Met
de woningbouw weten
we ons geen raad meer"
TWEE
VAN
BESTE FOTO'S
.DE ZOEKER"
i
Katoen is van alle tijden
Onze aannemers zouden het
heel „makkelijk aankunnen"
Straks zelfs in de winter
Ons eerste en laatste probleem, vindt mr. F. R. Crommelin:
Kwam van pas
SLANGEN RATELEN NIET
OM TE WAARSCHUWEN
ZE ZIJN DOOF....
Ze zijn immuun
tegen eigen gif
O'
Vrijdag 28 juli 1961
WEEKBLAD VOOR RIJSSEN
Pagina 3
Set eerste en het laatste probleem van de gemeente Hellen-
doorn is het tekort aan huizen. De flinke bevolkingsaanwas, per
jaar ongeveer 500, waarvan het merendeel voor rekening komt
van Nijverdal, zou een jaarlijkse woningbouw van zeker 120
nieuwe woningen rechtvaardigen. In werkelijkheid krijgt de
gemeente slechts een fractie van deze hoeveelheid van rijk en
provincie toegewezen. Als wij dan ook in de burgemeesters
kamer tegenover mr. F. R. Crommelin, sinds elf jaar burge
meester hier, zitten en hem naar de actuele problemen in zijn
ambtsgebied vragen, is zijn eerste antwoord: „Actuele proble
men? Ja, alleen dat Nijverdal zo verschrikkelijk hard groeit!"
RUIMTE
GROTESTRAAT
- BURGEMEESTER
Mr. F. R. CROMMELIN
TOERISME
LANGZAAMAAN
INDUSTRIE
„Hoe lang bent u nu burgemees
ter hief7r~
„Elf jaar, en tot mijn grote ge
noegen, ik zou het niet anders kun
nen zeggen. Ik ben verschrikkelijk
gelukkig en tevreden en dat geldt
ook voor mijn vrouw en mijn kin
deren. We zijn allemaal even dank
baar dat we hier mogen zitten. Ik
voel me bier als een god in Frank
rijk".
„Meisje bij geranium" was het onderwerp voor deze foto, waarmee
een lid van „De Zoeker" deze week de eerste prijs in de wacht sleepte.
Met deze foto haalde een lid van fotovereniging „De Zoeker" in de
recente fotowedstrijd de tweede prijs.
Privilege
Behoefte
Nieuw terrein
TIENDUIZEND
SLANGEN
BANG VOOR DE ZON
Aan de top
„Dat brengt een enorme, hoop proble-.
men met zich mee" gaat hij verder,
„die over het algemeen gedacht wor
den zeer makkelijk oplosbaar te zijn,
door het grote publiek, maar die heel
wat meer achtergronden hebben dan
dat grote publiek wil zien en kan zien.
Het centrale probleem is het uitblijven
van een goedkeuring op het uitbrei
dingsplan in onderdelen en Nijverdal.
Dit wordt vertraagd op grond van een
te royale grondcalculatie die wij heb
ben gemaakt en waar Ged. Staten dus
geen genoegen mee nemen."
„De in verband daarmee vertraagde
mogelijkheid om grond aan te kopen
is probleem nummer twee en als ge
volg daarvan het niet beschikbaar zijn
van bouwgrond op een bepaald mo
ment. Een jaar geleden moesten wij
dus echt mensen, die bouwgrond wilden
kopen, afwijzen omdat we het niet had
den. Ónze woningwetwoningen hebben
we nog net kunnen realiseren, maar de
particuliere bouw nam in een keer zo'n
enorme vlucht dat het daarbij net niet
meer kon".
„Wij hebben een bevolkingstoename,
normaal, van op het ogenblik ongeveer
500 per jaar. Dat betekent dat wij
nodig hebben, wanneer men de gemid
delde gezinssterkte neemt op vier a
vijf personen, 120 woningen. Wij heb
ben van het jaar een toewijzing ge
had van 69, waarvan er 39 a 40 be
stemd waren voor een bejaardencen
trum, waar geen enkele Nijverdaller
in komt. Van die 60 hebben we dus
21 woninkjes overgehouden. Premiewo
ningen komen vrijwel niet af, eigen
bouw staat stop en het gevolg is dus
dat we op het ogenblik minstens met
vier of vijf handen in vrijwel geen
haren zitten".
