Heen bii vee. HOLTENS NIEUWSBLAD GEMMA BOUWMAN IN AADORP: ,,Ik geloof dat iedereen een tijdje op reis zou moeten gaan" DONDERDAG 12 JANUARI 1984 - 13 Eén van de fundamenten onder het huwelijk van Gemma Bouwman en haar man Frits is de blijkbaar onuitblusbare zwerfdrang die beiden bezielt. Voor ons een reden haar even uit te lichten uit de vele tientallen kunstenaars en kunstenaressen die in deze streek wonen en werken. Als ik op reis ben, zegt ze, voel ik mij vrij. Ik voel me pas echt vrij als ik geen toeristen zie die uit een bus rennen, foto's maken en lawaaierig en vooral snel weer verdwijnen. Daar ga ik van over de tong. Ik wil onderweg zijn, zonder invloeden van de bekende buitenwereld en onderweg ben ik beschouwend bezig. Ik sla wel op, ik doe er later wel wat mee. Het is trouwens ook nieuwsgierigheid, denk ik. Ik wil voelen wat al die mensen in al die landen voelen. Wij in onze westerse maatschappij voelen niet meer. Als mensen zichzelf zijn, zijn ze aardig. Als ze doortrokken zijn van onze westerse beschaving moeten ze zo nodig. Maar wanneer is een mens vrij? Ze woont in een semi-bungalow in Aadorp, haar man is supervisor bij Urenco en ze heeft twee kinderen: Knut van veertien en Asta van twaalf. In de vakanties dus, dan kan het. „Ik kom uit een groot gezin, drie zusters en vijf broers. Elke anderhalf jaar kwam er een maar ik heb een fijne vrolijke jeugd gehad. Dat was in Amsterdam. Er was saamhorigheid... stiekem uitknijpen naar feestjes en zo en dan mekaar beschermen en dekken Frits was al zeven en een half jar zeeman toen ik hem leerde kennen. Hij was boordwerktuigkundige op een vrachtvaarder. Ik denk dat ik jong getrouwd benik was eenentwintig omdat ik met hem mee kon naar zee. Dat leek me het einde. Samen met je man varen. Toen is het eigenlijk al begonnen, samen op stap. En dat hebben we, zodra we een gat zien, tot dusverre altijd volgehouden". Ze is stevig gebouwd, maar goed geproportioneerd en O O O O O beweegt zich soepel. Haar grote blauwe ogen hebben iets mystieks, haar dikke donkerblonde haar eindigt in een lange vlecht. Ze draagt een lange broek, in laarzen. „We hebben een half jaar lang samen gevaren. Duitsland, Engeland, Noorwegen, Zweden, Denemarken... Het toppunt van vrijheid, vooral als Frits Vanuit de kamer kijk je in de tuin. Slingerpaadjes, een paar bomen en veel struiken, grondbedekkers, een vijver met waterlelies, een bruggetje, een zitkuil met een open haard. Achterin een bijenstal en in het verlengde van het huis een langgerekte uitbouw: haar atelier met werktafels en een pers. „Ken je het Atlasgebergte in Marokko? Een sprookje. We willen er op een dag nog eens naar toe. Met een scooter kom je op plekken waar een toerist nooit heen zal gaan. Je rijdt daar, er is niks om je heen dan moeder aarde, helemaal niks, alleen rood zand. Opeens staan er vijf kamelen vóór jè scooter. Je stopt en zij staan ook stil. Je rijdt weer en zij lopen ook weer voor je uit. Je jaagt ze weg en je komt aan een rivier. Je kunt niet verder. En in de verte zie je militairen aankomen. Je bent hier niet, verboden terrein. Veel te gevaarlijk. Ja maar o, geen nood, je mag in de kazerne, je mag achterop de motor mee en je mag die nacht in de voortuin van de kazerne slapen. Eten kreeg je ook, je was gast. En nachtelijke bewaking. Allemaal gastvrije, lieve mensen. Je komt ergens in Turkije zigeuners tegen. Of we medicijnen hebben. Nee, die hebben we niet. Eén van de vrouwen tilt haar rok op en laat haar been zien. Ze heeft wat met dat been. Ik zie Frits nog door de knieën gaan en met een' geleerd