De heer Lig ten berg merkt op, dat
een koe van Schuitert in de Verdeeling
toch moddervet geworden is.
De heer Otten: „Het publiek zegt,
dat Krijt wel gezorgd heeft, dat de koe
van Schuitert genoeg kreeg,
De heer Schuitert antwoordt, dat
het raar kan gaan. Zijn koe is vet ge
worden en een pink van hem werd in
dezelfde weide zoo mager, dat ze met
schade verkocht moest worden. Zeker
is het, dat de weide niet zoo goed was
als verleden jaar.
De heer v. d. W i 11 i g e heeft men-
schen gesproken, die hem gezegd heb
ben, dat ze nooit weer een koe in de
Verdeeling zullen doen. Spr. vreest dan
ook dat er het volgend jaar geen bees
ten zullen komen.
De V o o r z. acht het het best, dat
de landbouwcommissie het volgende jaar
zelf vaststelt, hoeveel koeien er toege
laten zullen worden.
Onderwijs.
De heer de Vaal stelt voor de ver
goeding van den secretaris der commissie
tot wering van schoolverzuim te bren
gen van f 25 op f 50.
De heer P 1 u i -m e r s is voor die
verhooging, want nu heeft genoemde
secretaris door het meerdere werk der
gewijzigde Leerplichtwet nog geen 5
cent in het uur.
Ook de heer Kortebos onder
steunt het voorstel, hetwelk vervolgens
wordt aangenomen.
De heer Otten vindt de post van
f 700 voor het schoomaken der openb.
lagere school te hoog.
De V o o r z. antwoordt, dat dit werk
bij inschrijving wordt gegund. Er is
niet altijd evenveel voor noodig. Dat
hangt van den toestand af, waarin het
gebouw verkeert. Er wordt natuurlijk
niet meer voor uitgegeven dan noodig is.
De heer Otten meent, dat de an
dere scholen schoongemaakt worden
voor f 250. Voor de openb. school, die
zooveel grooter is, acht Spr. f 500 genoeg.
De V o o r z. herhaalt, dat dit van
de inschrijvingen afhangt.
De post wordt goedgekeurd.
Paardenmarkt (voor reclame f 500),
De heer de Vaal vindt deze post
te hoog.
De Voor z. merkt op, dat deze markt
nog steun noodig heeft. Er wordt elke
maand een advertentie in 6 kranten
geplaatst.
De heer Otten vindt dat niet noo
dig het staat wel in de almanakken.
De Voorz. gelooft, dat de handel-
drijvenden in deze gemeente sterk voor
deze post zullen zijn.
Weth. Es hu is wil de som tot de
helft verminderen.
De Voorz. antwoordt, dat f 250
niet voldoende is.
De heer v. d. W i 11 i g e acht reclame
noodig, vooral ook, omdat de paarden
markt van Woensdag op Dinsdag wordt
gesteld.
De post wordt goedgekeurd.
Onderhoud postkantoor.
De heer d e V a a 1 merkt op, dat voor
het van buiten schilderen van het post
kantoor f 600,^ is uitgetrokken. Spr.
vindt dat erg veel.
De Voorz. antwoordt.dat dit werk
ook wordt aanbesteed.
Jaarwedde gemeente-opzichter (f 2400).
De heer de Vaal wil bij deze post
nog eens herhalen, dat er in de gemeente
geen 2 opzichters noodig zijn.
De heer Otten stelt voor den op
zichter Ligtenberg op wachtgeld te
stellen.
De Voorz. antwoordt, dat deze af-
deeling ressorteert onder het beheer
van weth. Baan, die de post zeker wel
zal verdedigen.
De heer Otten Daar doe ik niets op.
De heer Pluimers zegt. dat in 1916
besloten is een opzichter te benoemen
en Spr. acht die voor de controle ook
zeer noodig. Hij weet niet ol de be
weegreden bij een deel van den Raad
wel zuiver is en maant aan gemoedelijk
te blijven.
De heer Otten zegt, dat er geen op
zichter noodig is om de arbeiders den
rug recht te zetten. „Er is gezegd, dat
de opzichter onder weth. Baan staat,
maar als ik dan Baan was, dan wou
ik ook baas blijven en me niet als een
kwajongen in een hoek laten drukken."
De heer v. d. Willige zegt, dat de
heer Otten niet vleiend over weth.
Baan spreekt.
De heer Otten: „Ik wil niemand
naar den mond praten".
