Vijfentwintig jaren geleden
Fraaie nieuwe meubelzaak van
Fa. Ter Harmsei (Haarstraat)
Liefde in St. Nicolaastijd
Kou
3 december 1935. De Nederlandse Roode Kruis
ambulance vertrekt naar Ethiopië
Het liep anders dan werd verwacht
Koe door trein gegrepen
Lange proefrit
Rijsseuse successen op
dwerghoendershow
Gevonden voorwerpen
Oiïkrmdbestrijding
in de winterrogge
Hij die rekent,
't is nogal glad,
adverteert regelmatig
in dit blad!
R.K.S.V.-Luctor
Wie adverteert, verkoopt.
Wie niet adverteert,
wordt vergeten!
DAMPO
Het is een sombere decemberavond.
Van één der kaden van de Rotterdamse
haven maakt zich een schip los. Een kor
te stoot op de stoomfluit. Vaag en don
ker beweegt het gevaarte in het duister.
Het is de „Kotaradja" van de Rotterdam
se Lloyd. Aan boord heeft een kleine
plechtigheid plaats, toespraken worden
gehouden, er wordt afscheid genomen.
Afscheid van een negental Roode Kruis
mannen. Er wordt gesproken over geva
ren, over een onzekere toekomst. Want
onzeker is de toekomst van de mannen
en het is een vreemd avontuur, dat ze te
gemoet gaandeze groep, die ver
trekt naar het verre, onbekende Ethio
pië, waar de oorlog is uitgebroken
DAADWERKELIJKE HULP
Het is voor de krantenlezer van van
daag moeilijk voorstelbaar, dat het vijf
entwintig jaar geleden voor een land nog
mogelijk was zijn koloniaal gebied on
gestraft uit te breiden. Bijna dagelijks
immers kan men in de krant lezen
over voormalige koloniën, die hun vrij
heid verkrijgen. In 1935 was de situatie
nog geheel anders. Toen drongen Ita
liaanse troepen het vrijwel nog enige
zelfstandige gebied van Afrika binnen:
Ethiopië of ook wel Abessinië genoemd.
Tevergeefs had de Negus van dit land,
Haille Selassié, op steun van de Volken
bond gehoopt. Afgezien van economische
sancties, waaraan lang niet alle landen
deelnamen, lieten de grote mogendheden
de Italiaanse dictator Mussolini zijn gang
Maandagavond werd een koe van de
heer H. B. wonende aan de Steege door
een trein gegrepen, ongeveer 100 meter
meegesleurd en volkomen in stukken ge
reten.
De koe had kans gezien uit de wei
de te breken en zocht de vrijheid via de
spoorbaan, waar juist een D-trein kwam
aangesneld.
Hoewel het voor de eigenaar uiteraard
een grote schadepost was, werd ook de lo
comotief beschadigd en kon slechts met
geringe snelheid haar reis voort zetten.
De trein onderging een vertraging van
circa een half uur.
Dinsdagavond stapte een man bij de rij
wielhandelaar B. uit Rijssen binnen. Hij
wilde een bromfiets kopen. Dat was mo
gelijk en de koop werd gesloten. Terwijl
B. de garantiepapieren inschreef, ging de
aspirantkoper een proefritje maken. De
rijwielhandelaar werd eveneens op de
proef gesteld, daar de man tot op heden
niet is teruggekeerd van dit „ritje". Nu
zoekt de politie hem.
Op de exceptionele dwerghoendershow
in het „Hamdorff"-hotel te Laren (N.H.)
georganiseerd door de Gooise pluimvee
vereniging waar verschillende dwerghoen
derclubs haar tentoonstelling hadden on
dergebracht, behaalden enige leden van de
Rijssense pluimveevereniging fraaie prij
zen met hun ingezonden dieren.
LajoS Lubij, met Hollandse kriel blauw
patrijs, haan jong, 1 ZZG en twee ereprij
zen, idem hen jong 1 ZZG; G. J. Slagman
met Maleier kriel, haan jong 1 ZZG en
ereprijs, idem hen jong 1 ZZG; G. Smit
met Zwart Java kriel, hen oud 2 ZG,
idem hen oud 3 ZG idem hen jong ZG
idem blauw hen jong GG.