gezicht dat been bevoelen. Weet je wat-ie zei? Je moet dat been goed in de zon houden. Nee, ze wilden er een aspirine op. Iedereen wou ineens aspirine. Dat was ook het enige dat we hadden. Begrijp je wat ik bedoel? Je ontmoet mensen die anders denken dan jij en anders mocht passagieren en wij, ver van de wereld, samen op een vletje door de gorden dreven. Wat we allemaal niet meebrachten van onze reizen! Je leerde mensen kennen die anders waren dan jij en anders dachten. Hun gastvrijheid Het toppunt van romantiek ook. Maar aan alles komt een eind, op een dag was het afgelopen. Frits moest gaan varen op de Middellandse Zee en die kapitein wilde geen vrouwen aan boord. Toen heeft hij afgehaakt en is aan de wal gaan werken. We gingen wonen in Amstelveen en later in Uithoorn. Maar onze zwerflust was niet bedwongen. We hebben nog plannen gemaakt voor een wereldreis met nóg een stel. Frits had er zelfs een huifkar voor ontworpen. Helaas. dat ging niet door. Een auto zagen we ook niet zitten. Een auto is een stuk blik. Je voelt je er in geïsoleerd van de buitenwereld. Dus namen wij een scooter. En zo gauw het even kon., weg! Tentje mee, het hoogst noodzakelijke mee en maar scooteren. Weer naar Scandinavië, de Noordkaap. door de Balkanlanden. Turkije, Perzië, Marokko We zagen wel, we deden maar, laten vallen zoals het valt. Nooit in een hotel, nooit op een camping. Buiten je wassen in een rivier of een beekje, potje koken in de zon. De natuur.mensen. dieren.planten.Nooit op een vaste plek. Door reizen krijg je een betere kijk op mensen, je krijgt meer respect voor andere volken. Ik geloof dat iedereen een tijdje op reis zou moeten gaan". op verboden gebied en je hebt toevallig geen visum. Dus terug en wegwezen. Ja, maar we hebben geen benzine genoeg. Geen nood, er komt een jeep en die hevelt via een slangetje benzine over. Alles goed, maar we hebben ook geen eten genoeg. Ook geen nood, er komt eten: brood met visjes. Of je rijdt ergens in Perzië. In de verte zie je Russische torens. Je zet ergens je tent op en daar komen militairen. Je mag voelen. Wij hier voelen niet meer, wij zijn niet blij meer. Tussen die mensen zijn wij dat wèl. Wat hebben wij niet allemaal nodig om gelukkig te zfjn of wat daar voor doorgaat? Alleen bij veel luxe willen we nog wel eens glimlachen Aan de wand tekeningen, schilderijen en etsen van haarzelf. Honderd dingen uit Noorwegen, Zweden, het Midden-Oosten, Corsica, Portugal, Sicilië. „Je bent ergens in een dorp bij Ankara. Frits zoekt in een winkel authentieke muziek en ik wil een paar prentbriefkaarten voor thuis. Een kring van mannetjes dringt om mij heen en begint aan mij te plukken. Ineens begint ergens een vrouw te schreeuwen. Ze schreeuwt iets van: „motor... fini. De mannetjes duwen haar weg maar ze blijft schreeuwen: motor fini motor fini.Ik voel m'n hart in m'n keel bonken. Ik denk: het is afgelopen met me. Dan., ineens... een enorme stofwolk en een vreselijke knal van een auto tegen een muur. Gillen en krijsen en daar ligt een klein meisje op de grond. En die vrouw alsmaar roepen motor fini.motor fini. Frits komt aandraven, hij begint mond-op-mond-beademing bij dat kind. Ik begin het verkeer te regelen. We krijgen het meisje in een nood-hospitaaltje. Frits gaat door met beademen en een dokter staat er een beetje verloren bij. Laat maar. zegt-ie, het kind is dood. Weet je wat ik denk? Ik denk dat die vrouw die steeds maar motor fini riep dat allemaal heeft voorzien en voorvoeld. Dat zijn nog mensen die met hun gevoelens hebben leren leven Haar werk. Gemma