All EÊÏliSFfELE! G. J. BAAN maan Vert. P. j. HOLT KAMP (ROODE STAR) 4 HET MEEST VOLMAAKTE HOLLANDSCHE RIJWIEL m&mm» Rijwielen s bezighouden met type III. J 'têzTh^jdevelden z'ijn zeer ge- -hikt voor weiland De zode is -1 halfw. zandvormer, 4 aandraaisters, 1 inrijgster, 1 twijpster 5 wever(sters). te Haaksbergen1 kleermaker, 2 barbiersbedienden. te Hengelo 2 draaiers, 2 kernmakers, 1 modelmaker, 1 steenhouwer, 1 smid. te Neede: 1 barbiersbediende. te Delden1 kellner (2e bekw.) Gevraagd beneden 18 jaar. 15 meisjes voor fabrieks- en confecte- werk 14-16 j., 10 leerl. en aank. bankwerkers, 2 leerl. en aank. behanger- stoffeerders, 2 leerl. bakkers, 1 leerl. borstelmaker, 4 morgenmeisjes, 3 dag meisjes, 2 leerl. electriceins, 1 kantoor bediende (vr. 14 j1 leerl. lood- zinkwerker, 2 loopjongens, 2 magazijn- knechts 14 j., 1 leerl. matrassenmaker, 10 paksters 14-16 j., 3 plaksters, 2 leerl. schilders, 2 smeden, 1 leerl. stikster, 1 teekenaar 14-16 j., 2 leerl. timmer lieden, 2 leerl. verw. monteurs, 1 winkelbediende b.m. stoffeeren, 1 leerl. zadelmaker, 2 aanlangsters, 1 inrijgster, 2 jongens a.h. spanraam, 1 leerl. stukopmaker. 10 wevershupen vr. en m. Inlichtingen verstrekt, H. DE ]ÖNG, Zwatteweg. VAN HEI IOT WEL Onze Ned et iandsche heidevelden zijn onder te brengen in 3 hoofd groepen Type I Hooge heidevelden type II middenhooge heidevelden; tvpe III lage heidevelden. In het onderstaande zullen we schikt voor weiland grasachtig; er groeien naast dop heide, nisschen, klokjesgentiaan, zonnedauw, wolfsklauw, distels, kruipwilg, gagel; het is z.g. bonte grond. Kan de afwatering voldoen de worden geregeld, dan kan deze soort heideveld met succes ook voor bouwland worden gebruikt en heelt men dus keuze. Er is ontzaglijk geknoeid met de ontginning dezer lage heidevelden tot weide. Vroeger werden deze gronden aan een diepe bewerking onderworpen. Hierdoor werd in de eerste plaats de heide plag, het beste deel, te diep weggestook en in de tweede plaats kwam de bo vengrond beneden en de ondergrond boven. Dit is verkeerd, de construe tie van de grondslagen ia hunne natuurlijke ligging werd verbroken en voor de watercirculatie is het beter de oorspronkelijke structuur te behouden. Bij het type lage heidevelden vindt men eigenlijk geen heideplag meer, maar een zode, liggende op vloerzand of welzand, waar het water gemakkelijk doorgaat. Onder de humuslaag vindt men doorgaans leem (bruinachtig rcode is beter dan blauwei), welke het vermogen bezit in regenachtige tijden het overtollige water door te laten en die in tijden van droogte het grond water opzuigt. Wie vlakke heidevelden wil ont ginnen tot grasland, gaat tegen woordig ongeveer als volgt te werk: 1. In de eerste plaats wordt ge zorgd voor een rationeele afwate ring. In den Zomer dus vroeg slooten graven voor waterafvoer, voorts "indeeling en afsluiting van het terrein. 2. Indien noodig (bij al te weli- gen plantengroei) wordt het heide veld gemaaid of gebrand. 3 Uitstrooien van 1000 tot 1500 K.G. kalk of kalkmergel per HA. Is branden of maaien niet noodig, dan wordt deze kalk of kalkmer gel uitgestrooid op de heidezode zooals die daar ligt. Kalk werkt ont zurend en maakt de zure hu mus wild. 4. Stuk maken van deze heide zode met vleugelegge of schijven egge (deze laatste is sterkeU in alle richtingen. De stukken blijven op de plaats waar ze liggen, de kalkdeeltjes vallen er tusschen en kunnen hun werk doen ontzuring en de plag tot ontbinding brengen. „Roppen"" met de tandvormige scharen (klauwen) van den culti vator wordt ook toegepast 5. Greppels graven op afstanden van 12 tot 15 M. om zand te krij gen voor de bezanding van het terrein. Deze zandlaag moet onge veer 5 cM. dik zijn, zeishetkiem- bed voor de in het voorjaar in te zaaien gras en klaverzaden. Door deze bezanding gaat door de werking van vocht en lucht de verbrokkelde en bekalkte heideplag vrij snel tot vertering over, waar bij plantenvoedsel vrij komt en het waterhoudend vermogen wordt verhoogd (door de humus). 