De heer Wolterink die een wit Rex ko
nijn voedst. jong had ingezonden op de
„Waterpoort"-show in Sneek, behaalde al
daar een 3 ZG.
Een kettinkje; rode damesportemonnee;
een polshorloge; een rijksdaalder; een
sierduif; zwart bruin hondje; paar witte
kinderschoentjes; witte handfietspomp;
gymnastiekschoen; grijs-wit poesje; een
muntbiljet van f2.50; rood hoesje voor
paraplui; een kleine kruiwagen; oud he
renrijwiel; rechtergymnastiekschoen; kin
dertuigje; groen gevlamde vulpen; rode
zwembroek; bruine heren portemonnee;
beige knipje; Anker speldje;, een linker
glacé dameshandschoen; plastic regenjas;
zak meel; een broche met zwarte steen;
damesarmbandhorloge; grijs plastic da
mesmantel; bromfietstas met enig gereed
schap; bruine portemonnee; zwarte por
temonnee; foxterrier; kinder jasje met ca
pe; houten duimstok; gouden broche met
letter S.; herenglacé; streng witte parels;
communie boekje; beige portemonnee;
bruin gebreide kinderhandschoen; bruine
portemonnee; gedeelte van een bouwteke
ning; paar zwarte dameshandschoenen;
autoped aluminium van kleur; bruin jon
gensjasje; beige portemonnee; 2 biljetten
van f2.50; een sleutel; bruine jongens
cape; een wollen vuisthandschoen; blauw
kinderwantje; een gebloemde hoofddoek;
een bankbiljet van f 10.weekkaart NS;
paar bruine herenhandschoenen; paar
zwarte damesschoenen; sjaal; jute meel
zak; jonge grijze poes; blauw kinderwant
je; bankbiljet van flO.—een regenjas;
paar nylonkousen, grijze want; kinder
wantje; heren polshorloge; geel lederen
portemonnee; colbertjasje met foto's; 2
damesrijwielen en een autoped.
gaan. Dat wil niet zeggen, dat er geen
medeleven was. Integendeel, van vele
zijden werd alles gedaan om het aange
vallen land te helpen. Ook in Neder
land stond men aan de kant van Ethio
pië; dit bleek o.m. uit de talloze giften,
die bij het Roode Kruis binnenkwamen.
De bedoeling was duidelijk. Hulp ter ver
zachting van de oorlogsellende. Het
hoofdbestuur begreep deze bedoeling ten
volle en na rijp beraad werd besloten
het niet te laten bij een geldelijke bij
drage aan het Ethiopische Roode Kruis.
Besloten werd een volledig ingerichte
ambulance naar Abbessinië te zenden.
Vele vrijwilligers meldden zich. Tenslot
te werden negen mannen uitgekozen. Het
waren mensen, die berekend waren voor
hun taak. De leider der ambulance, Dr.
Ch. W. F. Winckel, was een echte tro-
penman, die er menig „Indisch" jaartje
op had zitten. Vervolgens bestond de
groep uit een drietal chirurgen en een
aantal verplegers.
Na een voorspoedige boottocht kwam
men op 22 december in de hoofdstad van
Frans Somaliland, Djiboeti, aan. Van
daar werd de reis per trein voortgezet.
Op eerste Kerstdag arriveerde de Roode
Kuismannen in Addis-Abeba, de hoofd
stad van Ethiopië. Eerst werd besproken
welke taak de ambulance zou -krijgen,
want er waren nog meer buitenlandse
Roode Kruis-teams aan het werk. De Ne
derlandse ploeg kreeg een plaats aan het
Noordelijk front toegewezen.
Te Dessië, een plaats 300 km ten noor
den van Addis-Abeba, zou de hoofdpost
komen, verder twee voorposten tussen
het front en Dessië in. Op deze manier
hoopte men de oorlogsslachtoffers het
best te kunnen helpen. Pas op 2 februari
1936 werd met het werk begonnen. De
voorposten hebben echter maar kort
dienst gedaan. Bombardementen, sterfte
onder de lastdieren en vooral roversben
den, waarvan de omgeving wemelde, be
moeilijkten het werk der voorposten der
mate, dat tenslotte alleen de hoofdpost
te Dessië bleef doordraaien.