Bouwman heeft altijd al getekend en geschilderd, op de lagere school al. Ze hospiteerde als jong meisje op De Werkschuit in Amsterdam. Ze wilde naar de Rietveldacademie maar daar staken ze thuis een stokje voor. Ze bleef doorgaan, met papier, met textiel, creatief werken met mensen, lesgeven aan het Creatief Centrum en in het vormingswerk. „Je kunt ook al door die reizen veel doen, je kunt genoeg kwijt. Ik ben nu al een jaar aan het etsen. Kom maar mee". In haar atelier staan, hangen en liggen haar platen, haar naalden en afdrukken. Silhouetten van mensen aan het strand. Tien of twaalf zwarte vrouwen naast elkaar, starend met grote ogen die geen ogen zijn maar spiegels van angst of ontzetting. Een naakte vrouw en twee naakte jongetjes in een paradijs. Hoekige grijsblauwe bergtoppen. Een lotusbloem die uit een ei ontspruit. „Die lotusbloem en die bergen zijn geïnspireerd op een tocht door India die we de afgelopen zomer hebben gemaakt. Frits en ik hebben jarenlang samen gezworven voordat Knut en Asta kwamen. Sindsdien trekken ze met ons mee. Dit jaar dus door India. India is groots. Je kunt niet zeggen: dit of dat. Daarvoor zijn de indrukken te verschillend en te groot in aantal. We reisden van New Dehli naar de Himalaya. Tochten van dagen in gammele bussen, langs gasthuizen waar een druppelend pijpje uit de muur een douche is, met zijn vieren slapen op twee gevlochten bedden, door de hitte als vier vetvlekken, door dorpen waar de geur het midden houdt tussen mensenluchtjes, etensluchtjes -q— en rioolstank. Een voettocht door de Himalaya kilo's kiko's bagage op je rug, de kinderen ook, en een lucht die zo ijl is dat je na tien minuten op adem moet proberen te komen. Maar vrij... de vrijheid.de ruimte.Je bent met elkaar bezig en op elkaar aangewezen. Je bent één met de aarde, met de mensen, hun armoede en hun cultuur. Dat is wat wij zoeken en ook vinden". Ze heeft onlangs meegedaan aan een expositie in De Waag in Almelo. De gemeente Almelo heeft een van haar mooiste etsen aangekocht. Aan het einde van dit jaar zal er waarschijnlijk werk van haar hangen in het raadhuis van Vriezenveen. Want het werk gaat door, tien of elf maanden. Gemma in haar atelier, Frits bij Urenco. Maar als de vakantie in aantocht is begint het bloed te tintelen. Volgend jaar wordt het Madagascar. Geen Amerikanen in een toeringcar. Gemma zal opslaan en er later iets mee doen. „Ik heb nog niet verteld van de schipbreuk. Jazeker, een echte schipbreuk, man. Die leden we op onze laatste reis samen. Met de Bothniaborg van Wagenborg in Delfzijl. Dat was in het Kielerkanaal. We hadden juist zoudt geladen. Frits moest om vier uur op. Hij kleedt zich aan en plotseling klinkt een ontzettende knal. Onze schuit schudden en trillen als een juffershondje. Frits gaat meteen kijken. Het was een aanvaring met een Zweed. Ik wist niks beters te doen dat wat lekkers aan te trekken eri mijn tanden te poetsen. Zwemvesten aandoen, roept de stuurman. Iedereen aan boord heeft zo'n ding maar ik stond niet op de sloepenrol dus wist ik veel hoe dat moest. Is de vrouw al van boord, riep de kapitein. Nee, ik was er nog. Ik werd zonder pardon beetgepakt en in een sloep gezet. Hoepla. Weg met die meid. Vanuit de sloep zag ik Frits op het dek heen en weer rennen. Hij riep: Gempie. gaat het goed? En ik: Fritsie, pas je goed op jezelf? Nou. het duurde een paar minuten het schip werd zwaar van het water in het zout en even later was er alleen nog een pijpje te zien. We waren alles kwijt.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1984 | | pagina 13