Gerrit van Veen is sigarenmaker van de oude stem Een goeie sigaar brandt als een pijpje krijt.. Met handwerk maak je heel knappe sigaren' 1 HOLTENS NIEUWSBLAD DONDERDAG 29 JANUARI 1987. Een onooglijk tafeltje met daarop een zinken plaat, wat ta bak, een stapel sigarenplanken, een radeermes van ver hard staal, een schaartje, een schoteltje met vloeibare lijm en het gehele „machinepark" van de 67-jarige Grafhorster Gerrit van Veen is vermeld. Weinig attributen, als je die vergelijkt met een modern machinepark zoals dat in een goed geoutilleerde fabriek te vinden is, waarmee hij, wel licht als enige in Nederland, dag-in dag-uit bezig is om het aloude beroep van sigarenmaker uit te oefenen. Puur handwerk vanzelfsprekend. Al ruim 50 jaar. Gerrit van Veen is in zijn branche de laatste der Mohikanen. Een blik in de keuken, of liever, in het (tabaks)schuurtje geeft iets weerover een beroep dat - onder de druk van computer- bestuurde machines - eigenlijk al is uitgestorven. Alleen Gerrit van Veen, die we opzochten in het gehuchtje Graf horst bij Kampen, kan nog vertellen over een sigarenma ker in volle glorie. Is dertienjarige, na het door- achtig. „Hij wou een prima sigaren- XIL lopen van de lagere school, had Gerrit de keus uit twee moge lijkheden: geld verdienen bij de BK emaillefabriek of loon in natura bij één van de 50 tot 60 sigarenfabrie- ken(tjes) die Kampen rijk was zo'n 50 jaar geleden. Op school was. hij bepaald geen bolleboos, de ondër- wijzer waarschuwde hem vaak, dat er niets van hem terecht zou ko men. Eigenlijk was Gerrit van Veen te dom om voor de duvel te dansen. Maar Van Veen was meer een doe mens, dan iemand die het in de boe ken zocht. Werken was het parool, zodra daarvoor de mogelijkheden aanwezig waren gebeurde dat dan ook. Van Veen koos voor het vak van sigarenmaker. „De eerste twee jaar verdiende je niets. Ik werkte voor tien sigaren per week, terwijl mijn kameraden bij BK al bijna twee gulden per week beurden", verhaalt hij over zijn leerlingschap. „Je komt bij zo'n baas, die van je verwacht dat je goed oplet. Je krijgt te horen, dat het geen zwaar werk is, maar dat snelheid van het grootste belang is. 'Hoe meer je maakt, hoe meer je uiteindelijk ver dient, öf anders gezegd, hoe beter je oplet, hoe meer geld je krijgt', ver kondigde de baas", vertelt Gerrit van Veen over zijn eerste werkge ver. Die was trouwens erg zenuw maker van me maken. Als eerste moest je leren de zogenoemde bos jes, oftewel de wikkels te maken. Gerrit van Veen groeide op in een vrij gesloten, alsook christelijke ge meenschap. Hij ging bijvoorbeeld iedere zondag naar de zondag school. ,,'t Is een schande, maar ik Metéén beweging moest je precies weet geen enkele psalm meer uit zoveel tabak pakken genoeg voor die tijd. Mijn vrouw wel, die kent één sigaar. Je moest toen sigaren alle psalmen", verontschuldigd maken die per 1000 strks in totaal Gerrit van Veen zich, als we hem 12 pond wogen. Nu "kreeg je tien vragen een zondagschoolversje te pond binnengoed (de losse tabak) zingen. te verwerken, waaruit je 1000 wik kels moest maken. Kwam je tabak tekort, dan waren de sigaren te dik, had je teveel dan waren de sigaren te dun. De kunst was dus om iedere wikkel met evenveel tabak te vul len. De wikkel ging in de sigaren- plank, die een paar uur onder de pers kwam. Die eerste baas was dus erg nerveus, ik werd het met hem. Iedere morgen om zeven uur moest de kachel aangemaakt worden, die gestookt werd met cokes. Op een keer begon de kachel 's morgens te roken. Ik gooide er water op, haalde het rooster eruit en wilde de rom mel eraf tikken die erop zat. Het rooster ging echter stuk. Mijn baas kwam eraan, zag 'de schade' en zei dat ik op kon stappen. Er was ech ter werk voldoende, maar ook met mijn tweede baas trof ik het niet", verhaalt Gerrit over zijn eerste stappen op weg naar de titel mees ter sigarenmaker. „Die tweede baas was aan de drank, waardoor het een moeilijk mens was. Als 15-jarige moest ik sa men met hem wikkels maken, dus danig snel dat ik hem kon bijhou den. Was er één te dik of te dun, dan gooide hij ze terug. In die tijd ging ik huilend naar m'n werk en keerde huilend naar huis terug. Werken in een sigarenfabriek was hard en gaf weinig voldoening. Een harde we reld. Het was snelheid geblazen, productie moest er komen. In de begintijd hebben ze me wel ver knoeid. Ik had nog niet voldoende snelheid. Eens gebeurde het, dat ik de pers had laten aanstaan. Ik ben zaterdagavond nog naar de fabriek geweest, in de hoop dat er één van de bazen zou zijn, zodat ik de pers los kon draaien. Die bazen waren er soms ook zaterdags wel. Ik had pech want er was niemand. Zon dagmorgen weer naar de fabriek, maar er was weer niemand. Ook 's middags ging ik kijken, alsook 's avonds. Op maandagmorgen heel vroeg naar de fabriek, want ik wist, dat als de hoofdbaas de nog aange draaide pers zou zien ik ontslagen werd. Toen de deuren opengingen, rende ik naar de pers. Maar de hoofdbaas had het al gezien. 