VEEL WERK VERZET
Dat betekende, dat gewonden een
kleine 300 km moesten lopen alvorens
de ambulance werd bereikt. Toch von
den ze de Roode Kruistenten, de stak
kers, vermoeid, beroofd, uitgehongerd, vol
etterende wonden. Er is veel werk ver
zet door het dappere team. Op de duur
werden honderden patiënten per dag ge
holpen in de meest volle zin van het
woord. Kleren werden uitgereikt, eten
rondgediend, wonden verbonden, opera
ties verricht (in totaal een 400-tal). Zelfs
zagen de doktoren in het begin nog kans
een polikliniek voor de omwonende be
volking te openen. De beschikbare bed
den waren altijd bezet. En dat alles ge
beurde terwijl de vijandelijke vliegtui
gen boven het gebied rondcircelden. En
nooit was men er zeker van, dat de Ita
liaanse vliegers het Roode Kruis-embleem
eerbiedigden. Bekend was, dat het
Zweedse en Engelse Roode Kruis door
vliegtuigen waren aangevallen, waarbij
slachtoffers vielen. Bovendien maakte de
Italiaanse luchtmacht een veelvuldig ge
bruik van strijdgassen.
PLOTSELING EINDE
Zo werkte de groep onverschrokken
verder. Men wist, dat het de Ethiopiërs
in de strijd niet goed ging. De gebrekkig
bewapende troepen van de Negus moes
ten het afleggen tegen de modern uitge
ruste Italianen. Het was de bedoeling,
dat bij een verder terugtrekken van de
Ethiopiërs de Nederlandse ambulance op
zijn plaats zou blijven om zo de komst
van het Italiaanse leger af te wachten.
Dat heeft niet zo mogen zijn. Naarmate
de meer geregelde Abbessijnse troepen
wegtrokken, steeg 4e wanorde. Groepen
rovers, die hun kans schoon zagen, de
den, zodra het donker werd, aanvallen op
iedere vreemdeling. De toestand werd
onhoudbaar en er werd besloten het ba
sishospitaal op te heffen. Het werd een
dramatische terugtocht. Onbeschermd
ging men op 13 april 1936 per auto stap
voets op weg, links en rechts liepen Roo
de Kruismannen naast de wagen om nog
enige indruk naar buiten te maken.
Langs onpeilbare ravijnen, over een zeer
slechte weg, door rivieren en over wan
kele bruggen ging het verder. Op 20 april
werd eindelijk Addis-Abeba bereikt. Ook
in de hoofdstad werd de toestand steeds
onoverzichtelijker en op 24 april vertrok
het team, op last van het hoofdbestuur
van het Roode Kruis, naar Djiboeti. Al
leen wat handbagage kon worden gered.
Met de „Palembang" werd de terugtocht
aanvaard. Op 19 mei 1936 arriveerde men
in het vaderland. Het was anders
gegaan dan men verwachtte. Maar er is
daadwerkelijk hulp verleend, op een
manier, waarop wij nu nog trots kunnen
zijn.
Gelijktijdig of kort na de opkomst van
de winterrogge ontkiemen ook weer veel
zaadjes van verschillende onkruiden, zo
als korenbloem, muur, slofhak. Deze on
kruiden groeien met het cultuurgewas
op; ze maken wortels en bladeren en het
gevolg is, dat het in het voorjaar vrij
stevige planten zijn.
In het voorjaar kunnen deze onkrui-
ken worden bestreden, hetzij door te
schoffelen, hetzij door gebruik te maken
van chemische middelen. Doordat echter
de onkruiden dan reeds vrij stevig zijn,
zullen ze in het voorjaar, zowel met
schoffelen als met spuiten, niet alle
worden gedood. Vooral muur en slofhak
overleven veelal de bestrijding, maar ook
worden de grotere korenbloemen niet
alle vernietigd.