„Hoeveel woningzoekenden er momen
teel zijn? Globaal genomen 700. Dat is
in verhouding meer dan in de mees
te gemeenten. Het zwaartepunt van
deze bevolkingstoename en van de ves
tigingsmogelijkheden ligt in Nijverdal.
Van die 21 woningwetwoningen gaat
dan ook in Nijverdal ongeveer 10 pet
af voor de zogenaamde voorkeurwonin
gen voor P.T.T.-personeel, spoorweg
personeel en voor belastingpersoneel.
Dit is voor de wethouders en mij de
zorg nummer één, die ons meer dan
wat ook beklemt. Veel erger dan die
Grotestraat en veel erger dan wat ook".
„Ruimte hebben we in overvloed, aan
de zuidkant van Nijverdal. Daar vindt
heel de grote uitbreiding plaats. Wij
hebben op het ogenblik een tienjaren
plan op stapel staan, waarin we mak
kelijk die 700 woningen die we nodig
hebben zouden kunnen realiseren, heel
gemakkelijk zelfs. Er wordt zeker zes,
zeven, acht keer per vergadering in
B. en W. over de woningbouw gespro
ken, en dan zeggen we min of meer:
zouden we er nu niet een keer over
uitscheiden, want we worden er gek
van."
„Zom er hier ter plaatse voldoende
bouwcapaciteit zijn om het aantal be
nodigde woningen te bouwen?" luidt
onze volgende vraag.
„Zonder enige twijfel. Er zit een aan
tal aannemers die zonder meer goed zijn
de man voor minstens 20 tot 36 wonin
gen Ze zouden het makkelijk aankun
nen, het zou helemaal geen probleem
voor ze zijn er iets van te maken.
„Ja die woningnood is kwestie num
mer één,, maar eigenlijk ook kwestie
nummer laatst. En het is net of ze
in Zwolle horende doof en ziende blind
zijn. Afgezien van de vraag of de pro
vincie te weinig krijgt toegewezen: je
kunt als gemeente van haar veel te wei
nig of weinig te weinig ontvangen.
De narigheid dat is het enige wat
ze nog aan het gemeentebestuur la
ten".
„Andere werkelijk dringende dingen?
Och, dat is natuurlijk in de eerste
plaats de ingrijpende verandering die
nodig is met de Grotestraat. Dat is een
rijkstracé, dwars door de kom van Nij
verdal heen. Er staat een heel groot
plan op stapel. Dat is inmiddels ons
gepasseerd, ik heb eenidee dat dat mo
menteel helemaal rond is. Er komen
twee behoorlijk besloten rijbanen, aan
de zijkant parkeerstroken en rijwiel
paden. Er gaat dus hier en daar nog
wat van de trottoirs af. We zullen ook
de uitmondingen op de Grotestr. moe
ten herzien. Dat is dan ons werk. De
hele verlichting van de Grotestraat zal
daar ook bij te pas komen. Deze zeer
ingrijpende wijziging zal de Grote
straat nogal van aanzien doen veran
deren."
„Echt helemaal ongevaarlijk maken
kan men de Grotestraat natuurlijk
niet.
Het is wat die hoofdingenieur van
Rijkswaterstaat die hier was zei: „De
grote fout is dat ze er een winkel
straat van hebben gemaakt." Dat is
natuurlijk allemaal wel zo, maar dat
maak je zomaar niet ongedaan."
Een probleem apart is natuurlijk ook
de huisvesting van het administratief
personeel van de gemeente. Die is hier
waar u nu bent, veel te benauwd.
Dit gemeentehuisje is berekend geweest
op ongeveer 3.000 a 10.000 zielen. Ik
denk dat wij hier op het- gemeentehuis
een 35 man hebben zitten. In totaal
heb ik, met de agenten en de onderwij
zers mee, 165 ambtenaren."
„Is het gemeentebestuur erg geluk
kig met het toerisme in de vorm waarin
dat nu plaats vindt?"
