OUD
RUSSEN
RIJSSEN buiten de wallen
WEG-NACH GIN NACHWACH
Hotel DE RIJSSERBERG
R.K. GEM. ZANGVERENIGING „ST. CAECILLA"
VAR A-avond „Wat een
geluk" liad pech
Elektronische rekenmachine
hij kankeronderzoek
BESTAAT 25 JAAR
Vrijdag 20 januari 1961
In de serie foto's
van „Oud Rijssen",
die wij voorne
mens zijn te plaat
sen thans een op
name van Hotel
Rijsserberg, dat op
30 november 1932
in vlammen op
ging.
Uit deze opname
komt duidelijk tot
uiting, hoe fraai
het hotel boven op
de Rijsserberg ge
legen was en voor
wat het huidige
hotel betreft) nog
is.
Pagina 5
Willy Albertie door ziekte
verhinderd
DIK TROM BOEIT DE
JEUGD NOG STEEDS
De N.V. Holland's Schwarzwald voor wiens
rekening het hotel werd gebouwd, had er
naar gestreefd het exterieur van het hotel
zodanig te bouwen, dat het in de landelijke
omgeving moest passen. Daarin zijn de ini
tiatiefnemers goed geslaagd.
Het is geen bombastisch gebouw geworden,
dat de gehele omgeving van de Fdjsserberg
beheerste. Vooral het rieten dak en de intie
me opzet maakten dat het hotel een verant
woorde indruk bood.
De N.V. Holland's Schwarzwald had het
iniatief tot de bouw van het hotel uit meer
dan een opzicht genomen. Het was niet de
bedoeling, dat men zelf de zaak zou exploi
teren zodat besloten werd het hotel te verhu
ren. Als eerste huurder (exploitant) werd
door de N.V. een overeenkomst gesloten met
de heer C. A. A. den Blijker uit Rotterdam die
op 10 Mei 1918 op Rijsserberg zijn intrek
nam.
De heer Den Blijker bleef op de Rijsser
berg tot 1923 toen zijn plaats ingenomen werd
door de heer J. Van Wijnbergen uit Rot
terdam die op 1 maart 1923 vertrok naar Oos
terbeek.
Het verblijf in de fraaie omgeving bleek
vooral 's winters niet zo aantrekkelijk te zijn,
waaruit te verklaren valt, dat de exploitan
ten het slechts enige jaren volhielden en
dan hun biezen weer pakten.
In 1923 werd met de komst van de heer J.J.
Hofstee uit Barneveld een definitieve phase
in de bewogen geschiedenis van het hotel in
geluid. De actieve heer Hofstee, deed alles
om de Rijsserberg als aangename zomerver-
De grote instemming waarmee het bestuur
en de leden van de afd. Rijssen van de Va-
ra het toerneegezelschap „Wat een geluk"
maandagavond in het Parkgebouw begroette
werd min of meer getemperd door de me
dedeling, dat de bekende zanger Willy Al-
berty, een van de belangrijkste figuren uit
het toerneegezelschap, door ziekte verhinderd
was zijn aandeel aan het aangekondigde pro
gramma te leveren. Vooral voor het bestuur
dat deze toernee-avond mede had georgani
seerd in verband met het 10-jarig bestaan
van de afd. Rijssen van de VARA was dit
een niet geringe teleurstelling.
Voor dat het gevarieerde programma werd
afgewerkt sprak de voorzitter de heer G.
Nij land een kort openingswoord, waarin hij
o.a. het 10-jarig bestaan van de afdeling
Rijssen memoreerde. Vooral de eerste jaren
heeft onze afdeling het niet gemakkelijk ge
had, maar geleidelijk heeft ook hier de Vara
haar weg gevonden en onze afd. telt momen
teel 275 leden aldus spr.
De heer Groten sprak een propagandis
tisch woord en benadrukte de doelstellingen
van de VARA. Onze omroep aldus spr. heeft
ook in groter verband nog steeds te strijden
tegen miskenning en verdachtmaking. Ons doel
de culturele verheffing van onze leden blijft
een van onze voornaamste taken aldus spr.
