haar twintigja rig bestaan kon herdenken. De datum zegt het: Salzgitter als grote stad is een bouwsel van 't nationaalsocialisme. Zij werd twin tig jaar geleden zogezegd als woon- en slaap kamer bij de werkplaats van de toenmalige „Reichswerke Hermann Göring" door in een uitgesproken landbouwgebid bij decreet 29 van elkaar verwijderd liggende boerendorpen tot de grote stad Salzgitter-Watenstedt samen te vatten. He kleinse van deze dorpen, Ho- nenrode, telde toen 96, t'grootsteSalzgitter - Bad, 3033 inwoners. Des te groter waren de plannen: in 't bedrijf zouden 36 hoogovens naast een evenredig aantal staal- en wals- werken komen, in de grote stad zouden in- plaats van een bevolking van ruim 19.000 zielen 250.000 tot 300.000 mensen komen wo nen. Ongeveer een derde deel van deze plannen was tot het einde van de oorlog verwezen lijkt Niet in de laatste plaats door de dwang arbeid van duizenden gevangenen en uit de bezette gebieden gehaalde buitenlandse ar beiders. Toen kwam het einde. De bestaande bedrijven werden radicaal gedemonteerd. Toen de op één na laatste hoogoven aan de beurt was, trokken verbitterde arbeiders de demontage-kranen om. Het was een soli- dariteits-verklaring van de Amerikaanse vak beweging, die er toe bijdroeg, dat de demon tage hier werd stopgezet. Uit stedebouwkundig oogpunt was Salz gitter een onding. Administratief-technisch is het gebied een „grote stad" gebleven. Het bleek onmogelijk terug te keren tot de 29 dorpen, hoewel een aantal daarvan het plat- talandskarakter nog geheel had behouden. Een stad in de gebruikelijke zin van het woord is Salzgitter ook nu niet. De stedebouwkun digen die de oude nationaal-socialis- tische plannen in het archief hebben verban nen - stonden voor een zeldzame sociologische situatie: 113.000 mensen, die op een opper vlakte van 213 vierkante kilometers wonen. Een grote stad met de industriekolos van de Dalzgitter A.G. waarvan de Bondsrepubliek eigenaar is, bestaande uit zeven hoogove ns, een aantal machine-fabrieken En concern dus, dat per jaar 140 miljoen D.M. aan lo nen uitbetaalt. Rondom deze fabriek liggen de 21 vierkan te kilometer landbouwgrond en weilanden, die door het concern worden beheerd en voorts 127 vierkante kilometer, die door 400 grote boeren en vele kleine boeren worden bewerkt en waarop zij voor ruim 7000 runde ren, even zo vele varkens en meer dan 600 schapen voedsel verbouwen. Voor iedere be woner van Salzgitter staan derhalve 240 vier kante meter „Lebensraum" ter beschikking, dat is acht maal meer dan in een werkelijke grote stad. Er zijn vier kernen: het stadsdeel Salz gitter-Lebensridt, dat van 530 tot 39.000 inwoners is gegroeid, is de grootste. Dit deel is van het op één na grootste Salzgitter-Bad (thans 26.000 inwoners) door de lucht vijf tien kilometer verwijderd. De stedebouwkundigen waren door de hier bestande bijzondere situatie tenminse in staat de zonden te vermijden, die bij de ont wikkeling van he Roergebied werden be gaan. In Lebenstedt ziet men de schoorsteen van de hoogovens wel walmen, maar men ruikt de rook niet en het industriestof wordt bij normale (Oost-West) windrichting naar bijna onbewoonde gebieden afgevoerd. In 't gebied van Salzgitter zijn 200 hec tare bos op lichtglooiende heuvels, waardoor de recreatie dus ruimschoots verzekerd is. Men heeft er van afgezien een samenhan gende stad te worden en op de groei van het gemotoriseerde verkeer, plannen ontwik keld om decentralisatie nog verder door te zetten. Wat men aan echte stads-attribtuen nodig heef: winkelstraten, een centrum met kantoorgebouwen en gemeentelijke instan ties, grote pleinen, architectonische middel punten - wordt