WALVIS EN PLANETARIUM OP x A
München krijgt een
gezicht
nieuw
EEN STAD UIT 29 DORPEN
Het ongeluk op de markt bij
de Bisschopslinde
gg
BERGONGELUKKEN
Vrijdag 22 juni 1962
WEEKBLAD VOOR RIJSSEN
Pagina 5
Ondernemingslust en zin voor wetenschap
in het oude Twenthe
Meer fabrieksarbeiders dan
in de Roersteden
Hulp uit Amerika
Men ruikt de rook niet
De bus gemist
In de hal „100 jaar activiteiten", welke op
de tentoonstelling 3 x A aan de regionale
activiteiten gewijd wordt, valt op velerlei wij
ze de aandacht op de Twentse ondernemings
zin en op de banden die dit gewest me ve
le delen van de aardbol verbinden. In een
tweetal bijzondere inzendingen wordt dit nog
eens extra onderstreept.
Dit betreft het skelet van een walvis ter
lengte van 24 meter en een volledig plane
tarium, dat, in een afzonderlijke projectie
ruimte geïnstalleerd, een oppervlakte van
100 m2 beslaat. Dit planetarium (bijzonder
actueel wegens de ruimteverkenningen van
onze tijd) herinnert aan de goede naam, die
inwoners van Enschede zich meer dan hon
derd jaar geleden op wetenschappelijk gebied
reeds verworven hadden. De walvis roept de
ondernemingslust in herinnering van gewo
ne lieden: Twenten en Achterhoekers wier na
men vrijwel vergeten zijn, maar die in een
tijd, toen deze gewesten van de rest van ons
land sterk geïsoleerd lagen, de naam van
Holland op de wereldzeeën hoog hielpen hou
den.
Beide inzendingen te Enschede. Dit museum
bevat veel walvisherinneringen, want in pro-
historische tijden hebben deze dieren ook in
deze streken rondgezwommen. De fossiele
resten zijn bij honderden in de Twentse bo
dem gevonden.
Het walvisskelet is voor deze bijzondere ge
legenheid afgestaan door het Rijksmuseum
voor Natuurlijke Historie te Leiden. Deskun
dig personeel van dit museum zal tussen de
35 m brede spanten van de „100 jaarhal" het
enorme geraamte tot in zijn details recon
strueren.
Hoe vreemd het moge klinken voor een
landsdeel, dat zo ver van zee lag als Oost
Nederland, ook van hier zijn ondernemende
lieden ter walvisjacht getrokken. Bij een
groep Groenlandvaarders, die in 1634 op
Spitsbergen overwinterde, bevond zich de kok
Alef Willemsz, die uit Gelderland afkomstig
was. In 1651 was Jan Wagelaar uit Ensche
de in dienst van de „Groenlandsche Compag-
nije" getreden. Weer andere walvisvaarders
hebben de twee walviskaken meegebracht,
die vóór de stadsbrand op de Heurne (Wil-
helminastraat) stonden en er een tuinpoortje
vormden.
Men weet nog dat een man uit Lonneker
omstreeks 1800 regelmatig ter walvisvaart
trok. Van zijn huisje aan de Kuipersdijk, wan
delde hij ieder voorjaar naar Amsterdam,
waar hij aanmonsterde voor de walvisjacht
en elk najaar kwam hij te voet terug.
Ook op het erve Meerbekke onder Rekken
heeft een walvisvaarder gewoond. Toen na
1945 de moderne walvisvaarder „Willem Ba-
rensz" naar de Zuidelijke ijszeeën uitvoer,
waren er op diverse reizen ook inwoners van
Twente aan boord.
Het planetarium, dat op indrukwekkende
wijze de eeuwige loop van zon, aarde, maan
en sterren laat zien, zal gedurende de ten
toonstelling permanent in beweging zijn.
Elke twaalf minuten wordt met medewer
king van de Ned. Ver. voor Weer. en Ster
renkunde deskundig uitleg gegeven.
Dit planetarium herinnert aan Coenraad ter
Kuile en zijn leermeester Lambertus Nieu-
wenhuis. Beide Enschedeërs uit de patriotten
tijd waren bevriend met Eise Eisinga uit
Franeker en net als deze hadden zij een
planetarium gebouwd.