Aan deze onvolkomenheid kan wor
den tegemoet gekomen door te trachten
de onkruidbestrijding gedurende de win
ter uit te voeren. In dit geval kan alleen
gebruik worden gemaakt van D.N.C. De
onkruiddoding is dan over het algemeen
beter dan in het voorjaar, terwijl de rog
ge weinig of geen schade ondervindt.
Het juiste tijdstip van spuiten is af
hankelijk van de ontwikkeling van het
cultuurgewas en de onkruiden. Vroeg-
gezaaide rogge kan worden bespoten
vanaf half december. Later gezaaide rog
ge moet naar evenredigheid ook later
worden bespoten.
Hoewel er aan een behandeling in de
winter voordelen zitten, kleven er ook
wel enige bezwaren aan. De grond moet
bijv. berijdbaar zijn, wat heel vaak niet
het geval is. Ook het weer moet ge
schikt zijn. Zo kan er o.a. geen behande
ling worden toegepast in een vorstpe
riode of met een schrale oosten- of noor
denwind. In het algemeen zijn er in de
winter maar weinig goede spuitdagen,
maar dat is ook in het voorjaar het ge
val.
Profiteer hiervan op het juiste mo
ment!
Er hing een druilerige mist boven de
boerderij van Wilmink: „De Horst", zo
werd deze genoemd. Iedereen in het dorp
wist waar deze stond en kende de eige
naar. Boer Wilmink was een gezien man
in de dorpsgemeenschap; alleen kon men
soms last van hem ondervinden als men
zijn plannen dwarsboomde.
Dan zag men hoe Wilmink zijn onder
kaak naar voren stak en zijn wijkbrau-
wen fronste. En dan barstte de bom.
Tjonge, wat kon hij van wal steken als
hij het op zijn heupen kreeg! Maar was
eenmaal het geschil bijgelegd, dan was
er geen prettiger mens om mee om te
gaan.
Nu leek alles in vrede op de boerderij.
Tot met een harde klap de keukendeur
werd dichtgetrokken en de boer met gro
te passen over het erf beende in de rich
ting van zijn land, dat om de boerderij
lag.
Zijn vrouw keek hem hoofdschuddend
door het keukenraam na. Wat was 't weer
mis met hem! Ze zuchtte eens en ging
verder met haar naaiwerk.
Boer Wilmink had intussen het veld
bereikt, waar het winterkoren al als een
groene deken op het land stond. Driftig
stapte hij er langs.
Als hem wat dwars zat, ging hij vaak
naar zijn land en menigmaal vond hij on
der het lopen een oplossing voor al wat
hem drukte.
Maar deze keer zag hij geen licht in
het probleem, dat hem bezig hield.
Die domme meid ook, zijn dochter Jan-
ny! Geërgerd spuwde hij op de grond en
bleef fronsend staan. Alles ging weer
aan zijn geest voorbij.
Al een paar jaar had Wilmink een
goede huwelijkskandidaat op 't oog voor
zijn dochter, zijn oogappel. Wat was hij
trots op haar. Het was de zoon van een
boer uit de buurt. Later zou hij de boer
derij erven en dan wachtte hem een mooi
bestaan. Gait was een flinke vent, die
van werken wist en een goed stel hersens
had. De beide vaders waren het er al
over eens, dat het aan weerskanten een
goede partij was.
Goed, Gait mocht niet één van de
knapsten zijn en ook nogal zwijgzaam
wezen, toch mocht zo'n meisje haar han
den dichtknijpen met zo'n partij. Maar
wat zei die dekselse meid als hij er over
begon? „Vader", zei ze, „je bent de bo
venste beste, maar aan trouwen denk ik
echt nog niet. Dat kan altijd nog. Ik kan
mijn leven lang nog in een huishouden
ronddraven!" En haar bruine ogen keken
hem dan vrolijk en wat spottend aan.
Dan schudde ze lachend haar hoofd, zo
dat haar donkere krullen in het rond
zwierden en gaf haar vader een klinken
de zoen. En daar was het onderhoud weer
mee afgelopen. Wat schoot je daar mee
op!