De heer Kortebos merkt op, dat
hij nog niet veel gesproken heeft, omdat
hem deze wijze van behandeling der
begrooting niet sympathiek is. Hij
wenscht thans echter even terug te ko
men op een opmerking van den heer
Otten, als zou de opzichter nooit als
zoodanig benoemd zijn. Spr. kan zich
nog heel goed herinneren, dat L. bij
raadsbesluit tot opzichter is aangesteld.
De heer Schuitert kan zich dat
ook nog heel goed herinneren.
De heer Ligtenberg gaat accoord
met den heer de Vaal, dat één op
zichter genoeg is. We hebben toch ook
politie. Die menschen moeten toch de
wegen langs en kunnen dan meteen wel
opzicht over de arbeiders houden. Spr.
zegt dit uit bezuinigingsoogpunt.
De V o o r z „Dat gaat nietde
politie is uitsluitend voor politiediensten.
Men wil den opzichter op wachtgeld
stellen, maar is dat bezuinigen?"
De heer de Vaal meent ernstig,
dat we wel met de helft der arbeiders
toekunnen. Vroeger ten tijde van zijn
vader waren er slechts 6 gemeentear
beiders, waarover deze het opzicht had.
Het is heelemaal niet de bedoeling van
Spr. iemand broodeloos te maken, maar
toch herhaalt hij, dat hij zich niet met
deze post kan vereenigen.
De heer Ligtenberg zegt, dat
het ook enkel zijn bedoeling was er op
te wijzen voor de toekomst.
De V o o r z. vraagt of men zich dus
met de jaarwedde van den opzichter
kan vereenigen.
De heer de Vaal zal er nu niet
tegen stemmen, maar hij zal er later op
terug komen.
De post wordt goedgekeurd.
Bureaukosten gemeenteopzichter f 75.
De heer de Vaal vraagt of het
schrijfwerk niet op het gemeentehuis
kan geschieden.
De Voorz. antwoordt, dat dit reeds
zooveel mogelijk gebeurt.
Kasgeld (opname) f 50000.
De heer de Vaal vraagt of dat
niet minder kan.
De Voorz. zegt, dat dit geld het
volgende jaar vermoedelijk niet meer
noodig zal zijn, omdat de gemeente
iedere maand een voorschot van het
Rijk ontvangt.
Pensioenpremie gemeente-ambtenaren
f13000.
De heer de Vaal vindt dit een
zeer hooge som. Dat de polite vrij pen
sioen heeft, daar kan Spr. zich mee
vereenigen, maar de andere gemeente
ambtenaren kunnen zelf wel wat bij
dragen. Alle premi's door de gemeente
te laten betalen, is te ver gedreven.
Bij de nieuwe pensioenwet is de pre
mie voor de ambtenaren zelf van 7 pCt.
op 10 pCt. gebracht. Spr. wil die meer
dere 3 pCt. door hen zelf laten betalen.
De heer Pluimers wil het liever
laten zooals het is. Spr. vindt het een
angstig iets er aan te tornen. Hij had
ook niet gedacht, dat op deze post
aanmerking gemaakt zou worden.
De heer v. d. Willige zegt, dat
hij er niet bij stil gestaan heeft, dat de
pensioenbijdrage met 3 pCt. vermeer
derd is. Dat maakt de zaak wel eenigs-
zins anders.
De Voorz. zegt, dat het laten be
talen door de ambtenaren neerkomt op
loonsverlaging. Spr. zou er in dezen
crisistijd niet gaarne toe overgaan. Ieder
particulier is verplicht zegeltjes te plak
ken voor zijn ondergeschikten. Het zou
niet billijk zijn, dat een groote werk
geefster, als de gemeente, vrij komt.
De heer Otten zegt gelezen te heb
ben, dat de regeering voornemens is
ook de rijksambtenaren zelf de premie
te laten betalen.
De Voorz. antwoordt: „Als ze be
noemd zijn met premievrij pensioen,
dan is het de vraag of dit juridisch
mogelijk is.
De heer de Vaal blijft tegen deze
post van f 13000.
De heer Otten zegt„Als er loons
verlaging moet plaats hebben dan die
nen we van bovenaf te beginnen."
De heer de Vaal antwoordt, dat
de hoogere ambtenaren er evengoed
onder vallen.
Verschillende leden staan thans op
om de vergadering te verlaten, zoodat
de Voorz. voorstelt deze te verdagen
tot den volgenden middag half 3.
Aldus wordt besloten.
Vrijdagmiddag om half 3 werd de
vergadering voortgezet.