Coenraad ter Kuile heeft ook de zonnewij
zer aan de Grote Kerk te Enschede vervaar
digd, waarbij een stenen inscriptie de herin-
In het laatste halfjaar van 1961 zijn
268 mensen bij bergongeiukken om het
leven gekomen, 22 meer dan in die
periode van het jaar daarvoor - maar
gelukkig veel minder dan in het ramp
jaar 1957 toen het dodental tot 385
steeg.
De slachtoffers vielen allen in de Fran
se, Duitse, Zwitserse, Oostenrijkse en
Italiaanse Alpen. „Te veel ongeoefen-
den wagen zich aan de bergsport",
zeggen beroepsalpinisten.
nering vast houdt aan deze veelzijdige man,
die naast zijn textielfabriek tijd vond om zich
aan werktuigkunde en aan sterrenkunde te
wijden.
Hij overleed in 1852, tien jaar voordat zijn
levenswerk, evenals dat van Nieuwenhuis,
door de grote stadsbrand van Enschede ver
woest werd.
IN MUNCHEN werken nu al meer fabrieks
arbeiders dan in de steden van het Roer
gebied.
Volgens de laatste statistiek werken van de
650.000 werknemers, er 176.000 in de indus
trie en wel in de machine- en autofabrieken
in de rubberverwerkende industrie, in de
textielindustrie, in de optische industrie. En
de grootste behoefte aan werknemers heeft
het Siemens-concern, waarvan sedert het ein
de van de oorlog de hoofdkantoren en
voornaamste bedrijven hier zijn gevestigd.
Dat zijn voor de sociologische veranderin
gen, die zich in deze grote stad voltrekken,
veelzeggende cijfers. München, dat zo gun
stig is gelegen en waaromheen nog overal
bouwgrond is voor nieuwe wijken of indus
triecentra, en ook wetenschappelijke gebou
wen, zoals de geprojecteerde klinieken-stad,
trekt mensen aan uit alle delen van Duits
land en ook uit de omringende landen.
München heeft een grote Amerikaanse ko
lonie. In München studeren de meeste bui
tenlandse studenten. De universiteiten van
München tellen de meeste studenten van
de gehele bondsrepubliek. München bood on
derdak aan vele vluchtelingen uit binnen-
en buitenland.
München is ook een stad waar nogal wat
snobs wonen, en vele elegante en ook extra
vagante vrouwen het stadsbeeld opluisteren
die net zo goed in Rome of Parijs zouden
kunnen flaneren. In München wonen heel
wat bekende filmsterren en Schwabing, het
van oudsher beroemde stadsdeel, riekt de bo
hémiens en de kunstenaars uit alle windstre
ken aan.
De vele duizenden nieuwe burgers, die Mün
chen bevolken, de in München geboren en
getogen inwoner dreigt een minderheid te
worden, - wonen en werken er graag.
München, dat is oktoberfeest, en Hofbraü-
haus, en een jolig carnaval, - en de bergen
vlakbij en de Beierse meren. München, dat
zijn vele schouwburgen met een uitstekend
WELHAAST NERGENS anders in Duits
land raken jongste verleden en toekomst el
kaar zo zichtbaar als in de nieuwe grote
stad Salzgitter, die onlangs haar twintigja
rig bestaan kon herdenken. De datum zegt
het: Salzgitter als grote stad is een bouwsel
van 't nationaalsocialisme. Zij werd twin
tig jaar geleden zogezegd als woon- en slaap
kamer bij de werkplaats van de toenmalige
„Reichswerke Hermann Göring" door in een
uitgesproken landbouwgebid bij decreet 29
van elkaar verwijderd liggende boerendorpen
tot de grote stad Salzgitter-Watenstedt samen
te vatten. He kleinse van deze dorpen, Ho-
nenrode, telde toen 96, t'grootsteSalzgitter -
Bad, 3033 inwoners. Des te groter waren de
plannen: in 't bedrijf zouden 36 hoogovens
naast een evenredig aantal staal- en wals-
werken komen, in de grote stad zouden in-
plaats van een bevolking van ruim 19.000
zielen 250.000 tot 300.000 mensen komen wo
nen.