Het programma, dat met grote vaart
gepresenteerd werd, heeft beantwoord aan de
hoge verwachtingen, die de aanwezigen zon
der twijfel zullen hebben gesteld.
Rudy Carell heeft als conferencier en als ca
baretier een voornaam aandeel in het succes
van het gezelschap gehad. Deze jonge artiest,
veelzijdig als hij is, treedt met grote flair
op, en weet hoe hij de zaal op zijn hand kan
krijgen.
Het Bonelly kwartet was een humoristisch
muzikaal kwartet, dat nu en dan voortref
felijk muzikale en mimische prestaties lever
de. Met groot enthousiasme en waardering
werden de (bekende) Spotlights ontvangen en
deze charmante jongedames, wisten hun num
mer op bijzonder aantrekkelijke wijze te bren
gen. Ook vocaal gezien is dit trio een zeer
bijzonder in het Nederlandse artiesten wereld
je.
De klassieke goochelaar Freddy Schuyer
heeft de aanwezigen versteld doen staan van
zijn inderdaad zeer bijzondere manipulaties.
Het daverende applaus, dat hij telkenmale
mocht oogsten (ook bedoeld voor zijn assis
tente Jacqueline) was een duidelijk bewijs
voor de grote waardering, die men dit duo
toedroeg.
In plaats van Willy Alberty, die door ziekte
verhinderd was, was geëngageerd Freddy
Canton, een voortreffelijke jongleur, die onge
looflijke prestaties wist te brengen.
Topfiguur in het programma was zonder
enige twijfel Joop de Knegt (High Noon en
Ik sta op wacht). Deze zanger heeft vooral
na zijn „terugkomst" bewezen geen eendags-
vlinder te zijn en is werkelijk in staat de
zaal te boeien, door zijn begaafde stem. De
ovatie die het gezelschap „Wat een geluk" na
de finale werd gebracht, was een duidelijk
bewijs, dat de zaal een genotvolle avond had
gehad.
blijfplaats een goede naam te bezorgen en
slaagde daar grotendeels in, maar het ver
droot hem, dat het 's winters zo weinig op
bracht. Zijn gedachten waren al lange tijd
gegaan, naar een hotel in 't dorp of stad, waar
altijd leven in de „brouwerij" was. In Nij-
verdal slaagde hij in zijn opzet en verhuis
de daarheen in 1929 naar het later in Twente
zo gerenommeerde Hotel Hofstee.
Op het einde van het seizoen 1929 werd het
hotel Rijsserberg betrokken door de Wed. Ama-
lia von Sass, bij wie de heer P. A. v.d. Woude
(thans eigenaar van cafe restaurant Het Wit
te Hoes) in dienst was.
Behoudens de verwisseling van exploitan
ten gebeurden er geen schokkende dingen op
het zo fraai gelegen hotel, tot er op de avond
van 30 november 1932 een geweldige brand
uitbrak, waarvan het bericht destijds als een
lopend vuurtje door Rijssen ging, tengevolge
waarvan velen getuigen zijn geweest, hoe de
hoog oplaaiende vlammen het gebouw en de
inboedel practisch volkomen verwoestten.
Dat was een trieste zaak voor de N.V. Hol
land's Schwarzwald, die naar achteraf bleek
het hotel veel te laag had laten verzekeren.
Voor het bouwen van een nieuwe zaak, had
de N.V. onvoldoende belangstelling zodat be
sloten werd de terreinen te verkopen. In de
heer Hofstee te Nijverdal (eerder pachter)
werd een belangstellende gevonden en op de
restanten van het afgebrande hotel, liet de
heer Hofstee een nieuwe zaak bouwen, die
grotere mogelijkheden bood, dan de vorige.