'Stap maar op'... je bent ontslagen", her innert de flink geschrokken Gerrit zich de woorden van de baas. Voor de tweede maal zonder werkgever, dat was iets teveel van het goede. Hij nam het besluit thuis niets te ik net zo'n beetje flink begon te ver dienen is hij, goed 50 jaar oud, ge storven", zegt Van Veen, die juist om aan de armoede te ontkomen keihard werkte. Op zijn negentien de kwam Gerrit bij een kleine siga renfabrikant in Kampen. „Die had zo'n 40 man aan het werk. Een gro te, zoals La Bolza, had 300 werkne mers. De meeste sigarenmakers zeggen. Hij was van plan de wereld gingen bij een grote fabriek wer- in te trekken, zocht wat warme kle- ken, waar alles al geautomatiseerd ding bij elkaar, dacht de nachten was. De nieuwe baas zette me aan bij een boer door te brengen en te het werk als sigarenmaker, ik had leven van knollen. „Maar", glim- toen zelf wikkelaars onder me. De lacht Gerrit, „mijn oudste broer - eerste week verdiende ik twaalf ons gezin telde acht kinderen - zag gulden, terwijl iemand bij BK (de dat er iets met me was. Ik vertelde meest aansprekend fabriek ter hem, dat ik opnieuw ontslagen was. plaatse) zéven gulden per week Hij nam me mee en zocht een ande- had. Die 'arbeiders' had ik dus inge- re baas voor mij. Driemaal is haald. Een buurman, die bij BK scheepsrecht, want bij die baas heb werkte, vroeg me eens 'wat verdien ik het getroffen. Die had in de ga- je?'. Hij voegde eraan toe, dat ik be ten, dat ze me over de kop hadden ter bij BK had kunnen gaan wer- gewerkt. Hij bracht me in een rusti- ken, want daar verdiende je goed. ger vaarwater. Plankje voor plank- Ik vertelde die buurman dat ik kwaad woord van zeggen". De eer ste jaren werkte Van Veen van 's morgens acht uur tot 's avonds zes uur. Ook zaterdags werd er ge werkt. Op het middaguur werd het weekloon uitbetaald. „Soms moest je langer werken om het aantal van 2500 sigaren per week te halen. Ik kwam er ruimschoots aan", blikt Van Veen terug naar de primaire werkomstandigheden van onge veer 50 jaar terug. Na 25 jaar als werknemer bezig te zijn geweest werd Gerrit van Veen zelfstandig. Een doel dat hij zich altijd al voor ogen had gesteld. In het schuurtje bij zijn woning be gon Gerrit van Veen „voor zich zelf'. Het was sappelen van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat. Werk dagen van 15 uur waren geen uit zondering. Maar de producten op de fabriek, een zwaar sjekkie was er'helemaal niet bij. Ik rook weieens een sigaar, maar die zwa re...!" Gerrit van Veen kan elk mo del sigaar maken. Een van zijn spe cialiteiten is de longfiller, oftewel langvuller. „Die longflllers worden nergens gemaakt. Ze kosten twaalf gulden en vijftig centen per stuk en worden in kringen van de echte si- garenrokers tot een delicatesse ge rekend. De sigaren worden ge maakt uit lange stroken tabak. Het tabaksblad wat gebruikt wordt is een elfje dek. Een ex-vertegenwoor diger van een bekende sigarenfa briek brengt deze longflllers aan de man (of vrouw)", vertelt hij over zijn stokpaardjes, oftewel stoksigaar- tjes. Gerrit van Veen is nog lang niet van plan te stoppen. „Ik mag het nog steeds graag doen. Wat zou je maakte ik klaar. Hij vond de siga ren die ik maakte altijd prachtig, ruim 30 gulden beurde. Dat geloof de hij niet. Aan mijn moeder Jen- hoewel er sigaren bij waren, die te tien vroeg hij 'wat verdient die jon- dik of te dun waren. Die kerel heeft gen van jou?' Zij antwoordde dat ik me weer helemaal rustig gemaakt, soms met 34 gulden per week thuis- Ik was toen 18 jaar en volledig siga renmaker. kwam. De buurman schrok zich rot. Hij haalde stantepede zijn zoon van school en stuurde hem naar si garenfabriek! Ik heb altijd een goe de boterham verdiend". Gerrit van Veen heeft 25 jaar op de- Gerrit's vader was gasopnemer en zelfde fabriek gezeten, waar dus het Uren zit Gerrit van Veen zo in 't schuurtje... Armoede later wegwerker. Door