Ongeveer een derde deel van deze plannen
was tot het einde van de oorlog verwezen
lijkt Niet in de laatste plaats door de dwang
arbeid van duizenden gevangenen en uit de
bezette gebieden gehaalde buitenlandse ar
beiders. Toen kwam het einde. De bestaande
bedrijven werden radicaal gedemonteerd.
Toen de op één na laatste hoogoven aan
de beurt was, trokken verbitterde arbeiders
de demontage-kranen om. Het was een soli-
dariteits-verklaring van de Amerikaanse vak
beweging, die er toe bijdroeg, dat de demon
tage hier werd stopgezet.
Uit stedebouwkundig oogpunt was Salz
gitter een onding. Administratief-technisch is
het gebied een „grote stad" gebleven. Het
bleek onmogelijk terug te keren tot de 29
dorpen, hoewel een aantal daarvan het plat-
talandskarakter nog geheel had behouden. Een
stad in de gebruikelijke zin van het woord
is Salzgitter ook nu niet. De stedebouwkun
digen die de oude nationaal-socialis-
tische plannen in het archief hebben verban
nen - stonden voor een zeldzame sociologische
situatie: 113.000 mensen, die op een opper
vlakte van 213 vierkante kilometers wonen.
Een grote stad met de industriekolos van
de Dalzgitter A.G. waarvan de Bondsrepubliek
eigenaar is, bestaande uit zeven hoogove ns,
een aantal machine-fabrieken En concern
dus, dat per jaar 140 miljoen D.M. aan lo
nen uitbetaalt.
Rondom deze fabriek liggen de 21 vierkan
te kilometer landbouwgrond en weilanden,
die door het concern worden beheerd en
voorts 127 vierkante kilometer, die door 400
grote boeren en vele kleine boeren worden
bewerkt en waarop zij voor ruim 7000 runde
ren, even zo vele varkens en meer dan 600
schapen voedsel verbouwen. Voor iedere be
woner van Salzgitter staan derhalve 240 vier
kante meter „Lebensraum" ter beschikking,
dat is acht maal meer dan in een werkelijke
grote stad.
Er zijn vier kernen: het stadsdeel Salz
gitter-Lebensridt, dat van 530 tot 39.000
inwoners is gegroeid, is de grootste. Dit deel
is van het op één na grootste Salzgitter-Bad
(thans 26.000 inwoners) door de lucht vijf
tien kilometer verwijderd.
De stedebouwkundigen waren door de hier
bestande bijzondere situatie tenminse in
staat de zonden te vermijden, die bij de ont
wikkeling van he Roergebied werden be
gaan.
In Lebenstedt ziet men de schoorsteen van
de hoogovens wel walmen, maar men ruikt
de rook niet en het industriestof wordt bij
normale (Oost-West) windrichting naar bijna
onbewoonde gebieden afgevoerd.
In 't gebied van Salzgitter zijn 200 hec
tare bos op lichtglooiende heuvels, waardoor
de recreatie dus ruimschoots verzekerd is.
Men heeft er van afgezien een samenhan
gende stad te worden en op de groei van
het gemotoriseerde verkeer, plannen ontwik
keld om decentralisatie nog verder door te
zetten. Wat men aan echte stads-attribtuen
nodig heef: winkelstraten, een centrum met
kantoorgebouwen en gemeentelijke instan
ties, grote pleinen, architectonische middel
punten - wordt voornamelijk in Lebenstedt
gebouwd.
Deze stijl die van de nood een deugd heeft
gemaakt, schijnt in ieder geval wel ezonder
dan de overleverde opvattingen wat een gro
te stad moet zijn. Of evenwel onder deze
omstandigheden ook burgerzin wordt gewekt
en daardoor de atmosfeer ontstaat, die een
stad kenmerkt, dient te worden afgewacht.
Het landschap heeft dank zij het econo
mische wonder in de afgelopen jaren het
karakter van een „goudgraversstad" in gro
te mate kunnen kwijtraken. Op het vrien
delijke beeld vallen echter enige schaduwen.