Lange jaren (tot na de oorlog) is de zaak
beheerd door mevr. ter Beek, die later eige
nares werd. Bij haar overlijden in 1947 werd
de Rijsserberg weer eigendom van de heer
J. J. Hofstee. Na de oorlog is het hotel enkele
Geleerden en doktoren die over de afgelo
pen zes maanden in Glasgow hebben geëx
perimenteerd, hebben een methode ontdekt
waarbij een elektronische rekenmachine kan
worden ingeschakeld om een betere behande
lingswijze voor kankerpatiënten te verzekeren.
Zij hebben ontdekt dat het mogelijk is om
binnen een paar minuten stralings-doseringen
te berekenen met een nauwkeurigheid die
men voordien voor onmogelijk hield. Een
zegsman verklaarde dat de methode nog niet
gebruikt was bij de behandeling van patiënten.
Dr. J. M. A. Lenihan, een arts verbonden
aan het plaatselijke ziekenhuisbestuur, ver
klaarde: „Het probleem is dat men voor
sommige behandelingen met X-stralen of ra
dium, ais men het tenminste goed wil doen,
voor iedere nieuwe patiënt de dosering op
nieuw moet berekenen. Iedere patiënt is weer
anders, en het kan een heel tijdrovend kar
wei zijn. Wat wij hebben gedaan is een we
tenschappelijke ploeg organiseren die speur
werk verricht om na te gaan hoe de elektro
nische rekenmachine kan worden gebruik om
de stralings-dosering te berekenen. Zij probe
ren te ontdekken hoe de vraagstukken met be
trekking tot de schatting van de stralings-
hoeveelheden in een taal kunnen worden ver
taald, die de rekenmachine begrijpt. Wan
neer dat is gebeurd is het 't werk van slechts
enkele minuten om een berekening uit te
voeren die op het ogenblik dagen in beslag
zou nemen.
jaren gehuurd door de heer de Witt waarna
de heer E. L. Hoogendijk tot gerant werd
aangesteld. In 1955 werd de Rijsserberg door
de heer Hofstee verkocht aan de heer Hoogen
dijk.
De rustieke omgeving, waarin het oude Ho
tel Rijsserberg was gelegen is nog weinig
veranderd. De plaats waarop het stond heeft
nog niets aan waarde ingeboet.
Alleen is het nieuwe hotel uiteraard veel
meer aangepast aan de eisen die er door de
moderne vakantiegangers aan gesteld wor
den.
Het uitzicht, was in het oude hotel, on
danks het feit dat het boven op de berg ge
bouwd was nog tamelijk beperkt.
Als men op het terras zit van het huidige
hotel, heeft men meer uitzicht dan op de ver
dieping van het voormalige hotel het geval
was.
De foto laat goed uitkomen, dat de uit-
zicbtsmogelijkheid eigenlijk niet voldoende
was uitgebuit. Men lette op de 3 „dakkapel
len" en op de in de rietbedekking uitgespaar
de letters, die het woord hotel vormen. Op
de achtergrond ziet men de schommel, waar
van uiteraard gebruik werd gemaakt door de
Rijssense jeugd, en waaraan vele oudere Rijs-
senaren zonder twijfel nog prettige herinne
ringen zullen hebben (Speeltuinverenigingen
waren destijd een ongekende weelde) De ac-
comodatie van het afgebrande hotel was vrij
ruim. Men had er 24 slaapplaatsen, hetgeen
in het riante hotel van thans ook het geval
is. De in het oog lopende indeling van het
nieuwe hotel, in vergelijking met het oude, is
het feit, dat in het oude de serre aan de ach
terkant was gebouwd en in het nieuwe aan
de frontzijde, waardoor men in het huidige
hotel, zittende in de serre zulk een bijzonder
fraai uitzicht heeft, waardoor Hotel Rijsser
berg zulk een uitstekende naam heeft verkre
gen.
Werd het vroeger practisch alleen 's zomers
geexploiteerd, sinds de heer Hoogendijk er
zijn scepter zwaait is het zowel 's zomers als
's winters geopend. De verbeteringen en de
moderniseringen die hij heeft aangebracht
zijn vele, en vele gasten, die op de Rijsser
berg, ooit hun vakantie hebben doorgebracht,
komen graag weer naar het Hotel gelegen
boven op de Rijsserberg, dat in de ruim 40
jaar van zijn bestaan een min of meer be
wogen geschiedenis achter zich heeft.
