I 3. B. Het noordelijke tracé 4. Consequenties van de keuze 4. A. Gevolgen/maatregelen voor andere straten/wegen 4. B. Financiële consequenties 5. Conclusie DONDERDAG 29 AUGUSTUS 1991 HO 13 ZA 9 Aan de noordzijde van het dorp zijn vier varianten, te weten: (zie afbeelding) 1. een geheel nieuwe weg ten noorden van de spoorlijn tussen Deventerweg en Rijssenseweg, inclusief een verbinding tussen die weg en de Rijssenseweg ten zuiden van de spoorlijn ter hoogte van de Dikkesteensweg (1 =ABCF); 2. dezelfde weg als onder 1exclusief de verbinding tussen Dikkesteensweg en Rijssenseweg ten nooorden van de spoorlijn (2 ABF); 3. een gedeeltelijk nieuwe weg ten noorden van de spoorlijn tot aan het Beukenlaantje, vandaar verder ten zuiden van de spoorlijn via Waag weg en Drostenstraat en het nieuwe stuk richting Rijssenseweg (3 AEF); 4. een nieuwe weg ten zuiden van de spoorlijn vanaf het kruispunt Dorpss- traat/Keizersweg naar het station en verder ten zuiden van de spoorlijn via Waagweg en Drostenstraat en het nieuwe stuk richting Rijssenseweg (F) (4 DEF). Het college van burgemeester en wethouders kiest voor variant 3, zijnde de route gedeeltelijk ten noorden van de spoorlijn tot het Beukenlaantje en verder via de bestaande wegen Waagweg, Drostenstraat en afbuigen via een nieuwe weg naar de Rijssenseweg. Op basis van de volgende redenen en overwegingen is die keuze tot stand gekomen: a) er bestaan overwegende bezwaren tegen de varianten 1en 2., zijnde nieuwe wegen ten noorden van de spoorlijn. Die bezwaren zijn kort samengevat de volgende: - in beide varianten neemt de verkeersintensiteit sterk toe op de Larenseweg en Stationsstraat. Een grote hoeveelheid verkeer blijft bewust door het directe centrum van het dorp geleid worden. Weliswaar niet meer in hoofdzaak in de Oost-West richting, maar veeleer in de Noord-Zuid richting. In feite geen verbetering van de situatie, zeker niet als het bochtige verloop van de Larenseweg daarbij betrokken wordt; - voorts ontstaan bij het station knelpunten, die haaks staan op het beleid dat gericht is op bevordering van het openbaar vervoer en een goede bereikbaarheid van het station voor het langzame verkeer; - beide varianten betekenen een zeer forse ingreep in de Holterenk. Visueel zou dat verzacht kunnen worden doordeweg iets verdiept aan te leggen, dichttegen de spoorlijn. De aanwezigheid van twee spoorwegovergangen en de noodzaak van voorsorteerstroken etc. verhindert dit echter. Om namelijk het hoogteverschil bij een kruising te overwinnen kan de nieuwe weg niet direct tegen de spoorlijn aangelegd worden. Dit heeft een extra ingreep in de Enk tot gevolg; - voorts betekenen twee spoorwegkruisingen op korte onderlinge afstand met veel verkeersbewegingen een extra risicofactor. De Nederlandse Spoor wegen kunnen daar alleen mee accoord gaan als elders een spoorwegovergang wordt ingeleverd; - een evident nadeel van beide varianten is dat zij doorgaand verkeer zullen aantrekken en een nieuwe bewegwijzering, om het verkeer verder om Holten heen te leiden, onmogelijk maakt; b) als de varianten 1 en 2 afgewezen worden betekent dat direct een keuze voor gebruikmaking van de Waagweg en Drostenstraat. Niet ontkend kan worden dat in deze route enkele knelpunten zitten die met name een belemmering in de bedrijfsvoering kunnen opleveren voor enkele bedrijven. Anderzijds moet geconstateerd worden dat hiervoor oplossingen te vinden zijn, zoals ook uit het rapport blijkt. Met realisering van de oplossingen zal het nodige geld gemoeid zijn, maar onoplosbaar is het niet. Met deze kosten is rekening gehouden in de onderlinge vergelijking. Bijzondere