„Ja, dat zijn we wel. Alleen zijn wij
er wel op bedacht 't peil van 't toeris
me zoveel mogelijk aanvaardbaar te
houden. Wij doen wel erg veel moeite
om allerlei maar dat is nou niet
om zulke verschrikkelijk grote verha
len over in de krant te zetten no
zems en brozems en ik weet niet wat
voor ander soort jongelui, die er te
genwoordig rondlopen, te weren. Dat
doen wij door zo min mogelijk kam
peergelegenheid in en om -Nijverdal te
geven. Verder kun je door een vrij
star systeem van weigeren van dans-
vergunningen de aantrekkelijkheid voor
deze categorieën van jongere mensen
wel aanzienlijk minder maken."
„Het liefst zien wij hier vaders en
moeders met drie, vier of meer kin
deren. Daar heeft ons pensiönbedrijf
zich langzamerhand heel aardig op in
gesteld. Dat is ook wel het streven
van de V.V.V. Wij zien het liefst men
sen die het prettig vinden met hun kin
deren te gaan wandelen, te gaan zwem
men of eens in „De elf provinciën" te
gaan eten, de bossen in te gaan of over
de hei te zwerven."
Maar wanneer straks hoe langer hoe
meer gezinnen met kinderen hier wil
len komen kamperen en u heeft geen
kampeerterreinen, dan gaan deze toch
Hellendoorn en Nijverdal voorbij?"
„Voor dergelijke kampeerders hebben
we al een heel mooi kampeercentrum.
Dat is de „Gouden Bergen", hier aan
de Tunnelweg. Daar zit een man op
die de zaak piekfijn in orde heeft, die
de boel graag keurig in orde houdt
en die daar echt geen mensen zal toe
laten die komen om wat herrie te schop
pen. Dat is het voordeel van een par
ticulier beheer van dit soort inrichtin
gen. Zo'n man kan weigeren wie die
wil. Maar als je als overheid zoiets gaat
beheren is het mis. Dan zit je vaak in
de boot, want dan zeggen de mensen
als het ze niet bevalt dat je ze wei
gert: „Maar wij betalen toch ook belas
ting?"
„Onder de steeds toenemende behoefte
aan kampeerterreinen door het sociaal
toerism kom je echt niet uit. Op deze
manier, zoals in De Gouden Bergen,
zien we de exploitanten van dergelijke
kampeercentra graag komen. De druk
op Hellendoorn als recreatiegebied
wordt steeds groter. Het systeem dat
de wethouders en ik volgen is dat we
niet in een ommezien dit gebied vol
laten stoppen met nozems en brozems
en ik weet niet wat voor spul, maar
dat we het rustig op ons af laten ko
men. Zodra er iemand bij ons aan
klopt die een behoorlijk gefundeerd,
lanvaardbaar plan heeft en die ook
met de nodige iggesteun dat geval
gaat opzetten, zodat hij ook een risi
co kan en wil nemen, is hij onze man."
Js de gemeente bedacht op het aan
trekken van meer industrie in Nijver
dal?"
„Het is wel zo dat in het uitbrei
dingsplan industrieterrein is opgenomen
maar het blijft een zaak waar we de
nodige voorzichtigheid bij moeten be
trachten. We hebben hier al eens een
paar tegenvallers gehad in de vorm van
bedrijfjes die zo weinig rug hadden dat
ze bij de eerst windstoot op hun rug
lagen. Dat moeten we echt niet hebben."
„De bestaande industrieën breiden
zich enorm uit, bij voortduring eigen
lijk. En dat is de mooiste industrie
vestiging die je je voor kunt stel
len. De onverplichte sociale voorzienin
gen die deze levenskrachtige bedrijven
scheppen, zoals 'n sociaal voorzienings-
tonds, dat zijn dingen waar lee een
klein bedrijf echt niet mee kan ko
men. Dat schrikt ook een hele hoop
van die kleineren af. Een kleine ves
tiging erbij van hout- of metaalver
werkende bedrijven zou ons echter zeer
welkom zijn."
Toen een Franse voetballer in het
eigen doel schoot, werd hij door het
publiek uitgefloten. Daar bleef het ech
ter niet bij. Er vloog ook een dames
schoentje door de lucht dat vrij on
zacht met zijn hoofd in aanraking
kwam.
Gelaten nam de man het schoentje mee
ar huis, als aandenken. Toen hij
met het schoentje thuis kwam, bleek
bovendien dat het bijzonder goed van
pas kwam. Zijn vrouw was nl. met één
schoen van de wedstrijd teruggekomen.