Door het Haagse jeugdtoneel werd Zater
dagmiddag in het Parkgebouw een uitvoe
ring gegeven van het toneelspel Dik Trom.
Deze hoofdfiguur uit het boek van Johan
Kievit, blijkt de jeugd nog steeds te kunnen
boeien. Het jeugdige publiek heeft althans met
volle teugen genoten van de avontuurlijke
Dik, van zijn rake antwoorden en van zijn
humoristische inslag.
Dik Trom werd vaak luide aangemoedigd
en het was met een zucht van spijt, dat de
jeugd het doek na het laatste bedrijf zag val
len.
Een hartelijk applaus was een duidelijk be
wijs, dat men op bijzondere wijze had ge
noten van Dik Trom en zijn vrienden.
Waak van de wekke beleawt hebbe, det
is hoaste neet wierte verteln. Temeer umdek
te lange hebbe wogget urn t' op te schriewn.
Het was zo: n'Moandagoawend zatn de vrou
we en ikke an de koffie en kuiern oaweral
oawer. En zo kömme viej ook oawer det
raketwoark gangs. Viej kuiem net zo lange
der oawer towwe baide móssen toogeeuwn
(neet mak!!) detter duur dee dinge eegeleke
nog waineg veraandren in de weerld. Good
der wordt nen hoop geeld vuur oet egeeuwn
en ze konn'der better huuze vuur zetn, mer
ik bedoele 't zoo. Smaakt'er oons het etn
better duur, krieuwe vaaker een niej pak??
Is' er het verskei op de weerld meender duur?
De weetnskop gee't er met vuur oet, zea de
vrouwe. Good en wal, mer ak non nen hoop
weete b.v. oawer de moane en ik komme
der nooit en ik weete nen hoop oawer Cham-
pagnje en ik kriege dert geraij tog nooit.
Wat dan, dan stoak met de haane in' noasek
te weetn, met het jag neet an. Jeh, zeg de
vrouwe, mer weetn op zik zelf is ook al nen
hoop weert. Aij nons van veugele nen hoop
wussen dan keuij doar ook niks met en toch
ist wal good dewwe der wat van weet'. Det
brag miej an t'prakkezeern oawer het weetn
op zik zelf. Eegeleke tog neet geek, weetn
en weetn en doarneus könn en könn. Alle-
machteg nog ees an too, jeh det is al mach-
tegü Gelukkeg dewwe zukke leu nog neet
hebt op de weerld, want dan zagt' er neet
vet oet. Ze könn oew roan en verkoopnü Mer
doar wokket toch neet alleene oawer hebn.
Het gung veerder oawer iets aandre dinge.
At zon raket non's vertreuk en t'kon verdan,
wonneer zolt dan op de moane wean? Non,
zea de vrouwe dan kont ongeveer n'Woens-
degennach doarwean. Ik lachen um oet en
hee keek miej an of ik in een keer in' kameel
veraanderd was. Dus det zol dan Moarnoawnd
wean? Nee zea de vrouwe, n'Woensdegen
nach det is van woensdag op doonderdag.
Non wotte mooi, zear ik, det is van Deens
dag op Woensdag. „Goat non gaauw", zea
de vrouwe. Ik gunge wal neet, mer ik lea
eur oet det det nooit konn. Kiek ees hier,
n'dag begeent met n'moarn, dus: Woensde-
genmoarn mirg-oawnd-nachü Doar volget oet
de: Woensdegennach vaalt van Woensdag cp
Doonderdag. Nee, zea de vrouwe, want noa
12 uur begeent n'Doonderdag al te loopn.