de grote kin derschare was het armoe troef in het gezin. „Mijn vader heeft niets anders dan ellende meegemaakt. Hij moest heel hard werken. Toen handwerk bleef bestaan. Het aardi ge is dat de baas van die fabriek nog leeft. „Die baas was als een vader voor mij", denkt Gerrit terug aan die fijne tijd. „Daar kun je geen De sigaar ben je, als je eenmaal aan het roken van sigaren begint. Dat is de mening van notoire sigarenrokers, die gauw geneigd zijn in wijsheden te vluchten als het erom gaat hun onvolprezen „genotsmiddel" te omschrijven. Zo kun je horen in (sigaren)rokerskrmgen: het roken van een sigaar is als het luisteren naar een klassiek concert, waarbij het consumeren van een sigaret zoiets is als het luisteren naar piratenmuziek. Wanneer je je hele leven, althans vanaf je dertiende jaar, met de handen sigaren hebt gemaakt zou je veronderstellen, dat de liefde voor de sigaar overheerst. De Grafhorster Gerrit van Veen heeft er honderduizenden sigaren vervaardigd. In totaal met een lengte van 15 duizend kilometer. „Een goede sigaar brandt op al* een pijpie krijt", zegt Gerrit van Veen, onderwijl een zwaar sjekkie draaiend. Hij heeft welhaast altijd een bolleke sigaar op zijn werktafel liggen, maar hij zweert bij een zware Van Nelle. Desondanks maakten we een impressie van een man die gedurende vijftig jaren vele soorten tabak verwerkte tot een Corona, een Senoritas of een Bolknak. vonden gretig aftrek. Ook nu heeft hij geen klagen. Directeuren van ziekenhuizen en mensen van radio en televisie behoren tot zijn vaste klantenkring. Maar ook de consul van Turkije rookt Gerrit's bolknak, senoritas of carona. Gerrit's zoon was voorbestemd om leraar te wor den, maar dat liep anders. Want die zoon begon later ook met een eigen bedrijf, waar het machinepark heel wat moderner werd dat het mesje en het schaartje van Gerrit van Veen! Zo vader, zo zoon doet dus opgeld. Alleen hun werkwijzen ver schillen. Gerrit van Veen heeft nog een dochter, inmiddels zes klein kinderen (vijf meisjes en een jon gen), zodat de familie Van Veen ook het nageslacht geregeld heeft. Waarom zijn Van Veen's sigaren nu anders dan anders? „Omdat", legt Gerrit van Veen uit, „ik met pure tabak werk van de beste plantages ter wereld. Ik verwerk tabak uit In donesië, Brazilië (brasil) en Cuba (havanna). Deze laatste gebruik ik echter weinig, omdat het kwalita tief dé minste is. Elke tabak heeft zijn eigen smaak, elke fabriek zijn eigen melange. De tabaksoorten zijn te herkennen aan een biesje om de bladeren. Elk land heeft zijn ei gen kleur. Kameroendek heeft een geel biesje en Sumatradek een bruin biesje". Sjekkie Gerrit van Veen, opgegroeid tussen tabaksbladeren, heeft zijn hele le ven gerookt. Doch, hoe vreemd het ook klinkt, hij rookt het liefst zware shag! „Vroeger mocht je niet roken ik anders de gehele dag moeten doen", aldus Van Veen. Zijn vrouw Hendrika verzorgt hem dagelijks met het natje en het droogje. „Toen ik mijn vrouw leerde kennen woog ze nog geen honderd pond, nu weegt ze wel een ietsje meer", zegt Van Veen om zijn welvaartsstaat aan te duiden. Onderwijl dat de koffie wordt neergezet en opge dronken staan zijn handen niet stil. Snelheid daar gaat het om, dat wil zeggen doorwerken. Een muzikale kennis is bü Gerrit ook aanwezig. Zijn kennis van no ten heeft hij zichzelf aangeleerd. Heel vroeger had hij een accordeon, later bespeelde hij een orgel. „Mijn vrouw had een hekel aan de accor deon. Het was zo'n café-ding. Zelf kan ik niet goed buiten muziek". „Roken is niet zo best", stelt Van Veen, daaraan toevoegend, „maar het is ook weer niet zo slecht als ge zegd wordt. Hier komen doktoren, die mensen opereren die aan kan ker lijden. Deze specialisten roken ook. Als het dan zo slecht zou zijn, dan zouden die toch beslist niet ro ken. Ik rook vanaf de lagere school. Ik ben blij, dat er toen nog geen drugs waren. Ik ben verslaafd aan roken, maar niet aan de drank. Ik heb wel 15 kameraden gehad, ster ke jonge kerels, maar die vrijwel al lemaal door de drank geveld zijn. Ik ben nooit een uitblinker ergens in geweest, maar ik leef nog steeds. Toen ik mijn vrouw leerde kennen was ze nog geen 50 kilo, nu weegt ze wel iets meer". Hij zegt verder: „Wanneer de meester van de school mij nog eens terug zou zien, zou ik zeggen 'ik ben die domme jongen die niet kon leren, maar toch heel gelukkig en rijk geworden is"'.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1987 | | pagina 9