voornamelijk in Lebenstedt gebouwd. Deze stijl die van de nood een deugd heeft gemaakt, schijnt in ieder geval wel ezonder dan de overleverde opvattingen wat een gro te stad moet zijn. Of evenwel onder deze omstandigheden ook burgerzin wordt gewekt en daardoor de atmosfeer ontstaat, die een stad kenmerkt, dient te worden afgewacht. Het landschap heeft dank zij het econo mische wonder in de afgelopen jaren het karakter van een „goudgraversstad" in gro te mate kunnen kwijtraken. Op het vrien delijke beeld vallen echter enige schaduwen. De basis van de stad en het concern zijn ruim 4,5 miljard ton ijzererts, die onder de grond van Salzgitter liggen. Het zijn de groot ste ertslagen in het gebied van de Europese Economische Gemeenschap, maar het is re latief ijzer-arm en bovendien voor de helft zuur erts, dat door een speciaal procédé wordt gesmolten. Jarenlang heeft het Salz- gitter-concem ongeveer de helft van het ge dolven erts verwerkt, terwijl de andere helft door de Roer-industrie werd genomen. De laatste jaren is het Roergebied steeds ster ker tot buitenlandse ertsen overgegaan en heeft een reeks van contracten met Salzgit ter opgezegd. Sedertdien groeiden ook in Salzgitter de voorraden. De vroede vaderen van dit gebied zijn er desondanks van over tuigd dat op een goede dag ook het erts van Salzgitter weer een begeerde grondstof zal zijn. repertoire, concerten, tentoonstellingen, le zingen. „München is geen plaats, Müchen is een toestand", deze uitspraak, die oorspron kelijk alleen op de stadswijk Schwabing ge munt was, past nu op de gehele stad. Na de oorlog viel het deze stad niet moeilijk haar leven weer naar democratische begin selen te ordenen. Terwijl rondom, op het platteland van Beieren, bijna overal de recht se partijen de meeste stemmen krijgen, ont stond in München een sociaal-democrati sche meerderheid, een gematigde linkervleu gel zonder neiging tot moedige, laat staan, overmoedige of radicale maatregelen. Zonder spanningen met de zakenwereld, (waaruit zij voor een zelfs niet onbelangrijk deel afkomstig is(, met het grote kapitaal en zeker niet met de kerk. Men heeft echter zeer terecht van dit braaf- burgerlijke stedelijke parlement gezegd, dat het in vele opzichten de bus heeft gemist. Dit blijkt wel het allerduidelijkst bij de ver- keersontwikkeling. Hier kwam men niet tot een besluit en het resultaat is, dat op verkeersgebied in Mün chen een levensgevaarlijke chaos heerst, welks ontstaan noch door de aanleg van een net van snelwegen of met de bouw van een ondergrondse op het juite ogenblik werd ver hinderd. En tot op dit ogenblik Is nog geen v' Op uitnodiging van de Stoom vaartmaatschappij Nederland" heeft een groep van 25 bejaarde zeeliedendie allen Kaap Hoorn nog met een zeilschtp hebben ge rond, ereen bezoek gebracht aan het m.s. „Kaap Hoorn", waar zij hartelijk werden ontvangen. Tijdens het bezoek bood de keer H. van der Horst, bestuurslid van de vereniging van Kaap Hoorn- vaarders, de kapitein van de „Kaap Hoorn", de heer A. de Graad, een vlag aan; deze vlag wordt inter nationaal door Kaap Hoorn-vaar- ders gebruikt. beslissing genomen welk systeem voor de aanleg van een ondergrondse spoorweg zal worden gekozen, hoewel hier nu al jaren over wordt gedebatteerd en geharreward. Desondanks kozen de meeste burgers van München, jarenlang trouw en braaf steeds weer dezelfde partij, dezelfde afgevaardig den. Daarbij ging het vooral om één man, die de stemmen en de harten van de bevol king bezat - om de tot de S.P.D. behorende burgemeester Thomas Wimmer. Hij hield de teugels van München na de oorlog twaalf ja ren achtereen in handen. Thomas Wimmer, die het vak van