Vijfentwintig jaren geleden Fraaie nieuwe meubelzaak van Fa. Ter Harmsei (Haarstraat) Liefde in St. Nicolaastijd Kou 3 december 1935. De Nederlandse Roode Kruis ambulance vertrekt naar Ethiopië Het liep anders dan werd verwacht Koe door trein gegrepen Lange proefrit Rijsseuse successen op dwerghoendershow Gevonden voorwerpen Oiïkrmdbestrijding in de winterrogge Hij die rekent, 't is nogal glad, adverteert regelmatig in dit blad! R.K.S.V.-Luctor Wie adverteert, verkoopt. Wie niet adverteert, wordt vergeten! DAMPO Het is een sombere decemberavond. Van één der kaden van de Rotterdamse haven maakt zich een schip los. Een kor te stoot op de stoomfluit. Vaag en don ker beweegt het gevaarte in het duister. Het is de „Kotaradja" van de Rotterdam se Lloyd. Aan boord heeft een kleine plechtigheid plaats, toespraken worden gehouden, er wordt afscheid genomen. Afscheid van een negental Roode Kruis mannen. Er wordt gesproken over geva ren, over een onzekere toekomst. Want onzeker is de toekomst van de mannen en het is een vreemd avontuur, dat ze te gemoet gaandeze groep, die ver trekt naar het verre, onbekende Ethio pië, waar de oorlog is uitgebroken DAADWERKELIJKE HULP Het is voor de krantenlezer van van daag moeilijk voorstelbaar, dat het vijf entwintig jaar geleden voor een land nog mogelijk was zijn koloniaal gebied on gestraft uit te breiden. Bijna dagelijks immers kan men in de krant lezen over voormalige koloniën, die hun vrij heid verkrijgen. In 1935 was de situatie nog geheel anders. Toen drongen Ita liaanse troepen het vrijwel nog enige zelfstandige gebied van Afrika binnen: Ethiopië of ook wel Abessinië genoemd. Tevergeefs had de Negus van dit land, Haille Selassié, op steun van de Volken bond gehoopt. Afgezien van economische sancties, waaraan lang niet alle landen deelnamen, lieten de grote mogendheden de Italiaanse dictator Mussolini zijn gang Maandagavond werd een koe van de heer H. B. wonende aan de Steege door een trein gegrepen, ongeveer 100 meter meegesleurd en volkomen in stukken ge reten. De koe had kans gezien uit de wei de te breken en zocht de vrijheid via de spoorbaan, waar juist een D-trein kwam aangesneld. Hoewel het voor de eigenaar uiteraard een grote schadepost was, werd ook de lo comotief beschadigd en kon slechts met geringe snelheid haar reis voort zetten. De trein onderging een vertraging van circa een half uur. Dinsdagavond stapte een man bij de rij wielhandelaar B. uit Rijssen binnen. Hij wilde een bromfiets kopen. Dat was mo gelijk en de koop werd gesloten. Terwijl B. de garantiepapieren inschreef, ging de aspirantkoper een proefritje maken. De rijwielhandelaar werd eveneens op de proef gesteld, daar de man tot op heden niet is teruggekeerd van dit „ritje". Nu zoekt de politie hem. Op de exceptionele dwerghoendershow in het „Hamdorff"-hotel te Laren (N.H.) georganiseerd door de Gooise pluimvee vereniging waar verschillende dwerghoen derclubs haar tentoonstelling hadden on dergebracht, behaalden enige leden van de Rijssense pluimveevereniging fraaie prij zen met hun ingezonden dieren. LajoS Lubij, met Hollandse kriel blauw patrijs, haan jong, 1 ZZG en twee ereprij zen, idem hen jong 1 ZZG; G. J. Slagman met Maleier kriel, haan jong 1 ZZG en ereprijs, idem hen jong 1 ZZG; G. Smit met Zwart Java kriel, hen oud 2 ZG, idem hen oud 3 ZG idem hen jong ZG idem blauw hen jong GG. De heer Wolterink die een wit Rex ko nijn voedst. jong had ingezonden op de „Waterpoort"-show in Sneek, behaalde al daar een 3 ZG. Een kettinkje; rode damesportemonnee; een polshorloge; een rijksdaalder; een sierduif; zwart bruin hondje; paar witte kinderschoentjes; witte handfietspomp; gymnastiekschoen; grijs-wit poesje; een muntbiljet van f2.50; rood hoesje voor paraplui; een kleine kruiwagen; oud he renrijwiel; rechtergymnastiekschoen; kin dertuigje; groen gevlamde vulpen; rode zwembroek; bruine heren portemonnee; beige knipje; Anker