De V oor z. verzoekt den Raad hem
te machtigen het woord te verleenen aan
den Secretaris naar aanleiding van het
geen gisteren over het secretarie-per
soneel is gesproken.
Dit wordt goedgekeurd.
De Secretaris zegt, dat het hem spijt,
dat de heer de Vaal in zijn afwezig
heid dingen gezegd heeft, waaruit de
volksmond verkeerde gevolgtrekkingen
maker kan. Het was niet de schuld
van den heer de Vaal, dat Spr. afwezig
was, naar hij had graag gezien, dat de
heer -le Vaal overleg gepleegd had.
Het publiek zal nu echter zeggen „Die
heerei: van de secretarie luieren maar
een beetje." Spr. wil echter verklaren,
dat Let personeel ter secretarie den
laatsten tijd hard werkt. Spr. staat er
niet pp om complimenten van den Raad
in ontvangst te nemen, maar hij wil zijn
personeel beschermen tegen verkeerde
uitlatingen, waarvan er één is, dat de
heer de Vaal gevraagd heeft: „Kan er
niet één gemist worden
Spr. zet daarna uiteen, dat de secre
tarie beschikt over drie volwassen krach
ten de jongere ambtenaren zitten nog
in hun studie en worden voortdurend
gecontroleerd, werken niet zelfstandig.
Wijnberg zal door de uitlating van den
heer de Vaal denken, dat hij hier op
een wipplank zit en dat is geen benij
denswaardige positie.
Spr. is bereid den geheelen Raad met
feiten aan te toonen, dat het personeel
hard werkt en dat er niemand te veel
is." fvj verzoekt den heer de Vaal te
verklaren, dat hij geen verkeerde din-
•gen bedoeld heeft.
De heer de Vaal zegt, dat het hem
ook spijt, dat de. heer Bosma niet aan
wezig was, maar hij heeft niets gezegd,
wat hij niet zou durven herhalen. Hij
heefc een pluimpje gegeven aan de
secretarie voor het verrichte werk en
heeft alleen gevraagd, of de tijdelijke
kracht, Wijnberg, nu alles in orde is,
niet gemist kan worden of dat diens
werk door overwerk van de anderen
vervangen kan worden. Ten nadeele van
de secretarie heeft Spr. niets gezegd.
.Re Voorz.: „Met ronde woorden
is Wtd niets gezegd, maar ieder kon uit
de vage opmerkingen van den heer de
Vaal opmaken wat hij wilde. Er lag
een verwijt aan den Secretaris in, dat
hij willens en wetens met te veel per
soneel werkt."
De heer de Vaal: „Neen, dat is
niet waar!"
De Voorz.; „Dat zat er toch in!"
De heer de Vaal: „Dat kunt u er
wel uithalen, maar zat er niet in!"
De Voorz.: „Dan ben ik de eenige
niet, die dat er uit verstaan heeft. U
had overleg moeten plegen met den
secretarisdat was billijk geweest te
genover den secretaris en zijn personeel.
Dfe heer Pluimers herinnert er aan,
dat hij ook op de woorden van den
heer de Vaal geattendeerd heeft en van
„de zweëp" gesproken heelt. Wat de heer
de Vaal zeide, was niet geheel in orde.
Na verdere uitvoerige discussie over
dit punt geeft de heer de Vaal den
secretaris te kennen, dat hij volkomen
tevreden is over het personeel ter secre
tarie en dankt hij den secretaris voor
zijn inlichtingen. De mededeelingen van
den secretaris zijn Spr. voldoende; hij
neemt daarmee genoegen.
De Secretaris„Als wij even vooraf
geraadpleegd hadden, was de heele zaak
in orde geweest."
De heer de Vaal erkent dat, maar
wat de voorz. er uitgezogen heeft, ac
cepteert Spr. niet.
De Voorz. zegt, dat hij er niets uit
gezogen heeft, maar dat de bedoeling
er boven op lag.
Daarna wordt de agenda verder be
handeld.
Er is voorgesteld 3 pCt. van de jaar
wedde van het personeel te korten voor
pensioenaftrek.
De Voorz. zegt, dat hem dit voorstel
hoe langer hoe onbillijker en antipathie
ker wordt, omdat het van kleine sala
rissen guat. Het is een verkapce loons
verlaging. Spr. stelt den heer de Vaal
voor het voorstel terug te nemen.