meubel maker leerde, heeft nooit of te nimmer met de nationaal-socialisten gepacteerd. Hij had na de oorlog geen spatten op zijn politieke jasje. Hij was bescheiden (hij heeft nooit een auto bezeten), een rechtschapen, hard-wer- kende ambtenaar, die zelden hoog-Duits sprak Hij vertegenwoordigde het fatsoen, integri teit en raakte niet van de sokken, al kwa men "er nog zulke hoge gasten naar Mün chen. En ieder jaar, bij het beroemde okto berfeest, was het Thomas Wimmer, oftewel „Dammerl", die volleerd uit het eerste enor me biervat de enorme glazen voltapte. Maar langzamerhand verloor hij (in 1957 werd hij 70) het overzicht over de steeds groeiende en moeilijker wordende proble men van een zich zo snel uitbreidende stad. Dringende beslissingen werden niet genomen. Maar wie daarop wees, ontmoette bij de be woners van München geen begrip. Toen een krant eens met vette koppen eiste dat „Thomas Wimmer weg moest", was fel le verontwaardiging van de gehele bevolking het antwoord. Tenslote zag de 73-jarige burgemeester uit zich zelf van herverkiezing af. Hij werd opgevolgd door de toen 34-jarige Dr. Hans-Joachim Vogel, een bekwaam ju rist, een goed onderhandelaar, eerzuchtig, vastberaden om de moeilijke geërfde vraag stukken op te lossen. De, bewoners van Mün chen slaan nu met belangstelling en niet on welwillend gade hoe „Hansi" het klaarspeelt. De meesten weten wel, dat het goed zou zijn geweest, wanneer al zes of acht jaren gele den een vooruitstrevende, jongere man de zaken in handen zou hebben genomen. Maar dat zou hen er toch niet van hebben weer houden om Thomas Wimmer nog een vier de keer te kiezen. Zij hielden nu eenmaal van hem. En nergens ter wereld moet men zoiets ernstiger opvatten dan in München. Misschien is dat wel door de diepere reden, waarom deze stad als tevoren door zovelen onvermin derd bemind wordt. RIJSSEN builen de wallen Het was een buitengewoon prettig feest bij de Keizer geweest, alleen de bruid vond er niets aan, om met de drost te dansen Heer droste rook zo raar, vertelde zij la ter op de nabruiloft aan de naobers. Maar in grote optocht ging het gezelschap terug. De drost had zich een rijpaard laten halen. Om daarop door Rijssen te rijden en als sluitstuk van zijn bezoek aan de goede oude stad van Rijssen een inspectietocht te hou den door alle straten om daarbij walnoten uit te strooien voor de jeugd als een aan gename herinnering aan het drostenbezoek. De foezel van de herberg de Keizer, was tamelijk sterk. De kastelein van de Keizer hield er van het volk waar voor zijn geld te geven. De drost was een matig man, die voor zijn dagelijks gebruik altijd moezelwijn had. Maar de jenever van de keizer smaakte goed en de bruid was een knappe verschij ning geweest, die echter onder de dans steeds haar gelaat van de hoogste man in den lande afgewend had. De drost mocht dan een rijk edelman zijn, maar hij was een man op jaren. En haar bruidegom, ha ren GatJan, hij mocht dan naar hooi en vee ruiken en naar stalmest, was een krach tige jonge kerel, een schat van een man. Maar ook de drost had de bruid een hark van een vrouw gevonden. Maar dit alles nam niet weg dat het een plezierige brui loft was. Gedurende de tocht naar Rijssen raakte de drost een weinig uit de koers. Twee zijner dienaren hadden ter weerszij den van de ruiter post gevat, omdat zijne hoogheid soms lelijk scheef in het zadel zat. En het was de drost niet alleen, meer van zijn volgelingen hadden goed genoten. En het was maar goed dat er in die dagen zo weinig Verkeer op de wegen was. Want zo nu en dan struikelde een feest ganger. Hij werd dan met vereende krach ten op een van de daarvoor bestemde kar