speldje;, een linker glacé dameshandschoen; plastic regenjas; zak meel; een broche met zwarte steen; damesarmbandhorloge; grijs plastic da mesmantel; bromfietstas met enig gereed schap; bruine portemonnee; zwarte por temonnee; foxterrier; kinder jasje met ca pe; houten duimstok; gouden broche met letter S.; herenglacé; streng witte parels; communie boekje; beige portemonnee; bruin gebreide kinderhandschoen; bruine portemonnee; gedeelte van een bouwteke ning; paar zwarte dameshandschoenen; autoped aluminium van kleur; bruin jon gensjasje; beige portemonnee; 2 biljetten van f2.50; een sleutel; bruine jongens cape; een wollen vuisthandschoen; blauw kinderwantje; een gebloemde hoofddoek; een bankbiljet van f 10.weekkaart NS; paar bruine herenhandschoenen; paar zwarte damesschoenen; sjaal; jute meel zak; jonge grijze poes; blauw kinderwant je; bankbiljet van flO.—een regenjas; paar nylonkousen, grijze want; kinder wantje; heren polshorloge; geel lederen portemonnee; colbertjasje met foto's; 2 damesrijwielen en een autoped. gaan. Dat wil niet zeggen, dat er geen medeleven was. Integendeel, van vele zijden werd alles gedaan om het aange vallen land te helpen. Ook in Neder land stond men aan de kant van Ethio pië; dit bleek o.m. uit de talloze giften, die bij het Roode Kruis binnenkwamen. De bedoeling was duidelijk. Hulp ter ver zachting van de oorlogsellende. Het hoofdbestuur begreep deze bedoeling ten volle en na rijp beraad werd besloten het niet te laten bij een geldelijke bij drage aan het Ethiopische Roode Kruis. Besloten werd een volledig ingerichte ambulance naar Abbessinië te zenden. Vele vrijwilligers meldden zich. Tenslot te werden negen mannen uitgekozen. Het waren mensen, die berekend waren voor hun taak. De leider der ambulance, Dr. Ch. W. F. Winckel, was een echte tro- penman, die er menig „Indisch" jaartje op had zitten. Vervolgens bestond de groep uit een drietal chirurgen en een aantal verplegers. Na een voorspoedige boottocht kwam men op 22 december in de hoofdstad van Frans Somaliland, Djiboeti, aan. Van daar werd de reis per trein voortgezet. Op eerste Kerstdag arriveerde de Roode Kuismannen in Addis-Abeba, de hoofd stad van Ethiopië. Eerst werd besproken welke taak de ambulance zou -krijgen, want er waren nog meer buitenlandse Roode Kruis-teams aan het werk. De Ne derlandse ploeg kreeg een plaats aan het Noordelijk front toegewezen. Te Dessië, een plaats 300 km ten noor den van Addis-Abeba, zou de hoofdpost komen, verder twee voorposten tussen het front en Dessië in. Op deze manier hoopte men de oorlogsslachtoffers het best te kunnen helpen. Pas op 2 februari 1936 werd met het werk begonnen. De voorposten hebben echter maar kort dienst gedaan. Bombardementen, sterfte onder de lastdieren en vooral roversben den, waarvan de omgeving wemelde, be moeilijkten het werk der voorposten der mate, dat tenslotte alleen de hoofdpost te Dessië bleef doordraaien. VEEL WERK VERZET Dat betekende, dat gewonden een kleine 300 km moesten lopen alvorens de ambulance werd bereikt. Toch von den ze de Roode Kruistenten, de stak kers, vermoeid, beroofd, uitgehongerd, vol etterende wonden. Er is veel werk ver zet door het dappere team. Op de duur werden honderden patiënten per dag ge holpen in de meest volle zin van het woord. Kleren werden uitgereikt, eten rondgediend, wonden verbonden, opera ties verricht (in totaal een 400-tal). Zelfs zagen de doktoren in het begin nog kans een polikliniek voor de omwonende be volking te openen. De beschikbare bed den waren altijd bezet. En dat alles ge beurde terwijl de vijandelijke vliegtui gen boven het gebied rondcircelden. En nooit was men er zeker van, dat de Ita liaanse vliegers het Roode Kruis-embleem eerbiedigden. Bekend was, dat het Zweedse en Engelse Roode Kruis door vliegtuigen waren aangevallen, waarbij slachtoffers vielen. Bovendien maakte de Italiaanse luchtmacht een veelvuldig ge bruik van