Ge'iek heij, zear ik, mer dan wol ik wal
ees weetn wonneer at nach is. Deswoar, zea
de .ouwe, wonneer ist nach. Lo ws z. en
n'Denkseldagenmoern begeent dus? Moan-
dagns noa 24 uur en dan Kriej om 12 uur de
mirg en dan um 8 uur n'aowend tot 24 uur en
danDaan begeent n'Woensdegenmoarn
en zo veerder, zea ik. Doar zatte viej te
kiekn te waineg weetnskop. Loawe oetskain
zea de vrouwe want viej goat'er de nach met
in. n'Deenseldegenmoarn, bedoel iej, zear ik
gaauw. Um min pat dan mer ging nach, viej
goat nor berre, zea de vrouwe. Op Deenksel
degenmoarn, zear ik wier!
Jeh. 't Is wal good, zea de vrouwe wier. Iej
kuiert nog mer eawn. En zo kömme viej
duur de weetnskop en de weetnskop dewwe
eegeleke met alle gekhaid in 1961 zeet be-
gunn ZOONDER NACH. Ik kan wal göln, zol
de oole Maier zegnü J. v. E.
De R.K. Gem. Zangvereniging St. Caedlia,
die zaterdag 28 januari haar zilveren jubi
leum herdenkt kan terugzien op een eer
volle staat van dienst, en niet gemakkelijk
valt in woorden uit te drukken de waarde,
van de verantwoorde vrije tijdsbesteding, die
vele leden in de afgelopen 25 jaar bij St.
Caecilia hebben kunnen vinden. Bovendien
heeft men een niet te onderschatten bijdra
ge verleend aan de culturele vorming van
een deel van de Rijssense bevolking, zodat
de vereniging toekomt daar op ter gelegen
heid van haar zilveren jubileum de aandacht
te vestigen.
De vereniging is opgericht op initiatief
van enkele leden van de R.K. Standsorga
nisaties, die in een bijeenkomst de behoefte
wilden peilen aan een Gemengde zangver
eniging. Dat de behoefte en de animo groot
waren bleek uit het feit, dat men na deze
oprichtingsvergadering niet minder dan 50
gegadigden kon noteren als adspirant lid
van de gemengde zangvereniging. In het be
stuur, dat werd geformeerd namen zitting:
de heren A. J. Hodes (voorzitter), H. Siege-
rink (2e voorzitter), H. B. Griepink (bibli
othecaris) en de dames mej. M. Mensink
(secretaresse) en mej. J. Kuipers (penning-
meesteresse).
In de heer J. Vermeulen te Raalte vond
met een actieve en bezielde dirigent, die de
kunst verstond de leden de (noodzakelijke)
liefde voor de beoefening van de vocale kunst
bij te brengen.
Slechts 3 weken na de oprichting werd een
kinderkoor gevormd, waarvoor zich niet min
der dan 70 kinderen meldden. De eerste uit
voering, die werd gegeven op 22 maart 1936
(met medewerking van het kinderkoor) werd
een doorslaand succes, waarmede een zeer
suggestieve propaganda werd gemaakt. De
repetities werden goed bezocht en de heer
Vermeulen, wist de prestaties van het koor op
duidelijk waarneembare wijze op te stuwen.
Daarvan werd het bewijs geleverd in 1937,
toen het koor deelnam aan een concours te
Vaassen waar een eerste prijs werd behaald
met 317 punten. Dat was een geweldige sti
mulans en de opgaande lijn die door de ge
hele vereniging liep werd doorgetrokken. Na
het concours te Vaassen nam men deel aan
concoursen te Geesteren, Doesburg, Nijmegen
Hilversum en Deventer, alwaar St. Caecilia
overal ging strijken met een le prijs; te Nij
megen en Deventer kreeg men zelfs de eer
volle vermelding „met lof der jury" toege
kend.
De heer Vermeulen had naast het succes
dat hij met het grote koor, behaalde ook
succes met het kinderkoor, dat op 20 au
gustus 1938 deelnam aan een concours te
Ommen en een le prijs verwierf, die be
stond uit eenpiano. Dat het toen feest was
bij de Rijssense zangvereniging valt licht
te begrijpen.