6. Uitstrooien van 1000K.G. slak- kenmeel en 1600 K.G. kaïniet. Deze meststoffen jvorden^ licht: ingeëgd, zorg dragende, dat de zode zooveel mogelijk op haar plaats blijft. Al deze werkzaamheden geschie den vóór den winter. Gedurende den winter blijft het terrein zoo liggen. 7. In 't voorjaar (Maart) wordt eerst wat entaarde, compost, stal mest, in het algemeen een rottende massa, over het perceel gebracht om hierdoor bacteriën in den grond te brengen, die het aanslaan van klaver bevorderen, Dit wordt nog te vee! nagelaten. In 't laatst van Maart worden de gras- en klaverzaden ingezaaid met ol zonder dekvrucht. Als dekvrucht neemt men gewoonlijk haver (Zwarte President) en wél per HA. 372 H.L. De haver wordt flink ingeëgd. Daarna wordt het mengsel van gras- en klaverzaden met een kettingegge ofhagedoorn- takken in een gewone egge. Ook wordt wel eerst de haver gezaaid en direct daarna de grove graszaden, vervolgens worden deze goed m geëgd. Daarna worden de fijne graszaden vermengd met klaver zaden, welke daarna dunnetjes worden ingeëgd. (Kleine zaadjes worden in 't algemeen licht ondergebracht.) 8. Begin of hall April wordt nu bemest met 200 tot 800 K.G-, chilisalpeter per H.A. Men gebruikt 40 tot 50 Kg. gras en klaverzaden ner bunder. Een geschikt mengsel is het vol gende 10 Kg. witte klaver. 12 Kg. Eng. raaygras (graszaad) 4 Kg. timothee. 6 Kg. veldbeemdgras. zode er weer opgelegd. Men krijgt dus enkel een verplaatsing van den ondergrond. 8 Is de heidezode taai, vütig, en dik, dan is het voor de ontbinding en vertering der zode, waarover veel meer tijd verloopt, noodig, dat ze ondiep, pl.rn. 10 c.m. worat omgeploegd, om daarna te vleuge len. Met de zandbedekking wordt dan een jaar gewacht. Ontginnin gen geschieden vaak te snel wat later op teleurstelling uitloopt. Nieuw aangelegde graslanden snoeten geweid, niet gehooid wor den. Veelal wordt enkele jaren na elkaar gehooid, waardoor de nieuwe iode geweldig liidt. Hethooiën moet diet anders plaats hebben dan om Het andere jaar of om de 2 of 3 jiar. Scherp werden bevordert de uitstoeling. De zode wordt bij goed bemes- ten telken j are beter, ze wordt een veerend geheel en is na eenige jaren even goed als die van goede oude weilanden. Bij nat weer late men geen koei en grazen: de zode wordt te veel vertrapt én in de stappen groeien biezen. Gedurende 4 a 5 jaar blijtt de bemesting als bovengenoemd. Na dien tijd is 8 baal slakken meel en 8 baal kaïniet voldoende. Wil men de ontginning bijna uit sluitend gebruiken voor hooiland darmmoet men, zoodra'de zode al te sïecht is geworden, hetwelk na een jaar of vijf het geval zal zijn scheuren, omploegen en het land een paar jaar als bouwland gebrui ken, om vervolgens een nieuw mengsel van gras en klaverzaden in te zaaien. 3 Kg. beemd 1 a ngbloerr 2 Kg. rood zwenkgras. 3 Kg. weidevossestaart. 2 Kg. kamgras. Naar omstandigheden kunnen deze hoeveelheden gewijzigd wor den. Men lette er in ieder geval op, dat men zodenvormende en bossen vormende grassen in zijn mengsel opneemt. Veldbeemdgras, ruwbcemdgi as zijn de zodenvor mers, verder rood zwenkgras en vossestaart. De andere grassen (raaygrassen, kropaar, timethe enz.) zijn bossenvormers. Ligt het land niet effen, dan moet eerst geëgaliseerd worden. Bij "ongelijke ligging verzamelt zich in de pannen of laagten water, het gras sterft weg, mos en andere minderwaardige planten nemen de plaats in. Bij dit effenen is het een zaak van groot belang te zorgen, dat de heidezode., boven blijft. Zoowel op de laagste plaatsen, die aangevuld moeten worden, als de hoogere plaatsen, neemt men de zode weg en hoogt met den onder grond de lagere plaatsen op, waarbij men bedenke, dat de grond altijd wat zakt. Daarna wordt de heide- FABRIKAAT DER N.V. RRWIEUNDUSTRIE P. e VAN WERVEN MEPPER AAR 1 8 u f S- Jk Overwinnaar DEN STRIJD ©ER CONCURRENTIE I,JWIEL INDUSTRIE 7hf&3 IN

Erfgoed Rijssen-Holten

Weekblad voor Rijssen | 1928 | | pagina 2