aandacht moet worden gegeven om het onmogelijk te maken dat vrachtverkeer via woonstraten als Weversstraat en Kolweg zich een alternatieve uitweg baant. Door aanvullende maatregelen moet een betere scheiding verkregen kunnen worden tussen wonen en werken. Vanuit de „saldo-redenering" (zie 2c) kan gezegd worden dat deze consequenties als onderdeel van de totaaloplossing acceptabel zijn; c) het verschil tussen de varianten 3 en 4 bestaat uit het westelijke deel van de route: ten noorden of ten zuiden van de spoorlijn. Zoals gezegd kiest het college voor een tracé ten noorden van de spoorlijn om de volgende redenen: 1een bijzonder punt van zorg bij de zuidelijke route is de aansluiting van die weg op de Stationsstraat. Het station en omgeving komen op een „eiland" te staan en worden moeilijk bereikbaar voor het langzame verkeer; 2. dit tracé-gedeelte betekent voor het verkeer van en naar de bedrijven op de Kol een duidelijke verbetering t.o.v. de huidige situatie; 3. een nadere beschouwing van de negatieve effecten voor bewoners aan dit deel van de Dorpsstraat leert, dat een nieuwe route door hun „achter-tuinen" onevenredig grote nadelen oplevert, in relatie tot de nadelen die een route ten noorden van de spoorlijn oplevert; 4. de meerwaarde van variant 4, een weg ten zuiden van de spoorlijn, is vanuit verkeerstechnisch oogpunt aanwezig. Worden daar andere criteria bij betrok ken, dan wegen ons inziens de verkeerstechnische voordelen niet op tegen meersoortige nadelen, met name de bereikbaarheid van bus en trein voor fietsers en voetgangers. De consequenties van de keuze voor een hoofdwegenstructuur zijn in drie groepen te rubriceren: a. gevolgen/maatregelen voor andere straten c.q. routes; b. financiële consequenties; c. gefaseerde uitvoering. Op deze thema's wordt in dit bestek kort ingegaan. Enerzijds omdat zij bepalend zijn voor de uitvoerbaarheid van de hoofdwegenstructuur, anderzijds moet geconstateerd worden dat een te grote mate van gedetailleerdheid over deze onderwerpen op dit moment geen bijdrage levert aan het kunnen kiezen van de meest gewenste hoofdwegenstructuur. Onder punt 2-c randvoorwaarden, is gesteld dat iedere keuze voor een hoofdwegenstructuur onvermijdelijk betekent dat andere wegen in de toekomst een meer dan evenredig deel van de verkeerstoename te verwerken krijgen. Een andere randvoorwaarde is dat voor dit soort straten extra aandacht besteed dient te worden aan verkeersveiligheidsaspecten voor het langzame verkeer en aan de gevolgen voor het woonmiiieu. Naar het zich laat aanzien zullen met name de H. J. Wansinkstraat en Industriestraat ten gevolge van de gekozen hoofdwegenstructuur een meer dan evenredig deel van de verkeerstoename te verwerken krijgen. De Noordenbergstraat daarentegen, ziet minder dan een evenredig aandeel in de verkeerstoename op zich afkomen. Op dit punt vinden wij dat nader onderzoek gewenst is om het verkeer evenwichtiger over deze woonstraten te verdelen. Het toelaten van meer verkeer in de Dorpsstraat lost dit probleem niet op. Een verdubbeling van het maximale aantal toe te laten voertuigen in de Dorpsstraat (nl. 5000 i.p.v. 2500) leidt tot een zeer geringe afname van het aantal voertuigen in de Wansinkstraat en Industriestraat (nl. 4000 i.p.v. 4600 in het jaar 2005). Naar ons idee moet bij de uitwerking en invoering van de hoofdwegenstructuur grote aandacht worden besteed aan het principe van het scheiden van wonen en werken. Een maximale verkeersbelasting in deze woonstraten van 2400 voertuigen in het jaar 2005 moet mogelijk zijn. Voorkomen moet voorts worden dat deze straten als sluiproute