Eén van de hoogtepunten uit het bestaan
van St. Caecilia is zonder enige twijfel de
uitvoering geweest van de operette „Nelly
op 9 februari 1939. Voor een uitverkochte zaal
van het Parkgebouw werd deze operette een
fraai succes, en het opgetogen publiek had veel
bewondering en waardering voor het nog jonge
koor en voor de energieke dirigent.
In datzelfde jaar behaalde men op een con
cours te Nijmegen een le prijs, zodat men
het laatste jaar voor de oorlog een grote
activiteit heeft ontplooid. Ook met het kinder
koor ging het uitstekend. Op onbevangen wijze
presenteerde men operettes als:
Het Goudmuiltje, de Bosduiveltjes e.a. welke
sprookjesachtige opvoeringen, bij velen nog
een dankbare herinnering zijn gebleven. Een
prachtige prestatie (cultureel gezien) leverde
de vereniging op 29 april 1941 met de uit
voering van het bekende werk van J. Haijdn
„Die sieben Worte des Erlösers am Kreuze".
In de verdere oorlogsjaren heerste er, hoe
contrastrijk het ook klinke, een diepe stilte
bij de Rijssense zangvereniging. Men wilde
zich onder geen voorwaarde aansluiten bij de
cultuurkamer, dez^ nationaal socialistische in
stelling, met als gevolg, dat iedere verenigings
activiteit lam gelegd werd. Na de bevrijding
werden de repetities weer opgevat en op 31
augustus 1945, trad ook St. Caecilia met
andere herrezen verenigingen weer op 't Schild
in het openbaar op, om een zanghulde te
brengen voor H.M. Koningin Wilhelmina.
Op 29 mei leed de vereniging een groot
verlies, toen de heer Vermeulen zijn ontslag
indiende. Zijn plaats werd ingenomen door de
heer Dijkhuis uit Haaksbergen, die de ver
eniging slechts 1 jaar heeft geleid. De heer
E. Knikkert uit Nijverdal, die de dirigeer
stok van de heer Dijkhuis overnam, bleek
in staat de vereniging weer op te stuwen en
het was onder leiding van de heer Knikkert
dat het zeer fraaie Kerstoratorium van Muel
ler werd uitgevoerd alsook het machtige Hal
lelujah van Haendel. Op concoursen te Hil
versum en Deventer werden onder leiding
van de heer Knikkert le prijzen behaald.
Wegens verwisseling van standplaats van de
heer Krukkert moest de vereniging weer uit
zien naar een andere dirigent, die gevonden
werd in de heer E. Vogelvang te Deventer.
Op 5 oktober 1952 maakte hij zijn intrede bij
„St. Caecilia" en zijn activiteit was zo groot
dat hij het aandurfde na enkele maanden de
vereniging te hebben geleid, op 2e Kerst
dag (1952) het bekende Driekoningenoratori
um van Mueller uit te voeren. De vereniging
heeft ook aan de heer Vogelvang veel te dan
ken.
De Schout De Vrouwe van „de
Oosterhof" De aanbevelings
brief uit de Bouwstraat Hazen-
Mannes aangesteld tot Meester
Jager.
De schout zat in zijn schoutenhuis met eer
geweldige kater en een dikke gezwollen vuist
De Vrouwe van de Oosterhof zat op haai ge
makkelijke stoel bij de fiks brandende haard.
Zij dacht aan de promotie, die haar heer-ge
maal gemaakt had. En daarna aan de verdor
venheid van Snoeverd, die haar kostbare tijd
verdaan had met Hutten-Diene. En ook dacht
zij aan de stier van een schout, die met een
vuistslag door het tafelblad van de keurige
tafel had geslagen; die tafel had nog behoord
tot de uitzet van haar mans overgrootmoeder.
Gelukkig stond er boven nog net zo'n tafel,
zodat zij alles zou kunnen laten herstellen,
vóór dat over drie weken haar man, de ma
joor, thuis kwam. Zij dacht er ook over, dat
Rijssen van de promotie geen feest zou vieren.