strijdgassen. PLOTSELING EINDE Zo werkte de groep onverschrokken verder. Men wist, dat het de Ethiopiërs in de strijd niet goed ging. De gebrekkig bewapende troepen van de Negus moes ten het afleggen tegen de modern uitge ruste Italianen. Het was de bedoeling, dat bij een verder terugtrekken van de Ethiopiërs de Nederlandse ambulance op zijn plaats zou blijven om zo de komst van het Italiaanse leger af te wachten. Dat heeft niet zo mogen zijn. Naarmate de meer geregelde Abbessijnse troepen wegtrokken, steeg 4e wanorde. Groepen rovers, die hun kans schoon zagen, de den, zodra het donker werd, aanvallen op iedere vreemdeling. De toestand werd onhoudbaar en er werd besloten het ba sishospitaal op te heffen. Het werd een dramatische terugtocht. Onbeschermd ging men op 13 april 1936 per auto stap voets op weg, links en rechts liepen Roo de Kruismannen naast de wagen om nog enige indruk naar buiten te maken. Langs onpeilbare ravijnen, over een zeer slechte weg, door rivieren en over wan kele bruggen ging het verder. Op 20 april werd eindelijk Addis-Abeba bereikt. Ook in de hoofdstad werd de toestand steeds onoverzichtelijker en op 24 april vertrok het team, op last van het hoofdbestuur van het Roode Kruis, naar Djiboeti. Al leen wat handbagage kon worden gered. Met de „Palembang" werd de terugtocht aanvaard. Op 19 mei 1936 arriveerde men in het vaderland. Het was anders gegaan dan men verwachtte. Maar er is daadwerkelijk hulp verleend, op een manier, waarop wij nu nog trots kunnen zijn. Gelijktijdig of kort na de opkomst van de winterrogge ontkiemen ook weer veel zaadjes van verschillende onkruiden, zo als korenbloem, muur, slofhak. Deze on kruiden groeien met het cultuurgewas op; ze maken wortels en bladeren en het gevolg is, dat het in het voorjaar vrij stevige planten zijn. In het voorjaar kunnen deze onkrui- ken worden bestreden, hetzij door te schoffelen, hetzij door gebruik te maken van chemische middelen. Doordat echter de onkruiden dan reeds vrij stevig zijn, zullen ze in het voorjaar, zowel met schoffelen als met spuiten, niet alle worden gedood. Vooral muur en slofhak overleven veelal de bestrijding, maar ook worden de grotere korenbloemen niet alle vernietigd. Aan deze onvolkomenheid kan wor den tegemoet gekomen door te trachten de onkruidbestrijding gedurende de win ter uit te voeren. In dit geval kan alleen gebruik worden gemaakt van D.N.C. De onkruiddoding is dan over het algemeen beter dan in het voorjaar, terwijl de rog ge weinig of geen schade ondervindt. Het juiste tijdstip van spuiten is af hankelijk van de ontwikkeling van het cultuurgewas en de onkruiden. Vroeg- gezaaide rogge kan worden bespoten vanaf half december. Later gezaaide rog ge moet naar evenredigheid ook later worden bespoten. Hoewel er aan een behandeling in de winter voordelen zitten, kleven er ook wel enige bezwaren aan. De grond moet bijv. berijdbaar zijn, wat heel vaak niet het geval is. Ook het weer moet ge schikt zijn. Zo kan er o.a. geen behande ling worden toegepast in een vorstpe riode of met een schrale oosten- of noor denwind. In het algemeen zijn er in de winter maar weinig goede spuitdagen, maar dat is ook in het voorjaar het ge val. Profiteer hiervan op het juiste mo ment! Er hing een druilerige mist boven de boerderij van Wilmink: „De Horst", zo werd deze genoemd. Iedereen in het dorp wist waar deze stond en kende de eige naar. Boer Wilmink was een gezien man in de dorpsgemeenschap; alleen kon men soms last van hem ondervinden als men zijn plannen dwarsboomde. Dan zag men hoe Wilmink zijn onder kaak naar voren stak en zijn wijkbrau- wen fronste. En dan barstte de bom. Tjonge, wat kon hij van wal steken als hij het op zijn heupen kreeg! Maar was eenmaal het geschil bijgelegd, dan was er geen prettiger mens om mee om te gaan. Nu leek alles in vrede op de boerderij. Tot met een harde klap de keukendeur werd dichtgetrokken en de boer met gro te passen