De basis van de stad en het concern zijn
ruim 4,5 miljard ton ijzererts, die onder de
grond van Salzgitter liggen. Het zijn de groot
ste ertslagen in het gebied van de Europese
Economische Gemeenschap, maar het is re
latief ijzer-arm en bovendien voor de helft
zuur erts, dat door een speciaal procédé
wordt gesmolten. Jarenlang heeft het Salz-
gitter-concem ongeveer de helft van het ge
dolven erts verwerkt, terwijl de andere helft
door de Roer-industrie werd genomen. De
laatste jaren is het Roergebied steeds ster
ker tot buitenlandse ertsen overgegaan en
heeft een reeks van contracten met Salzgit
ter opgezegd. Sedertdien groeiden ook in
Salzgitter de voorraden. De vroede vaderen
van dit gebied zijn er desondanks van over
tuigd dat op een goede dag ook het erts
van Salzgitter weer een begeerde grondstof
zal zijn.
repertoire, concerten, tentoonstellingen, le
zingen. „München is geen plaats, Müchen is
een toestand", deze uitspraak, die oorspron
kelijk alleen op de stadswijk Schwabing ge
munt was, past nu op de gehele stad.
Na de oorlog viel het deze stad niet moeilijk
haar leven weer naar democratische begin
selen te ordenen. Terwijl rondom, op het
platteland van Beieren, bijna overal de recht
se partijen de meeste stemmen krijgen, ont
stond in München een sociaal-democrati
sche meerderheid, een gematigde linkervleu
gel zonder neiging tot moedige, laat staan,
overmoedige of radicale maatregelen.
Zonder spanningen met de zakenwereld,
(waaruit zij voor een zelfs niet onbelangrijk
deel afkomstig is(, met het grote kapitaal en
zeker niet met de kerk.
Men heeft echter zeer terecht van dit braaf-
burgerlijke stedelijke parlement gezegd, dat
het in vele opzichten de bus heeft gemist.
Dit blijkt wel het allerduidelijkst bij de ver-
keersontwikkeling.
Hier kwam men niet tot een besluit en het
resultaat is, dat op verkeersgebied in Mün
chen een levensgevaarlijke chaos heerst,
welks ontstaan noch door de aanleg van een
net van snelwegen of met de bouw van een
ondergrondse op het juite ogenblik werd ver
hinderd. En tot op dit ogenblik Is nog geen
v'
Op uitnodiging van de Stoom
vaartmaatschappij Nederland"
heeft een groep van 25 bejaarde
zeeliedendie allen Kaap Hoorn
nog met een zeilschtp hebben ge
rond, ereen bezoek gebracht
aan het m.s. „Kaap Hoorn", waar
zij hartelijk werden ontvangen.
Tijdens het bezoek bood de keer
H. van der Horst, bestuurslid van
de vereniging van Kaap Hoorn-
vaarders, de kapitein van de „Kaap
Hoorn", de heer A. de Graad, een
vlag aan; deze vlag wordt inter
nationaal door Kaap Hoorn-vaar-
ders gebruikt.
beslissing genomen welk systeem voor de
aanleg van een ondergrondse spoorweg zal
worden gekozen, hoewel hier nu al jaren
over wordt gedebatteerd en geharreward.
Desondanks kozen de meeste burgers van
München, jarenlang trouw en braaf steeds
weer dezelfde partij, dezelfde afgevaardig
den. Daarbij ging het vooral om één man,
die de stemmen en de harten van de bevol
king bezat - om de tot de S.P.D. behorende
burgemeester Thomas Wimmer. Hij hield de
teugels van München na de oorlog twaalf ja
ren achtereen in handen.
Thomas Wimmer, die het vak van meubel
maker leerde, heeft nooit of te nimmer met
de nationaal-socialisten gepacteerd. Hij had
na de oorlog geen spatten op zijn politieke
jasje. Hij was bescheiden (hij heeft nooit een
auto bezeten), een rechtschapen, hard-wer-
kende ambtenaar, die zelden hoog-Duits sprak
Hij vertegenwoordigde het fatsoen, integri
teit en raakte niet van de sokken, al kwa
men "er nog zulke hoge gasten naar Mün
chen. En ieder jaar, bij het beroemde okto
berfeest, was het Thomas Wimmer, oftewel
„Dammerl", die volleerd uit het eerste enor
me biervat de enorme glazen voltapte.