Juist in deze zomerperiode is een wandeling van een half uur door de bekende
vakantiestreken voldoende om to constateren dat er honderdduizenden katoen-
gebruikers zijn. Al hebben de internationale modekoningen in hun voorjaar- en
zomercollecties 1961 de katoen niet zo'n opvallende plaats gegeven als in voor-
gaande jaren, het publiek trekt er zich niets van aan en draagt katoen bij na- j
genoeg alle gelegenheden. Het is, wel beschouwd, de beste demonstratie van de j
veelzijdigheid van de katoenvezel, die zich verwerken laat tot stoffen, passend
bij iedere activiteit van de mens. Het is tevens een verkapte hulde aan het adres
der katoenfabrikanten, wier vindingrijkheid eindeloos schijnt als het erom gaat
katoenen stoffen met nieuwe structuren en nieuwe eigenschappen te bedenken.
Natuurlijk bewijst de katoenindustrie zichzelf en haar duizenden werknemers
daarmee een goede dienst, want ondanks de hoge „ouderdom" van de katoen
toont zijn omzet de stijgende lijn van een jong kwaliteitsprodukt.
is het juist de katoenvezel die over
wegend de basis vormt voor de bij
de vrijetijdsbesteding passende „ge
legenheidskleding". Dit is nu, onder
andere, zo'n nieuw veroverd ge
bied van de katoen, waaraan verle
den jaar bijvoorbeeld het Nederlands
Katoeninstituut te Arnhem - het na
tionale voorlichtingsinstituut namens
en ten behoeve van de Nederlandse
katoenindustrie - een grote modewed
strijd heeft gewijd met als inzet de
één keer in de twee jaren uit te
reiken „Gouden Katoenbol".
Wie zich afvraagt hoe het toch komt
dat, terwijl zoveel uit het verleden
voorgoed werd weggevaagd, katoen -
in welke verschijningsvorm ook - de
favoriet van het publiek blijft, komt
steeds weer tot dezelfde conclusie: het
zijn de natuurlijke eigenschappen van
de in een zonnig klimaat geboren ka
toenvezel die de gebruikers het meest
aanspreken. Daarbij komen andere
voordelen: katoen is, zelfs in zijn
duurste verschijningsvorm ten opzich
te van vele andere produkten goedkoop,
en katoen is, om het zo maar eens
te zeggen, gemakkelijk in de omgang.
Er is een periode geweest, in de rijke
geschiedenis van de katoen, dat de
stoffen ervan slechts bereikbaar wa
ren voor de welgestelden. Katoenen
weefsels waren uiterst kostbaar, zo
kostbaar, dat het in enkele gevallen
een koninklijk privilege was ze te
dragen. Maar er is ook een tijd ge
weest, dat reeds de klank van het
woord katoen gedachtenassociaties wek
te met eenvoudige artikelen als „achor-
tenstof" en „Brabants bont". Deze tijd
hebben we nog niet eens zo lang ach
ter de rug.
Nog onlangs hoorden we de eigenaar
van een grote textielzaak zaggen: „Ka
toen klinkt mij in de oren als rogge
brood met margarine". De weergave
van 's mans gevoelens was treffender
dan de vergelijking. In elk geval wil
de deze middenstandi duidelijk ma-
kan, dat hij „katoen" maar een goed
koop woord vond en deswege de voor
keur gaf aan „coton" of „cotton".
Toch had deze struisvogel de kostelijk
ste katoenen stoffen in zijn winkel lig
gen. Van sommige wist hij niet eens,
dat ze geweven konden worden dank
zij de katoen. Nu valt dit laatste ook
niet zo gemakkelijk te constateren.
De katoenwevers en finishers heb
ben zich zulke knappe technieken eigen
gemaakt, dat zelfs deskundigen soms
twijfelen aan de herkomst. Maar of
het stofje nu wel of niet duidelijk bij
de naam wordt genoemd, of het nu
coton satin heet of corduroy of het nu
denim wordt genoemd of keper, het
heirleger der consument koopt de
katoen stoffen of de daaruit ver
vaardigde artikelen met graagte. En
zowel de welgestelden als de mensen
met een „kleine beurs" blijken zich
niet meer te bekommeren over de op
vattingen uit 'n recent verleden waarin
bepaalde groepen lieden katoen eigen
lijk een beetje beneden hun stand von
den. Ontegenzeggelijk is de katoen er
sedert dat recente verleden ook ste
vig op vooruit gegaan.