over het erf beende in de rich ting van zijn land, dat om de boerderij lag. Zijn vrouw keek hem hoofdschuddend door het keukenraam na. Wat was 't weer mis met hem! Ze zuchtte eens en ging verder met haar naaiwerk. Boer Wilmink had intussen het veld bereikt, waar het winterkoren al als een groene deken op het land stond. Driftig stapte hij er langs. Als hem wat dwars zat, ging hij vaak naar zijn land en menigmaal vond hij on der het lopen een oplossing voor al wat hem drukte. Maar deze keer zag hij geen licht in het probleem, dat hem bezig hield. Die domme meid ook, zijn dochter Jan- ny! Geërgerd spuwde hij op de grond en bleef fronsend staan. Alles ging weer aan zijn geest voorbij. Al een paar jaar had Wilmink een goede huwelijkskandidaat op 't oog voor zijn dochter, zijn oogappel. Wat was hij trots op haar. Het was de zoon van een boer uit de buurt. Later zou hij de boer derij erven en dan wachtte hem een mooi bestaan. Gait was een flinke vent, die van werken wist en een goed stel hersens had. De beide vaders waren het er al over eens, dat het aan weerskanten een goede partij was. Goed, Gait mocht niet één van de knapsten zijn en ook nogal zwijgzaam wezen, toch mocht zo'n meisje haar han den dichtknijpen met zo'n partij. Maar wat zei die dekselse meid als hij er over begon? „Vader", zei ze, „je bent de bo venste beste, maar aan trouwen denk ik echt nog niet. Dat kan altijd nog. Ik kan mijn leven lang nog in een huishouden ronddraven!" En haar bruine ogen keken hem dan vrolijk en wat spottend aan. Dan schudde ze lachend haar hoofd, zo dat haar donkere krullen in het rond zwierden en gaf haar vader een klinken de zoen. En daar was het onderhoud weer mee afgelopen. Wat schoot je daar mee op! Nijdig stapte Wilmink door en sloeg een bospaadje in, dat naar een weiland leidde. Maar dat was nog niet alles. Vorige week zaterdag was zijn dochter 's avonds om een uur of half elf thuis gekomen en was gaan zitten bij de kachel waar haar ouders ook zaten. Ze had een hoogrode kleur gehad en slikte een paar keer ner veus. Wilmink en zijn vrouw keken haar op merkzaam aan en toe kwam het hoge woord er uit. De volgende dag wilde ze graag 's middags met haar vriend komen om hem voor te stellen. Een schok was döor hem en zijn vrouw heengegaan en in "spanning vroegen ze wie het was. Want Gait kon het niet we zen. Dat snapten ze wel. „Het is de schoolmeester, die hier van de zomer gekomen is op school", zei Jan- ny en ze keek haar ouders verlegen aan. Maar toen had je de poppen aan het dansen. Wilmink sloeg met zijn vuist op tafel, zodat de kopjes rinkelden. „Lelijke meid", brulde hij, en de ade ren bij zijn slapen zwollen op. „Wat zijn dat voor fratsen! Hoe kom je aan die ke rel! En wat moet dat nu met Gait? Schaam je je niet om je ouders te be driegen met zo'n krijtridderü" Het laatste woord spuwde hij zowat uit en Gisteren opende de fa. A. ter Harmsei en Zn., haar geheel nieuwe zaak aan de Haarstraat no. 119. Het pand, dat een markante plaats op de Haarstraat inneemt, is een fraaie zaak geworden, waarop de fa. Ter Harmsei met recht trots mag zijn. Van buiten af krijgt men een rijke in druk van deze moderne zaak, aan de in richting waarvan bijzonder veel zorg is gewijd. Men heeft door een zeer bijzonde re indeling een voortrefelijke idee uitge werkt, waardoor men de indruk krijgt, dat de zaak in diverse afdelingen is in gedeeld, hetgeen vooral wordt bewerk stelligd door de kolommen in de winkel, en vooral door de verhoging, die achter in de ruime winkel is aangebracht en waar door men de benedenruimte zeer effectief kan benutten. Het vele materiaal, waarover de fa. ter Harmeel de beschikking heeft (fraaie meubels en alles wat tot de woninginrich ting kan worden gerekend) is op verant woorde wijze opgesteld. De zaak trok vooral gisteravond veel belangstelling en is naar onze mening hij, boer Wilmink, aan die avond dacht, knapte hij helemaal! Woest schopte