Maar langzamerhand verloor hij (in 1957
werd hij 70) het overzicht over de steeds
groeiende en moeilijker wordende proble
men van een zich zo snel uitbreidende stad.
Dringende beslissingen werden niet genomen.
Maar wie daarop wees, ontmoette bij de be
woners van München geen begrip.
Toen een krant eens met vette koppen eiste
dat „Thomas Wimmer weg moest", was fel
le verontwaardiging van de gehele bevolking
het antwoord. Tenslote zag de 73-jarige
burgemeester uit zich zelf van herverkiezing
af.
Hij werd opgevolgd door de toen 34-jarige
Dr. Hans-Joachim Vogel, een bekwaam ju
rist, een goed onderhandelaar, eerzuchtig,
vastberaden om de moeilijke geërfde vraag
stukken op te lossen. De, bewoners van Mün
chen slaan nu met belangstelling en niet on
welwillend gade hoe „Hansi" het klaarspeelt.
De meesten weten wel, dat het goed zou zijn
geweest, wanneer al zes of acht jaren gele
den een vooruitstrevende, jongere man de
zaken in handen zou hebben genomen. Maar
dat zou hen er toch niet van hebben weer
houden om Thomas Wimmer nog een vier
de keer te kiezen. Zij hielden nu eenmaal van
hem.
En nergens ter wereld moet men zoiets
ernstiger opvatten dan in München. Misschien
is dat wel door de diepere reden, waarom
deze stad als tevoren door zovelen onvermin
derd bemind wordt.
RIJSSEN builen de wallen
Het was een buitengewoon prettig feest
bij de Keizer geweest, alleen de bruid vond
er niets aan, om met de drost te dansen
Heer droste rook zo raar, vertelde zij la
ter op de nabruiloft aan de naobers. Maar
in grote optocht ging het gezelschap terug.
De drost had zich een rijpaard laten halen.
Om daarop door Rijssen te rijden en als
sluitstuk van zijn bezoek aan de goede oude
stad van Rijssen een inspectietocht te hou
den door alle straten om daarbij walnoten
uit te strooien voor de jeugd als een aan
gename herinnering aan het drostenbezoek.
De foezel van de herberg de Keizer, was
tamelijk sterk. De kastelein van de Keizer
hield er van het volk waar voor zijn geld
te geven. De drost was een matig man, die
voor zijn dagelijks gebruik altijd moezelwijn
had.
Maar de jenever van de keizer smaakte
goed en de bruid was een knappe verschij
ning geweest, die echter onder de dans
steeds haar gelaat van de hoogste man in
den lande afgewend had. De drost mocht
dan een rijk edelman zijn, maar hij was
een man op jaren. En haar bruidegom, ha
ren GatJan, hij mocht dan naar hooi en
vee ruiken en naar stalmest, was een krach
tige jonge kerel, een schat van een man.
Maar ook de drost had de bruid een hark
van een vrouw gevonden. Maar dit alles
nam niet weg dat het een plezierige brui
loft was. Gedurende de tocht naar Rijssen
raakte de drost een weinig uit de koers.
Twee zijner dienaren hadden ter weerszij
den van de ruiter post gevat, omdat zijne
hoogheid soms lelijk scheef in het zadel
zat. En het was de drost niet alleen, meer
van zijn volgelingen hadden goed genoten.
En het was maar goed dat er in die dagen
zo weinig Verkeer op de wegen was.
Want zo nu en dan struikelde een feest
ganger. Hij werd dan met vereende krach
ten op een van de daarvoor bestemde kar
ren of wagens, die men uit voorzorg uit
Rijssen had meegevoerd, geladen en de tocht
ging verder.
Bij de poort aan de Haarstraat veegde
heer droste zich het water uit de ogen,
en verklaarde ten aanzien van heel de omme-
stand, dat hij zonder geleide geheel alleen
zijn goede stad Rijssen en deszelfs burgers
wilde inspecteren.