voor vrachtverkeer gebruikt kunnen worden. Als dit knelpunt van H. J. Wansinkstraat en Industriestraat in deze zin opgelost wordt, dan menen wij dat de eind-oplossing voldoet aan de geformuleerde randvoorwaarden. Een ander knelpunt dat aparte aandacht vraagt is de bereikbaarheid voor langzaam verkeer vanuit het dorp richting Meermanskamp/villapark Look en vice versa. De verkeerstoename op de Waagweg en Drostenstraat zal een negatieve invloed hebben op de veiligheidsbeleving van het langzame verkeer op die wegen en de spoorwegkruising bij de Dikkesteensweg. Hieraan kan in belangrijke mate tegemoet worden gekomen door een aparte, alleen voor langzaam verkeer toegankelijke, route ten noorden van de spoorlijn vanaf de Valkenweg richting Beukenlaantje. De fietsverbinding bestaat al, maar zou kwalitatief verbeterd moeten worden. Het doen van een keuze voor een bepaald tracé heeft alleen dan zin, indien aannemelijk gemaakt wordt dat die keuzes ook uitgevoerd kunnen worden. Daarvoor zijn een aantal vereisten, zoals mogelijkheden tot grondverwerving, planologische procedures, maar vooral ook financiële middelen. Met de uitvoering van variant 3. en de verkeersmaatregelen in het dorp, inclusief herinrichting Dorpsstraat, is globaal een bedrag van f7.000.000 - gemoeid. Tegenover dit bedrag aan uitgaven zijn ook inkomsten te ramen. Enerzijds vloeien die voort uit de wet geluidhinder, terwijl anderzijds ook eenmalige eigen gemeentelijke middelen voor dit doel aangewend worden. Een bijdrage uit het fonds Dorpsuitleg behoort o.a. tot de mogelijkheden. Voorts kan met een subsidie rekening worden gehouden i.v.m. de herinrichting stationsomgeving en wellicht is ook een algemene rijks-/provinciale bijdrage te verwachten. Toch zal het grootste deel van de uitgaven door Holten zelf opgebracht moeten worden, waarbij onzerzijds gedacht wordt aan f 4.000.000 - a f 4.500.000.-. Een dergelijke investering geeft gedurende een lange reeks van jaren een behoorlijke verhoging van de jaarlijkse lasten te zien. Gerekend naar de huidige omstandigheden dient zeker rekening te worden gehouden met een jaarlijkse last van afgerond f 550.000.-. Na alie bezuinigingen van de afgelopen jaren hebben wij geen grote verwachtingen van hernieuwde bezuinigingsronden op de traditionele wijze. Wij denken dat een fundamentele herbezinning op de taakuitvoering noodzakelijk is, om structurele ruimte te verschaffen, terwijl het ook nodig zal zijn de tarieven van de O.G.B. aanzienlijk te verhogen. Het is een illusie te veronderstellen dat uitvoering van dergelijke ingrijpende maatregelen „er gewoon bij kan" zonder dat andere beleidsvelden daarvan de nadelen ondervinden. Kiezen voor een lange-termijnoplossing van de verkeersproblematiek betekent tegelijk dat daarmee aangegeven wordt dat er binnen andere beleidsvelden ruimte gecreëerd moet worden en dat belastingverhogingen onvermijdelijk zijn. De verkeersproblematiek houdt Holten al jaren in de ban. Er is veel onderzocht, bestudeerd en gediscussieerd. Allemaal activiteiten die een echte oplossing niet werkelijk naderbij brachten. Soms was uitstel of heronderzoek wel gemakkelijk, omdat daarmee ook het maken van een keuze werd uitgesteld. Naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders liggen er nu voldoende gegevens op tafel om een keuze te maken voor de meest gewenste hoofdwegenstructuur. Uit die gegevens blijkt ook dat niets doen geen oplossing betekent. Dat is lastig, want nu moet er echt gekozen gaan worden, met alle consequenties van dien. Holten, 29 augustus 1991.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1991 | | pagina 13