Hij verovert nieuwe toepassings
gebieden, zonder veel prijs te geven
van het „territoir", waarover hij
al vele jaren regeert. De in een
veel te jachtige wereld levende en
daarom veel meer naar ontspanning
hunkerende mens, heeft er behoef
te aan ook in zijn kleding een dui
delijke grens te trekken tussen zijn
arbeidstijd en vrije tijd. Dit is niet
zo maar een modeverschijnsel of
het gevolg van een grotere koop
kracht, doch veeleer een innerlijke
behoefte aan een volledige ontsnap
ping uit de arbeidssfeer. Vandaar
ie enorme opgang die de zogenaam
de vrijetijdskleding ook in Nederland
heeft gemaakt.
En omdat men zijn vrije tijd vervuld
wü doen zijn van gemak en comfort,
Katoen is van alle tijden, omdat door
de natuurlijke deugden van ieze
veelzijdige vezel de verwerking er
van steeds maar weer aangepast kan
worden aan de behoeften van de mens
Van alle textielvezels die de mens
heid kent, staat, in cijfers uitgedrukt
de katoen onbereikbaar hoog aan de
top en nog steeds zijn de mogelijk
heden van deze natuurlijke vezel niet
uitgeput.
Zo is in de hoog gecultiveerde lan
den als de Noordamerikaanse en de
Westeuropese door de snelle ontwik
keling van de verwarmingstechniek
een nieuw terrein voor de katoen
braak komen te liggen. In enkele
van de genoemde landen is reeds
gebleken, dat door blokverwarmin-
gen van de woningen, goede ver
warming van fabrieken, werkplaat
sen en kantoren, en de aangename
temperaturen in de openbare ver
voersmiddelen en de particuliere au
to's men in de grote bevolkingscen
tra nog maar nauwelijks weet heeft
van de winterse kou. Daarmee daalt
de belangstelling voor de conventio
nele winterstoffen en neemt de vraag
naar lichtere maar toch behaaglijke
kleding toe.
Daardoor krijgen de zogenaamde win-
terkatoenen een royale kans, ook
in Nederland, al verkeert daar de
ontwikkeling van „katoen in de win
ter" nog maar in een zeer pril
beginstadium. Maar evenzeer als in
Nederland katoen volledig geaccep
teerd werd in de sector der ont-
panningskledij, zo zullen binnen af
zienbare tijd katoenen stoffen voor
winters gebruik als heel natuurlijk
worden beschouwd,
\e grootste levende slangenbezweer
der draagt tulband noch lenden
schort, doch elegante kostuums en
zorgvuldig gekozen dassen. Hij leeft
ook niet als circusartiest - hij is de
gepensioneerde directeur van een gas-
en elektriciteitsmaatschappij. Lauren
ce M. Klauber - zo heet deze man
van Duitse afstamming - heeft als
specialiteit ratelslangen, waarover hij
nu een standaardwerk heeft geschre
ven. Het omvat de arbeid van elf
jaren, gebaseerd op een 35-jarige er
varing. In de meer dan 1.500 blad
zijden staat alles, wat mens over
ratelslangen weet of meent te weten.
„Warheit" en „Dichtung", maar keu
rig gescheiden van elkaar, gecontro
leerd en vastgelegd in statistieken
en afbeeldingen. Klauber is de groot
ste autoriteit op dit bijzondere gebied.
Het is niet waar, dat ratelslangen
voor elke aanval ratelen om hun slacht
offer te hypnotiseren of te waarschu
wen. Het is ook niet juist, dat de
slang elk jaar een nieuwe „ratel" krijgt.