Maar wanneer de hoge vrouwe dat langs zich
heen liet gaan, dan zouden de Rijssenaren dat
vanzelf doen.
En dat was de verkeerde wereld.
Verbeeld je, een baron Van Ittersum van de
Oosterhof, majoor te peerde, zou te Rijssen
komen op zijn kasteel, en er zou heel gewoon
niets aan de hand zijn. Het zou te gek zijn
om los te lopen. Oosterhof betekende te Rijs
sen macht. Meester Griffelman, koster en
schoolmeester te Rijssen, zat dagelijks met de
jeugd in de klas toepasselijke liedjes te bieren,
gelegenheidsgedichten door hem zelf in elkaar
gedraaid, op de promotie van de baron. De
schout vond ook, dat hij wat goed te maken
had, hij had berouw over zijn misdragingen
op de Oosterhof en wilde het goed maken.
Ook Hazen-Mannes vond, dat er iets gedaan
moest worden voor de gelegenheid van de
grote promotie van Rijssens Heer. Daarom
haalde hij bij biester weer en donkere maan
zoveel mogelijk hazen uit de strikken.. De
Snoeverd durfde bij storm en donker niet al
te ver van het kasteel, want aan het eind van
van de slotgracht daar huisde de nachtmeere.
De Snoeverd had er al eens kennis mee ge
maakt, op een donkere avond, om twaalf uur.
Toen was het monster op de rug van de Snoe
verd gesprongen en had gereden tot de sche
mering inviel. De Prak, aan wie de Snoeverd
het verteld had, had een bedenkelijk gezicht
getrokken en daarna gefluisterd, dat heel Elzen
verpest was door toverkollen, witte Juffers en
door Hutten-Diene.
De schout zat in zijn schoutenkamer en
dacht na over de wereld en haar beloop.
De schout van Rijssen ging nog eens alles
na, wat er de vorige dag gebeurd was. Hij
werd daarin gestoord door de komst van de
buren van Water-Berend. Zij waren naar de
burgemeester geweest en hadden een bedel
brief gekregen. Om geld in te zamelen voor
de verbrande Berend. Berend zelf mankeerde
niets. Maar het was een Rijssens spraakge
bruik, dat wanneer iemands huis was ver
brand, dat men dan de naam van de eigenaar
of de bewoner noemde. Brandverzekeringen
waren er nog niet, dus men moest collecteren.
De schout stak de pink in een van zijn neus
gaten en bekeek de brief.
Na de aanbevelingsbrief gelezen te hebben,
gaf hij de buren uit de Bouwstraat de raad
de richter van Kedingen om een vergunning
te vragen. Nu wisten de buren uit de Wal-
straat niet precies waar de richter van Ke
dingen woonde. Maar de schout vertelde, dat
Hazen-Mannes het wel wist en dat klopte. Met
de kar van de Plagge, een der buren van
Water-Berend, reed men naar Goor Even bui
ten Rijssen wachtte de Snoeverd. Of hij ook
mee mocht rijden? Ook hij moest de richter
van Kedingen hebben. Dus nu waren zij met
z'n vieren. De Plagge en de Puthaak, de laat
ste zo geheten naar zijn fraai gebogen neus.
Hazen-Mannes en de Snoeverd. De laatste
dacht: „Menneken! Menneken! Van dage of
mor'n griep ik oew" Mannes dacht: „Ik hoppe,
dat oew de nachmere wier rid".
Vrolijk keuvelend reed tnen voort over de
aloude doönweg, dia van Elzen naar Rijssen
voert, toen plct-eiing de Snoeverd van de
kar afsprong en het, om hulp roepend, op een
lopen zecte. Vlak achter struiken en stroe-
vellen had hij het hoofd van Hutten-Diene ge
zien, die weer een visioen had gehad, dat de
Snoeverd haar in de armen zou lopen. Maar
het visioen was een weinig mis. Want de Snoe
verd rende de verkeerde kant uit.