Zijn schoondochter Bemardima riep nog
vader pas toch op! Maar het hielp niets.
Voort ging het naar de markt. Bij de bis
schopslinde gekomen viel de drost pardoes
van zijn paard.
Door het geschreeuw van het volk sloeg
het paard op hol. Het werd in de Bouw-
straat gegrepen door Jannes Saare. Jannes
greep het dier met zo'n kracht bij de kop
dat Jannes en het paard beide op de straat
terecht kwamen. De oude Saare die zich
voor deze heugelijke bijzonderheid in het
laken had gestoken, snelde naar zijn zoon
en riep, Jannes zijn je kleren heel ge
bleven. Jannes zuchtte dat hij een beste lap
vel van de kop had en de knieën kapot.
Dat dondert niet. riep de oude. als de kle
ren maar heel zijn, dat andere groeit van
zelf weer aan. Het paard bleek kreupel ge
vallen te zijn. Toen pas schoot het de oude
Saare in, dat er met de drost iets gebeurd
kon zijn. Hij riep zijn zonen en zij snelden
naar het schild naar de markt. Daar kwa
men ze juist een tikje te laat. De oude
Bikkel Siene, die een winkeltje had in kin
derspeelgoed en religieuze artikelen. Zo deed
zij goed zaken in rozenkransen, vertelde
dat heer droste doodgevallen was. Hij had
daarbij een trap van het paard gehad, maar
Wortel Berend een koopman in zaai en poot-
goed had hem bij het binnendragen in het
kasteel Oosterhof nog horen vloeken. Wat
er van waar was dat zou men pas de vol
gende dag horen. Wanneer Jan de Lapper
een heelmeester uit Deventer zou vertellen
wat de drost eigenlijk schortte. En nu eerst
de bisschopslinde.
Ten tijde van de regering van bisschop
Rudolf van Diepholt, die van 1424 tot 1441
over Overijssel regeerde. Deze prelaat die
gaarne vertoefde op de bisschopsstal Be
vervoorde, kwam op een schone voorjaars
dag in 1430 om te Rijssen op de markt een
bisschopslinde te planten. En nu was de
linde een grote boom geworden. Overijssel
kende geen bisschoppen meer in de zin van
het oude regiem. Maar de linde bleef groei
en. Bikkel Siene volgens vele Rijssenaren
een kwaakdoos, verzamelde de lindebloesems
en kookte er een medicijn van voor kinde
ren die zere ogen hadden. De ouderen
schaamden zich een beetje om naar Siene
meuje te gaan om medicijnen te halen. Maar
bij donker in de uilenvlucht slopen zij hei
melijk de achterduur binnen om genees
krachtige kruiden of aftreksels te halen.
Sienemeuje had daarbij dan altijd een rozen
krans. Jan de Lapper was met veel ver
toon uit Devener gehaald. En arriveerde op
de Oosterhof. Heel Rijssen leefde in span
ning, wat de drost wel zou schorten. Jan de
Lapper schreef eerst een week rust voor.
Ook moest de drost oogwater hebben. En
zalf voor de geschaafde plekken, want hij
was met zijn achterwerk op een uitstekende
wortel tronk van de bisschopslinde geval
len. Een knecht van de Oosterhof ging met
een boodschapper naar de stadsomroe
per. Dat was de jonge Jan want de oude had
zich per abuis zo hard op de duim gesla
gen dat het vuur er ingekomen was en daar
was hij mee naar het kerkhof gegaan. En
de jonge Jan keek wel uit. Hij had een reu
zenstem en schreeuwde in een ommezien
heel Rijssen bij elkaar. Dat kon toen nog,
nu ndet meer. Jan dan vertelde aan de bur
gerij van Rijssen dat heer droste het re
delijk maakte. Hij vertelde ook hoe het
ongeval zich had afgespeeld. En dat zijn
hoogedelgeboren zich met de val op een
knoest van de linde bezeerd had. De schout
en de burgemeesters gingen kijken bij de
bisschopslinde. De schout stelde voor de
knoest te verwijderen, maar de burgemees
ters wilden niet dat de heilige boom van Rijs
sen ook maar een haar gekrenkt werd. Dit
geschiedde in het bijzijn van zeer vele ge
tuigen, waaronder ook zeer veel straatjon
gens.
