Rijssense oudheden gil Kermis en jaarmarkten. Spoedig nadat Rijssen stadsrechten had gekregen, kreeg het ook de privilegiën (voorrechten), aan het stadsrecht verbon den. Voorzover wij het ver verleden kon den induikelen, had Rijssen voor eeuwen her drie jaarmarkten: één op twintig fe bruari, zevenentwintig mei en zeventien juli. De invallende zondagen worden hier natuurlijk niet bij gerekend. Deze jaar markten waren speciale data op de stede lijke kalenders en op drieentwintig juni kwam daar nog de kermis bij. Toen Rijs sen tijdens de Republiek en ook daarvoor nog een omwalde stad was, mochten vreemde kooplieden drie dagen vóór de jaarmarkten en kermis en drie dagen er na in- en uittrekken. Op andere tijden moesten vreemde handelaren vergunning vragen aan de burgemeester om waren te verhandelen in de goede stad van Rijs sen. De burgemeesters waren niet zo grif met het geven van vent- of verkoopver gunningen aan vreemden, want dan kre gen ze de gildebroeders aan hun hals. De gilden zijn hier niet tot grote ontwikkeling gekomen, maar toch wel zo, dat geen bur gemeester zonder medeweten van de gil debroeders iemand van buiten zou toela ten om als niet-gildelid zijn waren in Rijs sen te slijten. Het gildewezen was op zich zelf ook weer een uitvloeisel van 't stads recht. In dorpen zoals Holten, Markelo en Wierden mochten geen gilden zijn. Op de jaarmarkten en de kermis mocht iedereen drie dagen vóór de aanvang en drie dagen na de kermis of jaarmarkt vrij te Rijssen verblijven. Daarna moest men een ver blijfsvergunning hebben en die werd zeer zelden afgegeven. Natuurlijk: men kon zich in Rijssen vestigen, als men vooraf een eigen huis had gekocht, men het bur gerrecht had betaald en aan vele andere plichtplegingen had voldaan. En dan moesten de gilden ze nog willen accepte ren. Aan de hand van dit alles bleken de vestigingseisen van die aard, dat prak tisch geen buitenstaander werd toegela ten, behalve degene, die met de dochter van een gildelid wenste te trouwen, werd toegelaten. Zo was het te Rijssen. Precies zo was het in de andere kleine Twentse stadjes. Zij hadden behalve een gracht en aarden wal, een economische muur om hun stadjes getrokken, onder het parool: ,,'n ieder krabt de assche op zien'n eigen kök'n!" De Rijssense zaken lui verkeerden in de andere stadjes in de zelfde positie. Op de Goorse, Deldense, Almelose, Oldenzaalse, Enschedese en Ootmarsummer markt mochten zij precies in dezelfde verhouding komen. Maar waarom Rijssen op de dagen der kermis en jaarmarkten tolvrijheid aan iedere marktbezoeker verleenden en de mensen net als in onze dagen animeerde om Rijs sen te bezoeken, dat was toch in strijd met het enge stadsrecht. Na dit resumé over markten en kermis, begeven wij ons in de 17de eeuw op een mooie junidag, één der langste dagen van het jaar, naar Rijssen om daar een kermis vóór drie eeuwen te beleven. Op de 23ste juni dan werd de Rijssense kermis gehouden, een dag, waarop zich jong en oud verheugde. Wat zou ons het waard geweest zijn, als wij zo'n kermis van drie eeuwen geleden eens hadden kunnen meemaken. Wat zal het op die kermisdagen op het Schild en rond de kerk een drukte zijn geweest. Want dit stond wel vast: de kermis was de dag van het jaar. De varensgasten van Enter leg den voor de Rijssense kermis hun vloot stil. Drie dagen vóór de kermis werden voor de Reformatie de kruisen aan de poorten gezet; dat betekende vrij entree dn de stad. En daar kwamen ze dan: de boeren en de edelen. Het uitje of verzetje, hoe men het noemen wil, was beide groe pen welkom. Vooral bij de