hij met zijn klomp tegen het hek, waar hij nog voor stond. Die flauwe onzin, dat kinderachtige ge doe. Bah, hoe verzonnen ze het! Maar hij zou wel mee moeten. Anders was het sneu voor zijn vrouw. Hij draaide zich om en stapte naar huis. Hij wist niet wie Sinterklaas was. Dat was voor ieder een geheim. Ook wist nie mand wie voor Piet speelde. Met een wre velig schouderophalen ging hij verder. Plots belde iemand achter hem. Hij ging van het fietspaadje af om de fietser door te laten. Maar een bekende stem zei: „Dag vader, wat bent u aan de wandel?" Hij keek op en zag zijn dochter voor zich staan. Onderzoekend keek hij haar aan. Wat was er met haar? Ze leek weer een beet je op zijn oude Janny! Haar ogen keken zeer zeker een aanwinst voor de Haar straat, die ook geleidelijk als winkelstraat in betekenis toeneemt. Wij wensen de fa. Ter Harmsei veel succes. Janny was in tranen uitgebarsten. En aangezien boer Wilmink wel kon bulde ren, maar een grote hekel had aan vrou wentranen, was hij de deur uitgestampt en naar bed gegaan. Janny's moeder had bevend bij de kachel gezeten en had haar dochter ge vraagd, hoe ze hem had leren kennen. En Janny vertelde, dat ze hem voor het eerst had ontmoet bij kennissen en dat hij haar 's avonds had thuisgebracht. Ze hadden een afspraakje gemaakt en zo was van het een het ander gekomen. Zwijgend zaten ze nog een poosje bij elkaar en waren toen ook maar naar bed gegaan. Dit alles overdacht boer Wilmink tij dens zijn wandeling. Hij had haar vee) te veel verwend, zijn Janny, waar hij zo trots op was. Maar nu zou ze leren wie de baas was in huis. Wat drommel, wat moest ze met zo'n stadse bleke slungel, die nauwelijks ge noeg verdiende om zichzelf te onderhou den. Hij had de jonge schoolmeester nog nooit gezien, maar volgens zijn inzicht was die jonge vent natuurlijk bleek en een slungel. In zijn wrokkige stemming liet hij zich niet verleiden tot zachtere gevoelens! Nu stond hij voor het hek bij het wei land en keek naar een konijn, dat ver schrikt weghuppelde. Dit alles was al erg genoeg, maar om het nu nog moeilijker te maken, had er vanmorgen een uitnodiging in de bus gelegen van de vrouwenvereniging waar van zijn vrouw lid was. Hij werd verzocht de derde december met zijn vrouw mee te komen om de St. Nicolaasavond mee te vieren. Alle vrou wen brachten hun mannen mee. Het was voor het eerst dat men dit zou doen en het beloofde een gezellige avond te wor den. St. Nicolaas zou in hoogst eigen persoon komen met zwarte Piet en ieder in de zaal bij zich roepen. Daar wachtte het slachtoffer een toespraakje van de goede heilige en een klein presentje. Als en pijnweg- wrijven met hem wat spottend aan. Zou ze zich bij zijn wens neerleggen? Bij deze gedachte raakte hij een beetje van zijn boosheid kwijt en samen stapten ze naar huis. avonds waren Wilmink en zijn vrouw om half acht op de fiets gestapt naar het dorp. Toen ze de zaal binnen kwamen, gonsden hun de stemmen der anderen te gemoet en bij het zien van de lange ta fels, waarop kopjes, bloemen en scha len koekjes stonden, vond Wilmink het toch niet zo onmogelijk als hij gedacht had. De presidente opende de avond en ver zocht de aanwezigen mee te zingen met de wijsjes, die één der leden op de piano speelde. Al gauw kwamen de Sinterklaas liedjes aan de beurt en de stemming kwam er al gauw in. Ook Wilmink en zijn vrouw zongen naar hartelust mee en opeens gingen daar de deuren wijd open en schreed Sint Nicolaas binnen, gevolgd door zijn knecht, die een prach tig kostuum droeg. Een rood, nauw slui tend jakje met groene pofmouwen en een wijd bollend wit broekje. Piet droeg een grote zak, die aan alle kanten uitpuilde. ■Een gemompel van bewondering steeg op en allen klapten dat het een lust was. Overal fluisterde men. Allerlei gissingen werden gedaan die of het wel was. Maar niemand kende Sint en Piet. St. Nicolaas was bij zijn zetel gekomen aan het hoofd van de tafels