Nijdig stapte Wilmink door en sloeg
een bospaadje in, dat naar een weiland
leidde.
Maar dat was nog niet alles. Vorige
week zaterdag was zijn dochter 's avonds
om een uur of half elf thuis gekomen en
was gaan zitten bij de kachel waar haar
ouders ook zaten. Ze had een hoogrode
kleur gehad en slikte een paar keer ner
veus.
Wilmink en zijn vrouw keken haar op
merkzaam aan en toe kwam het hoge
woord er uit. De volgende dag wilde ze
graag 's middags met haar vriend komen
om hem voor te stellen.
Een schok was döor hem en zijn vrouw
heengegaan en in "spanning vroegen ze
wie het was. Want Gait kon het niet we
zen. Dat snapten ze wel.
„Het is de schoolmeester, die hier van
de zomer gekomen is op school", zei Jan-
ny en ze keek haar ouders verlegen
aan. Maar toen had je de poppen aan
het dansen. Wilmink sloeg met zijn vuist
op tafel, zodat de kopjes rinkelden.
„Lelijke meid", brulde hij, en de ade
ren bij zijn slapen zwollen op. „Wat zijn
dat voor fratsen! Hoe kom je aan die ke
rel! En wat moet dat nu met Gait?
Schaam je je niet om je ouders te be
driegen met zo'n krijtridderü" Het
laatste woord spuwde hij zowat uit en
Gisteren opende de fa. A. ter Harmsei
en Zn., haar geheel nieuwe zaak aan de
Haarstraat no. 119.
Het pand, dat een markante plaats op
de Haarstraat inneemt, is een fraaie zaak
geworden, waarop de fa. Ter Harmsei
met recht trots mag zijn.
Van buiten af krijgt men een rijke in
druk van deze moderne zaak, aan de in
richting waarvan bijzonder veel zorg is
gewijd. Men heeft door een zeer bijzonde
re indeling een voortrefelijke idee uitge
werkt, waardoor men de indruk krijgt,
dat de zaak in diverse afdelingen is in
gedeeld, hetgeen vooral wordt bewerk
stelligd door de kolommen in de winkel,
en vooral door de verhoging, die achter in
de ruime winkel is aangebracht en waar
door men de benedenruimte zeer effectief
kan benutten.
Het vele materiaal, waarover de fa. ter
Harmeel de beschikking heeft (fraaie
meubels en alles wat tot de woninginrich
ting kan worden gerekend) is op verant
woorde wijze opgesteld.
De zaak trok vooral gisteravond veel
belangstelling en is naar onze mening
hij, boer Wilmink, aan die avond dacht,
knapte hij helemaal! Woest schopte hij
met zijn klomp tegen het hek, waar hij
nog voor stond.
Die flauwe onzin, dat kinderachtige ge
doe. Bah, hoe verzonnen ze het! Maar hij
zou wel mee moeten. Anders was het
sneu voor zijn vrouw.
Hij draaide zich om en stapte naar huis.
Hij wist niet wie Sinterklaas was. Dat
was voor ieder een geheim. Ook wist nie
mand wie voor Piet speelde. Met een wre
velig schouderophalen ging hij verder.
Plots belde iemand achter hem. Hij ging
van het fietspaadje af om de fietser door
te laten. Maar een bekende stem zei:
„Dag vader, wat bent u aan de wandel?"
Hij keek op en zag zijn dochter voor
zich staan.
Onderzoekend keek hij haar aan. Wat
was er met haar? Ze leek weer een beet
je op zijn oude Janny! Haar ogen keken
zeer zeker een aanwinst voor de Haar
straat, die ook geleidelijk als winkelstraat
in betekenis toeneemt.
Wij wensen de fa. Ter Harmsei veel
succes.
Janny was in tranen uitgebarsten. En
aangezien boer Wilmink wel kon bulde
ren, maar een grote hekel had aan vrou
wentranen, was hij de deur uitgestampt
en naar bed gegaan.
Janny's moeder had bevend bij de
kachel gezeten en had haar dochter ge
vraagd, hoe ze hem had leren kennen.