Trapt men per ongeluk op een ratel
slang, dan kan men zonder waar
schuwing gebeten worden. De slan
gen ratelen veeleer om andere die
ren te verjagen - en het krijgen van
een nieuwe „ratel" valt samen met
de vervelling - een tot vier maal per
jaar. Er zijn maar liefst 65 verschil
lende variëteiten van ratelslangen. Zij
leven alle in Noord- en Zuid-Ameri-
ka. Het is ook niet waar, dat ratel
slangen elkaar of zichzelf door een
beet vergiftigen kunnen, want zij zijn
immuurn tegen hun eigen gif. Ratel
slangen zijn bovendien doof, omdat
zij geen gehoororgaan bezitten. Maar zij
hebben een zeer fijn gevoel voor fij
ne trillingen en kunnen stappen op
drie meter of meer waarnemen. Zij
kunnen ook in volledige duisternis
„zien", dat wil zeggen, zij nemen
met behulp van kleine organen aan
weeerszijden van de kop infrarode stra
len (warmtestralen dus) waar en wor
den op deze wijze ingelicht over de
aanwezigheid van een warmbloedig
dier zoals een muis of een wezel.
Om deze en talloze andere feiten vast
te stellen heeft Klauber tienduizend
slangen geobserveerd. Hij ontving mij
vriendelijk in zijn woning in San Die-
go (Californië) en bracht mij bij een
deel van zijn verzameling in de kel
der van zijn huis. Op lange planken
staan daar 4.000 geëtiketteerde fles
sen met in alcohol geconserveerde
ratelslangen. En verder staan er dan
nog zo'n 14.000 andere reptielen van
alle mogelijke soorten. En dit is dan
nog maar de helft van de collectie
van deze slangenspecialist: de rest be
vindt zich in het natuurhistorisch mu-
zeum van de stad San Diego.
Ik vroeg Klauber, hoe hij tot deze
hobby gekomen was. „Toen ik op de
middelbare school was, hield ik uit
jongensachtige nieuwsgierigheid een
paar slangen. Jaren later vroeg me
een vriend, de stichter van de zoölo
gische tuin van San Diego, een paar
slangen te komen bekijken en zo mo
gelijk te identificeren. Ik wist niets
van slangen af, maar ik geneerde me,
dat te bekennen. Ik ging dus boeken
lezen om hun gewoonten te leren ken
nen. Die studie was berekend op een
paar weken - zij heeft een leven
lang geduurd."
Naast zijn normale werk werd Klau
ber curator van de reptielenverza
meling van de stad. Ofschoon hij au
todidact is, werd hij al gauw erkend
als leidende Amerikaanse autoriteit
op dit gebied. Hij werd lid en voor
zitter van een aantal wetenschappelij
ke organisaties. Ik vroeg hem hoe hii
aan zijn exemplaren komt, want het
jagen in de hete woestijnzon van de
zuidwestelijke staten zou toch wel erg
zwaar zijn. „Kijk eens", antwoordde
hij glimlachend, „daar hebt u weer
een van die verkeerde voorstellingen,
die de mensen over ratelslangen heb
ben. Slangen houden helemaal niet zo
veel van zon. Zonnehitte kan een
slang in minder dan tien minuten do
den.
Ik heb een speciale methode om
slangen te verzamelen: 's nachts en
van mijn auto uit. De dieren verber
gen zich overdag - vanwege de hit
te en komen 's nachts tevoorschijn
en kruipen dan vaak over de wegen.
Ik rijd dan rod in slagerijke stre
ken en zie vaak verbazingwekkend
veel exemplaren. Wanneer er een in
de bundel van mijn koplampen komt,
laat ik ee met zand gevulde papieren
zak vallen om de plaats precies vast
te leggen, voor ik mijn wagen tot
staan breng. Dan kom ik terug en
meestal is de slang nog dichtbij."
Het-beste middel tegen slangenbe
ten is volgens Klauber Antivenin, een
uit slangengif bereid serum. Voor eer
ste hulp is nog altijd de oude metho-
de goed om de wond door insnijden
1 ril Stadium groter te maken en tot sterker bloe-
den te brengen, haar uit te zuigen
en matig af te binden om de bloed
circulatie naar het hart toe te ver
minderen. „Het leggen van halve
kippen, tabakspruim, uien, knoflook of
buskruit op de wond is minder werk
zaam", verklaarde deze moderne slan
genbezweerder. Aan al deze dingen
geloofde men niettemin eeuwenlang even
vast als aan vier meter lange ra
telslangen", die volgens de verhalen
van cowboys sneller zijn dan paar
den en die 's nachts de koeien mel
ken om hun dorst te lessen. Klau
ber heeft, met zijn publikaties heel
wat sprookjes uit de wereld geholpea®