omwonende adel was de kermis in trek. Men kon dan te Rijssen kopen wat men nodig had en dat was in die dagen heel wat. Veel za ken, die men te Rijssen niet kon kopen, doodeenvoudig omdat er in die dagen niet voldoende vraag naar was. Er kwa men op zo'n kermisdag veel artikelen aan de markt die men tegenwoordig niet meer ziet. Daags tevoren kwamen van heinde en ver de wagens zwaar beladen met marktartikelen binnen rollen. Wat te zeg gen van een stand op de kermis met kar en wagenwielen? Dan de kramen met wannen, kruiwagens en snijzompen? De plaatselijke pottenbakkers hadden zich natuurlijk de beste plaats veroverd, maar dat nam niet weg, dat ze op de kermis dag scherpe concurrentie van de Duitse Hessenkerels hadden, die met wagens vol Keuls aardewerk op de kermis kwamen. De Hellendoornse schoen- en laarzenma kers (er woonden te Hellendoorn in die dagen ongeveer veertig schoenmakers bazen) namen op de Rijssense kermis eer. zeer voorname plaats in. Wolhandelaren uit schier alle Twentse steden hadden er hun stalletjes. Dan waren er de handela ren in jachtartikelen. Jachtgeweren, wei tassen, kruithorens, kruit en kogels wa ren er voorhanden. Verder kon men op de kermis terecht voor paardentuigen, rij- zadels, bitten en teugels. Het houten vaat werk was ook ruim vertegenwoordigd, zo als karnen, kuipen, emmers en boterva ten. Verder vond men er manden en an der vlechtwerk, haspels, hekels en spinne wielen. De man met mooie pijpendoppen uit de Harz ontbrak niet. Dan k,on m^er. sclicirGii, ^jy|j^|jjjj^.o6cl0n en lepels kopen, die men kon inruilen voiA oude. Marskramers met fluweel, een ge wild produkt bij vrouwen. De man, die de stoven bij tientallen uitstalde. De koper slager, die zijn kunstprodukten aan de man trachtte te brengen en dat was heel wat. Koperen ketels, fraai bewerkte tan gen, vuurlepels, koffiesmodden, bedde- kruiken, lampen, snuif- en tabaksdozen. De nodige koek- en gebakkramen ontbra ken ook niet. Ook de draaimolen was er. Dan hardlopers en anderer potsenmaers. Venters met Deventer en Enkhuizer al manakken, in die dagen een bijna onmis baar artikel. De kwakzalvers waren er ruim vertegenwoordigd. Zij hadden voor iedere kwaal een remedie en bij hun .ge neesmiddelen maakten zij veel gebruik van crematat en bloem van zwavel. Als het aan hen lag, zo oreerden ze op de ker mis, behoefde er geen mens te sterven. Voor zeven stuivers kon men bij iedere kwakzalver het eeuwige leven kopen. De kiezentrekkers voerden, staande in een paardekrib, een felle strijd tegen slechte tanden. En al schreeuwend veegden hun tang af aan de m.ouw van hun- voor ze een nieuw slachtoffer te lijf gen. Maar de stedelingen van Rij stroopten op kermisdag hun mou... op. Het was hoog zomer en de honderd bezoekers waren hongerig en dorstig. Reeds vroeg in de morgen hadden hernemende huismoeders de pot te vuu: hangen voor het maken van lekkere hap jes, die er op een tafel voor de niendeur, lekker bij de kermisgasten ingingen. Het drinken volgde dan later wel vanzelf. De jenever was klaar en het bier weer w. o- Des middags tegen een uur of "vier kwam in alle eer en deugd het jongvolk uit de buurtschappen opdagen en viterde een gezellige kermis. Vechten deed men op kermisdag niet veel. Daar hield trouwens de stedelijke politie een flink oog in het zeil. En als men elkaar eens flink wilde afrossen, dan deed men dit op de jaar markten, doch hierover een volgende keer. VAN COEVERDEN. voel bal\ 19511 nin^ staal dagT haai D oma denl besl de| 'tiel sej lif gil dd

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1959 | | pagina 2