En Janny vertelde, dat ze hem voor
het eerst had ontmoet bij kennissen en
dat hij haar 's avonds had thuisgebracht.
Ze hadden een afspraakje gemaakt en zo
was van het een het ander gekomen.
Zwijgend zaten ze nog een poosje bij
elkaar en waren toen ook maar naar
bed gegaan.
Dit alles overdacht boer Wilmink tij
dens zijn wandeling.
Hij had haar vee) te veel verwend, zijn
Janny, waar hij zo trots op was. Maar
nu zou ze leren wie de baas was in huis.
Wat drommel, wat moest ze met zo'n
stadse bleke slungel, die nauwelijks ge
noeg verdiende om zichzelf te onderhou
den.
Hij had de jonge schoolmeester nog
nooit gezien, maar volgens zijn inzicht
was die jonge vent natuurlijk bleek en
een slungel. In zijn wrokkige stemming
liet hij zich niet verleiden tot zachtere
gevoelens!
Nu stond hij voor het hek bij het wei
land en keek naar een konijn, dat ver
schrikt weghuppelde.
Dit alles was al erg genoeg, maar om
het nu nog moeilijker te maken, had er
vanmorgen een uitnodiging in de bus
gelegen van de vrouwenvereniging waar
van zijn vrouw lid was.
Hij werd verzocht de derde december
met zijn vrouw mee te komen om de St.
Nicolaasavond mee te vieren. Alle vrou
wen brachten hun mannen mee. Het was
voor het eerst dat men dit zou doen en
het beloofde een gezellige avond te wor
den. St. Nicolaas zou in hoogst eigen
persoon komen met zwarte Piet en ieder
in de zaal bij zich roepen. Daar wachtte
het slachtoffer een toespraakje van de
goede heilige en een klein presentje. Als
en pijnweg-
wrijven met
hem wat spottend aan. Zou ze zich bij
zijn wens neerleggen? Bij deze gedachte
raakte hij een beetje van zijn boosheid
kwijt en samen stapten ze naar huis.
avonds waren Wilmink en zijn vrouw om
half acht op de fiets gestapt naar het
dorp. Toen ze de zaal binnen kwamen,
gonsden hun de stemmen der anderen te
gemoet en bij het zien van de lange ta
fels, waarop kopjes, bloemen en scha
len koekjes stonden, vond Wilmink het
toch niet zo onmogelijk als hij gedacht
had.
De presidente opende de avond en ver
zocht de aanwezigen mee te zingen met
de wijsjes, die één der leden op de piano
speelde. Al gauw kwamen de Sinterklaas
liedjes aan de beurt en de stemming
kwam er al gauw in. Ook Wilmink en
zijn vrouw zongen naar hartelust mee
en opeens gingen daar de deuren wijd
open en schreed Sint Nicolaas binnen,
gevolgd door zijn knecht, die een prach
tig kostuum droeg. Een rood, nauw slui
tend jakje met groene pofmouwen en een
wijd bollend wit broekje. Piet droeg een
grote zak, die aan alle kanten uitpuilde.
■Een gemompel van bewondering steeg
op en allen klapten dat het een lust was.
Overal fluisterde men. Allerlei gissingen
werden gedaan die of het wel was. Maar
niemand kende Sint en Piet.
St. Nicolaas was bij zijn zetel gekomen
aan het hoofd van de tafels en liet zich
daar plechtig in zakken. De presidente
heette Sint hartelijk welkom en Piet ging
achter de stoel van Sint staan.
Nu moesten allen één voor één bij de
Sint komen en ieder kreeg een toepasse
lijk toespraakje. Daarna kregen allen
een kleinigheidje uit de zak van Piet.
Wilmink knikte eens goedkeurend. Die
Sint wist het leuk te zeggen. Telkens
klonk er een schaterlach van de toehoor
ders, die geamuseerd toeluisterden.
Zo was er een half uurtje verlopen en
bijna was Wilmink aan de beurt.
En wat drommel, opeens merkte hij,
dat hij onrustig op zijn stoel zat te schui
ven! Maar dat was toch al te gek. Het
Voor de Oranje-witten staat zondag de
moeilijke uitwedstrijd tegen het Almelose
Luctor op het programma.