en liet zich daar plechtig in zakken. De presidente heette Sint hartelijk welkom en Piet ging achter de stoel van Sint staan. Nu moesten allen één voor één bij de Sint komen en ieder kreeg een toepasse lijk toespraakje. Daarna kregen allen een kleinigheidje uit de zak van Piet. Wilmink knikte eens goedkeurend. Die Sint wist het leuk te zeggen. Telkens klonk er een schaterlach van de toehoor ders, die geamuseerd toeluisterden. Zo was er een half uurtje verlopen en bijna was Wilmink aan de beurt. En wat drommel, opeens merkte hij, dat hij onrustig op zijn stoel zat te schui ven! Maar dat was toch al te gek. Het Voor de Oranje-witten staat zondag de moeilijke uitwedstrijd tegen het Almelose Luctor op het programma. Vooral op het Sportpark zijn de Alme- loërs kwade tegenstanders. De RKSV-ers kunnen alleen met snel en open spel suc ces boeken. De opstelling is als volgt: doel: J. Pfeif fer; achter: M. Wolters en W. Ebbing; midden: H. Hilbrink; H. Kamphuis en A. Kamphuis; voor H. Hegeman; G. Klein Rouweler; B. Markslag; G. Klein Rouwe- ler en A. Tusveld. was allemaal maar kinderachtig gedoe en hij zou zich niet uit het veld laten slaan door die namaak-Sinterklaas met zijn Piet. Daar was het zijn beurt en toen liep hij de zaal door tot hij voor Sinterklaas stond. „En u bent geloof ik Wilmink, is het niet?" vroeg de Sint vriendelijk. Wil mink bevestigde dit en kreeg ineens weer plezier in het geval. „Ik ben blij, dat ik eens kennis met u kan maken", vervolg de Sint Nicolaas. „Ik heb veel over u ge hoord." Wilmink keek wat bevreemd. Hoe zou die snuiter veel over hem ge hoord hebben? Hij wachtte op de dingen die komen gingen. „U wilt de mensen wel eens anders hebben dan ze zijn, is het niet?" ging Sint verder. „Bekijkt u alles eens wat rustiger en ox zult zien: er zijn er nog genoeg waar best mee te praten valt!" Wilmink's ogen bliksemden bij deze woorden en net was hij van plan Sinter klaas duidelijk te zeggen zich niet met dingen te bemoeien die hem niet aangin gen, toen zijn blik op Piet viel. Deze stond hem zo smekend aan te kijken, dat zijn mond met een klap sloot. Moeilijk wist hij uit te brengen: „Ja, Sint Nicolaas, ik zal mijn best doen". Toen wilde hij zich omkeren. „Ho, ho, u hebt nog een candeautje tegoed. Piet, geef me even het presentje, dat we voor me neer Wilmink gedacht hadden." Piet dook in de zak en haalde daaruit een pakje tevoorschijn. Sint overhandig de dit aan Wilmink en zei vriendelijk: „Dat u er veel plezier van mag hebben." Wilmink mompelde een dankwoord, maar keek Sint Nicolaas oplettend aan. Die bedoelde iets meer dan alleen maar een vriendelijk woord. De blauwe ogen keken hem zo dringend aan. Verward draaide Wilmink zich om en stevende op zijn plaats af. Nieuwsgierig keek zijn vrouw toe wat hij wel uit zijn pakje haalde. Het laatste papier ging er af en daar stond een prachtige tabaks pot op tafel. Wilmink maakte hem ver rast open en uit de pot steeg een heer lijke tabaksgeur op. Maar wacht, boven op lag een briefje. Wilmink greep het gauw en samen met zijn vrouw las hij: „Zullen we van deze tabak een vredes pijp roken? Sint.". En opeens begreep Wilmink alles. Hij keek zijn vrouw aan, wier ogen vol tra nen stonden. En beschaamd knikte hij haar toe. Toen de laatste een beurt had gehad, stond Sint op en sprak allen nog eenmaal toe. Hij hoopte volgend jaar weer te ko men en verzocht Piet allen een zakje snoep te overhandigen. En terwijl Sint langzaam naar de deur schreed, reikte Piet aan ieder een zakje snoep uit. Toen Wilmink aan de beurt was, fluisterde Piet zacht: „Bent u boos, vader?" Piet's lip pen trilden een beetje. Even zacht zei Wilmink: „Nee, mijn kind. Neem straks die Sinterklaas van je maar mee naar huis. Ik wil ook wel eens zien hoe hij er zonder die flodderkleren uit ziet!" Een stralende blik uit twee bruine ogen was zijn beloning!

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1960 | | pagina 2