ren of wagens, die men uit voorzorg uit Rijssen had meegevoerd, geladen en de tocht ging verder. Bij de poort aan de Haarstraat veegde heer droste zich het water uit de ogen, en verklaarde ten aanzien van heel de omme- stand, dat hij zonder geleide geheel alleen zijn goede stad Rijssen en deszelfs burgers wilde inspecteren. Zijn schoondochter Bemardima riep nog vader pas toch op! Maar het hielp niets. Voort ging het naar de markt. Bij de bis schopslinde gekomen viel de drost pardoes van zijn paard. Door het geschreeuw van het volk sloeg het paard op hol. Het werd in de Bouw- straat gegrepen door Jannes Saare. Jannes greep het dier met zo'n kracht bij de kop dat Jannes en het paard beide op de straat terecht kwamen. De oude Saare die zich voor deze heugelijke bijzonderheid in het laken had gestoken, snelde naar zijn zoon en riep, Jannes zijn je kleren heel ge bleven. Jannes zuchtte dat hij een beste lap vel van de kop had en de knieën kapot. Dat dondert niet. riep de oude. als de kle ren maar heel zijn, dat andere groeit van zelf weer aan. Het paard bleek kreupel ge vallen te zijn. Toen pas schoot het de oude Saare in, dat er met de drost iets gebeurd kon zijn. Hij riep zijn zonen en zij snelden naar het schild naar de markt. Daar kwa men ze juist een tikje te laat. De oude Bikkel Siene, die een winkeltje had in kin derspeelgoed en religieuze artikelen. Zo deed zij goed zaken in rozenkransen, vertelde dat heer droste doodgevallen was. Hij had daarbij een trap van het paard gehad, maar Wortel Berend een koopman in zaai en poot- goed had hem bij het binnendragen in het kasteel Oosterhof nog horen vloeken. Wat er van waar was dat zou men pas de vol gende dag horen. Wanneer Jan de Lapper een heelmeester uit Deventer zou vertellen wat de drost eigenlijk schortte. En nu eerst de bisschopslinde. Ten tijde van de regering van bisschop Rudolf van Diepholt, die van 1424 tot 1441 over Overijssel regeerde. Deze prelaat die gaarne vertoefde op de bisschopsstal Be vervoorde, kwam op een schone voorjaars dag in 1430 om te Rijssen op de markt een bisschopslinde te planten. En nu was de linde een grote boom geworden. Overijssel kende geen bisschoppen meer in de zin van het oude regiem. Maar de linde bleef groei en. Bikkel Siene volgens vele Rijssenaren een kwaakdoos, verzamelde de lindebloesems en kookte er een medicijn van voor kinde ren die zere ogen hadden. De ouderen schaamden zich een beetje om naar Siene meuje te gaan om medicijnen te halen. Maar bij donker in de uilenvlucht slopen zij hei melijk de achterduur binnen om genees krachtige kruiden of aftreksels te halen. Sienemeuje had daarbij dan altijd een rozen krans. Jan de Lapper was met veel ver toon uit Devener gehaald. En arriveerde op de Oosterhof. Heel Rijssen leefde in span ning, wat de drost wel zou schorten. Jan de Lapper schreef eerst een week rust voor. Ook moest de drost oogwater hebben. En zalf voor de geschaafde plekken, want hij was met zijn achterwerk op een uitstekende wortel tronk van de bisschopslinde geval len. Een knecht van de Oosterhof ging met een boodschapper naar de stadsomroe per. Dat was de jonge Jan want de oude had zich per abuis zo hard op de duim gesla gen dat het vuur er ingekomen was en daar was hij mee naar het kerkhof gegaan. En de jonge Jan keek wel uit. Hij had een reu zenstem en schreeuwde in een ommezien heel Rijssen bij elkaar. Dat kon toen nog, nu ndet meer. Jan dan vertelde aan de bur gerij van Rijssen dat heer droste het re delijk maakte. Hij vertelde ook hoe het ongeval zich had afgespeeld. En dat zijn hoogedelgeboren zich met de val op een knoest van de linde bezeerd had. De schout en de