Vooral op het Sportpark zijn de Alme-
loërs kwade tegenstanders. De RKSV-ers
kunnen alleen met snel en open spel suc
ces boeken.
De opstelling is als volgt: doel: J. Pfeif
fer; achter: M. Wolters en W. Ebbing;
midden: H. Hilbrink; H. Kamphuis en A.
Kamphuis; voor H. Hegeman; G. Klein
Rouweler; B. Markslag; G. Klein Rouwe-
ler en A. Tusveld.
was allemaal maar kinderachtig gedoe en
hij zou zich niet uit het veld laten slaan
door die namaak-Sinterklaas met zijn
Piet.
Daar was het zijn beurt en toen liep hij
de zaal door tot hij voor Sinterklaas
stond. „En u bent geloof ik Wilmink, is
het niet?" vroeg de Sint vriendelijk. Wil
mink bevestigde dit en kreeg ineens weer
plezier in het geval. „Ik ben blij, dat ik
eens kennis met u kan maken", vervolg
de Sint Nicolaas. „Ik heb veel over u ge
hoord." Wilmink keek wat bevreemd.
Hoe zou die snuiter veel over hem ge
hoord hebben? Hij wachtte op de dingen
die komen gingen. „U wilt de mensen
wel eens anders hebben dan ze zijn, is
het niet?" ging Sint verder. „Bekijkt u
alles eens wat rustiger en ox zult zien:
er zijn er nog genoeg waar best mee te
praten valt!"
Wilmink's ogen bliksemden bij deze
woorden en net was hij van plan Sinter
klaas duidelijk te zeggen zich niet met
dingen te bemoeien die hem niet aangin
gen, toen zijn blik op Piet viel. Deze
stond hem zo smekend aan te kijken, dat
zijn mond met een klap sloot.
Moeilijk wist hij uit te brengen: „Ja,
Sint Nicolaas, ik zal mijn best doen".
Toen wilde hij zich omkeren. „Ho, ho, u
hebt nog een candeautje tegoed. Piet, geef
me even het presentje, dat we voor me
neer Wilmink gedacht hadden."
Piet dook in de zak en haalde daaruit
een pakje tevoorschijn. Sint overhandig
de dit aan Wilmink en zei vriendelijk:
„Dat u er veel plezier van mag hebben."
Wilmink mompelde een dankwoord,
maar keek Sint Nicolaas oplettend aan.
Die bedoelde iets meer dan alleen maar
een vriendelijk woord. De blauwe ogen
keken hem zo dringend aan.
Verward draaide Wilmink zich om en
stevende op zijn plaats af. Nieuwsgierig
keek zijn vrouw toe wat hij wel uit zijn
pakje haalde. Het laatste papier ging er
af en daar stond een prachtige tabaks
pot op tafel. Wilmink maakte hem ver
rast open en uit de pot steeg een heer
lijke tabaksgeur op. Maar wacht, boven
op lag een briefje. Wilmink greep het
gauw en samen met zijn vrouw las hij:
„Zullen we van deze tabak een vredes
pijp roken? Sint.".
En opeens begreep Wilmink alles. Hij
keek zijn vrouw aan, wier ogen vol tra
nen stonden. En beschaamd knikte hij
haar toe.
Toen de laatste een beurt had gehad,
stond Sint op en sprak allen nog eenmaal
toe. Hij hoopte volgend jaar weer te ko
men en verzocht Piet allen een zakje
snoep te overhandigen. En terwijl Sint
langzaam naar de deur schreed, reikte
Piet aan ieder een zakje snoep uit. Toen
Wilmink aan de beurt was, fluisterde Piet
zacht: „Bent u boos, vader?" Piet's lip
pen trilden een beetje.
Even zacht zei Wilmink: „Nee, mijn
kind. Neem straks die Sinterklaas van je
maar mee naar huis. Ik wil ook wel eens
zien hoe hij er zonder die flodderkleren
uit ziet!"
Een stralende blik uit twee bruine ogen
was zijn beloning!