De heer de Vaal: „Hoe moet het
straks met de onderwijzers gaan? Zij
kunnen er op rekenen, dat zij in hun
pensioen moeten bijdragen. De kleine
arbeiders treft dit niet. De particuliere
arbeiders moeten hier bijdragen voor
het pensioen van de gemeente-ambte
naren. Dat is onbillijk. Spr. handhaaft
zijn voorstel.
De heer Kortebos voelt niet veel
voor het voorstel. Spr. gelooft niet, dat
het voorstel eenigen invloed oefenen
zal op de belastingpenningen van den
kleinen arbeider. We moeten het dit
jaar in ieder geval nog niet doen. „Wat
gij niet wilt, dat u geschiedf-, doe dat
ook een ander niet".
De heer Pluimers meent, dat Rijs-
sen den eersten stap op den verkeerden
weg niet moet doen.
De heer v. d. Willige voelde er
aanvankelijk veel voor, maar Spr. geelt
in overweging nog wat te wachten.
Wij moeten niet de laatsten met ver
hooging en de eersten met verlaging
zijn. Spr. is tegen het voorstel.
De heer Otten zegt, dat hij deze
zaak met betrokkenen en gegoede be
lastingbetalers besproken heeft. Ieder
had zijn meening. Spr. acht het wen-
schelijk om op het Rijk te wachten tot
dat voorgaat.
De Voorz.; „Dat is dan tot een
volgende begrooting."
De heer de Vaal gaat daarmee
accoord, maar wil onmiddelijk zijn voor
stel weer indienen, als het Rijk voorgaat.
De Voorz.: „Laten we dan liever
direct de zaak uitvechten." Spr. wil
niet allereerst bezuinigen op de kleine
loonen.
Weth. E s h u i s is er ook voor te
wachten.
De heer de Vaal trekt zijn voor
stel in. Anders is Spr. weer het leelijke
dier en wordt er weer uitgezogen, wat
er niet in zit.
De Voorz.: „Uw geweten spreekt
een beetje. U treedt op op een manier,
die alle perken te buiten gaat."
De heer de Vaal bestrijdt, dat hij
het er naar maakt. Ik wil geen oorlog,
maar ik laat mij niet alles zeggen."
De Voorz.: „Dat geldt van mij
ook Ik wensch den vrede, maar zal
den strijd niet ontwijken."
De begrooting wordt daarna verder
behandeld.
Subsidie drankbestrijding f 50.
De heer de Vaal: „Heeft dat nog
reden van bestaan
Na toelichting door den Voorz. wordt
de post gehandhaafd.
De uitgaven zijn daarmee afgehandeld.
Inkomsten.
De heer Kortebos vraagt of er
nog posten zijn bij de inkomsten, die
wat opgevoerd kunnen worden. Spr. wil
gaarne de vergadering verlaten en zou
die punten eerst afhandelen willen.
De Voorz. antwoordt, dat er niet
zulke posten zijn.
De heer Kortebos verlaat daarop de
vergadering.
De heer Otten kan zich niet ver
eenigen met de lage huur van de wo
ningen der heeren Eppinga en Ligten
berg.
De Voorz. „Die lage huur is een
deel van de salarisregeling. Een ver
hooging der huur houdt een salaris
vermindering in."
De heer Otten stelt voor f 6 per
week te nemen.
De heer v. d. Willige stemt toe,
dat de huur te laag is, maar de sala
riscommissie heeft daarmede rekening
gehouden, zoodat verhooging van de
huur salarisvermindering beteekent. Spr.
wil èn huur én salaris verhoogen.
Weth. Eshuis is het daarmee eens.
De heer Pluimers zegt, dat de
huur niet zoo laag is, den bouwprijs in
aanmerking genomen. Spr. wil wijzen
op de woning van den gasdirecteur en
geeft in overweging het voorstel in te
trekken.
De heer Otten handhaaft zijn voor
stel en wil geen rekening houden met
het salaris. De Raad heeft in de vorige
vergadering het salaris van den heer
Eppinga flink verhoogd.
De Voorz.: „Dat was geen ver
hooging, maar. een gratificatie
De heer Otten: „Doch hij heeft
het maar En de opzichter heeft genoeg
bijbaantjes, zoodat zijn salaris niet zoo
gering is, als het wel lijkt. Spr. hand
haaft zijn voorstel, al stemt er ook nie
mand voor.
De Voorz. wijst er op, dat het
vooiStel-Eshuis tot gevolg heeft dat de
pensioengrondslag ook verhoogd moet
worden.
Weth. Eshuis wil persé niet het