Deze vonden de wortelstok van de linde
zo kostelijk, dat zij het uitsteeksel van de
boomwortel de bisschopsknoest noemden, en
deze plek In vervolg van tijd uit kozen voor
hun bijeenkomsten.
De wateren en kruiden die heer droste
nodig had alsmede de zalven waren alle te
bekomen bij Bikkel Siene. De Deventer heel
meester stelde zich persoonlijk op de hoogte.
Hij deed de verrassende ontdekking dat
Siene meer in haar apotheek had dan hij.
Tien dagen later vertrok de drost met
stille trom. Het aan zijn zoon de heer van
de Oosterhof overlatende het volk van Rijs
sen te bedanken voor het gul onthaal, wat
heer droste ten deel was gevallen. Dat het
te Rijssen ook anders kon, ontwaarde de
heer van Wissh een rovergeneraal uit Gel
derland, die met een afdeling van honderd
ruiters naar Rijssen was getogen, om daar
de lieden van de goude stad van Rijssen
van alles af _te helpen. Maar gelukkig had
een karreman uit Wierden de rovers ont
dekt en Brugge Jan uit Wierden hield de
zweep er over. Van Bathmen af had het ge
spuis hem achterna gezeten.
Te Holten hing het paard de tong uit
de bek. Maar gelukkig laafden die rovers
van Wissh eerst hun dorst te Holten. Brug
gen-Jan verdween door hem bekende wegen
over de Borkels naar Rijssen en kwam daar
juist vroeg genoeg aan om Jannes Saare
die aan het plaggen maaien was te voor
schijn.
De jonge Saare rende naar huis. Sloeg
alarm en snelde naar men aanvankelijk dacht
stond men te Rijssen voor een frisse ont
vangst van de rovers klaar. Een man werd
vooruit gzonden om te Rijssen den volke
kond te doen, dan de here van Wissh* in
aantocht was om Rijssen te plunderen. Dit
kon afgekocht worden voor Tweeduizend ca-
rolus guldens. En wilde men daar niet op
ingaan, dan zou iedereen te Rijssen over
de kling gejaagd worden. Gelukkig was men
te Rijssen tijdig klaar. De heer van de Oos
terhof nam de leiding en dat scheelde stuk
ken. De boodschapper van de jonker van
Wissh werd naar de Oosterhof gebracht en
daar duchtig aan de tand gevoeld. Eerst
wilde hij niets los laten, maar toen men
aanstalten maakte om hem de ogen uit te
steken begon hij op te lepelen. Hij vertel
de dat de hopman van Wissh gevaarlijk
in Munstersen krijgsdienst was. En dat
deze hopman een troep afgedankte soldaten
onder zijn hoede had genomen en nu een
deel van Twente afstroopte om buit te ver
zamelen.
Toen men wist wat men weten wilde, kwam
het volk van Rijssen in de wapenen. Men
moest een eind de Holterweg op, want daar
werd nog gewacht op de boodschapper die
hoog en breed in de mezekouw zat. Een
soort gevangenis in de kelders van de Oos
terhof, waar men hem beloofd had, hem
levend te villen, wanneer de plundering slaag
de. De Wanne, een hardloper uit Rijssen,
was nog en passant naar Diepenheim ge
draafd omhulp te halen van de drost der
heerlijkheid aldaar. Maardeze had de han
den vol aan Goor. Die van Goor waren aan
het muiten geslagen. Zij hadden beken af
gedamd en nu dreigde Diepenheim onder wa
ter te lopen. Neen een volgende keer graag
maar nu niet. De jonker van de Oosterhof
sprak zijn bier en wijnkelder aan en toen
de Rijssenaren goed geproefd hadden ruk
ten zij uit. Zij hoefden geen geweld te ge
bruiken. Op het zien van zulle een dappere
schare zonk de heer van Wissh de moed
in de schoenen en zocht zijn heil in de vlucht.
Van Coeverden.