burgemeesters gingen kijken bij de bisschopslinde. De schout stelde voor de knoest te verwijderen, maar de burgemees ters wilden niet dat de heilige boom van Rijs sen ook maar een haar gekrenkt werd. Dit geschiedde in het bijzijn van zeer vele ge tuigen, waaronder ook zeer veel straatjon gens. Deze vonden de wortelstok van de linde zo kostelijk, dat zij het uitsteeksel van de boomwortel de bisschopsknoest noemden, en deze plek In vervolg van tijd uit kozen voor hun bijeenkomsten. De wateren en kruiden die heer droste nodig had alsmede de zalven waren alle te bekomen bij Bikkel Siene. De Deventer heel meester stelde zich persoonlijk op de hoogte. Hij deed de verrassende ontdekking dat Siene meer in haar apotheek had dan hij. Tien dagen later vertrok de drost met stille trom. Het aan zijn zoon de heer van de Oosterhof overlatende het volk van Rijs sen te bedanken voor het gul onthaal, wat heer droste ten deel was gevallen. Dat het te Rijssen ook anders kon, ontwaarde de heer van Wissh een rovergeneraal uit Gel derland, die met een afdeling van honderd ruiters naar Rijssen was getogen, om daar de lieden van de goude stad van Rijssen van alles af _te helpen. Maar gelukkig had een karreman uit Wierden de rovers ont dekt en Brugge Jan uit Wierden hield de zweep er over. Van Bathmen af had het ge spuis hem achterna gezeten. Te Holten hing het paard de tong uit de bek. Maar gelukkig laafden die rovers van Wissh eerst hun dorst te Holten. Brug gen-Jan verdween door hem bekende wegen over de Borkels naar Rijssen en kwam daar juist vroeg genoeg aan om Jannes Saare die aan het plaggen maaien was te voor schijn. De jonge Saare rende naar huis. Sloeg alarm en snelde naar men aanvankelijk dacht stond men te Rijssen voor een frisse ont vangst van de rovers klaar. Een man werd vooruit gzonden om te Rijssen den volke kond te doen, dan de here van Wissh* in aantocht was om Rijssen te plunderen. Dit kon afgekocht worden voor Tweeduizend ca- rolus guldens. En wilde men daar niet op ingaan, dan zou iedereen te Rijssen over de kling gejaagd worden. Gelukkig was men te Rijssen tijdig klaar. De heer van de Oos terhof nam de leiding en dat scheelde stuk ken. De boodschapper van de jonker van Wissh werd naar de Oosterhof gebracht en daar duchtig aan de tand gevoeld. Eerst wilde hij niets los laten, maar toen men aanstalten maakte om hem de ogen uit te steken begon hij op te lepelen. Hij vertel de dat de hopman van Wissh gevaarlijk in Munstersen krijgsdienst was. En dat deze hopman een troep afgedankte soldaten onder zijn hoede had genomen en nu een deel van Twente afstroopte om buit te ver zamelen. Toen men wist wat men weten wilde, kwam het volk van Rijssen in de wapenen. Men moest een eind de Holterweg op, want daar werd nog gewacht op de boodschapper die hoog en breed in de mezekouw zat. Een soort gevangenis in de kelders van de Oos terhof, waar men hem beloofd had, hem levend te villen, wanneer de plundering slaag de. De Wanne, een hardloper uit Rijssen, was nog en passant naar Diepenheim ge draafd omhulp te halen van de drost der heerlijkheid aldaar. Maardeze had de han den vol aan Goor. Die van Goor waren aan het muiten geslagen. Zij hadden beken af gedamd en nu dreigde Diepenheim onder wa ter te lopen. Neen een volgende keer graag maar nu niet. De jonker van de Oosterhof sprak zijn bier en wijnkelder aan en toen de Rijssenaren goed geproefd hadden ruk ten zij uit. Zij hoefden geen geweld te ge bruiken. Op het zien van zulle een dappere schare zonk de heer van Wissh de moed in de schoenen en zocht zijn heil in de vlucht. Van Coeverden.

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1962 | | pagina 5