„Jaag, Plagge!" riep Mannes, „anders springt
zij nog op de kar!" Het was feitelijk niet mooi,
dat de Snoeverd in de steek werd gelaten.
Maar Diene was een gevaarlijk vrouwmens en
de Puthaak en de Plagge moesten de richter
van Kedingen spreken.
Huiten-Diene had haar prooi spoedig te pak
ken. Maar ja, de Snoeverd was een vrijgezel,
hij had zich zelf in de netels gewerkt en
daarvoor behoefden eerbare Rijssenaren niet
op te draaien. Op aanwijzing van Hazen-Man
nes stopte men voor het huis van de .chter.
Een boerenarbeider was bij de richter aan het
stal-uitmesten. Hem werd gevraagd of de heer
richter thuis was. Neen, de man was naar
IJpelo. D^ richtersvrouw vroeg wat er aan de
hand was. Zij adviseerde om door te rijden
naar de Stoevelaar, daar woonde de drost. De
drost, toentertijd heer van de Stoevelaar, was
een stevig gebouwd heer, zoals op zijn geschil
derd portret nog te zien is. De man was in
een bijzonder royale bui.
Hij tekende zijn naam en gaf vergunning,
na de brief van de Rijssense burgemeester
gelezen te hebben, waar in felle kleuren de
brand bij Water-Berend geschilderd was.
Ziezo, men mocht in heel Twente collec
teren. Toen dat voor elkaar was, vroeg de
drost de namen van de Plagge en de Puthaak.
„En gij, menneke?" vroeg hij aan Hazen-
Mannes. „Ik ben Hazen-Mannes" kwam het
er benauwd uit. „Zo, zo, ben jij Hazen-Man
nes. Dus jou moet ik hebben!"
Laten wij er even bij vertellen, dat de heer
van de Stoevelaar juist die morgen voor het
eerst in functie was als verwalter-drost, daar
de heer van Twickel op reis was. Maar in
ieder geval, de verwalter-drost moest Hazen-
Mannes hebben. En Mannes ging gauw zijn
zondaarslijstje na en zag reeds de deuren van
de private kerker op de Stoevelaar open gaan.
Maar nee! De baron was in een goede bui.
Hij wilde 'n meesterjager hebben en na het
geen hij op de Oosterhof aangaande Hazen-
Mannes gehoord had, leek deze hem de rechte
man op de rechte plaats. Mannes vroeg twee
dagen bedenktijd.
Nu, dat kon, maar langer ook niet. „Dan kon
hij even zijn strikken optrekken", voegde de
drost er lachend aan toe.
Hoe noodzakelijk het ook was, dat er snel
gecollecteerd werd, op de aanstelling van Ha
zen-Mannes tot meesterjager op de Stoevelaar
moest gedronken worden. Men reed in Goor
naar de Dennenboom. Dit was voor de Rijsse
naren een bekende herberg, daar kwamen ge
regeld hondenliefhebbers en vogelaars bij el
kaar en de waard kende de Rijssenaren bij
name.
De waard in de Zwaan hoopte maar, dat hij
aan Mannes zo meteen een goede kunnigheid
zou hebben.
Na een paar beste borrels werd de terug
tocht naar Rijssen aanvaard. Prompt op de
zelfde plek waar de Snoeverd van de kar was
gesprongen, stond deze weer te wachten. Op
de vraag, wat Hutten-Diene had gedaan, ant
woordde de Snoeverd, dat het weinig te be
tekenen had; hij had zich door Diene in de
kaart laten kijken.
Met verbazing hoorde hij van de aanstelling
van Hazen-Mannes tot meesterjager van de
Stoevelaar. Dat was nog heel wat anders dan
die rotbaan op de Oosterhof. Maar feit ei ijk was
de Snoeverd blij, dat Mannes vertrok. Want
Mannes had hem menige nacht, zonder enig
succes, van z'n nachtrust beroofd.
In een vervolg zullen wij zien hoe het af
stak met de collecte.
VAN COEVSIJDEN.