„Huidige politiek doet sterk denken aan wat er in jaren dertig gebeurde' Econoom prof. Jan Tinbergen HOLTENS NIEUWSBLAD Foto's: NOL FRIjSTEEN Tekst: HENK DILLING DONDERDAG 17 MAART 1983 Jan Tinbergen studeerde natuurkunde in Leiden, zijn belangstelling voor sociale vraagstukken voerde hem echter in een ietwat andere richting. Werd in 19J>9 medewerker van het Centraal Bureau voor de Statistiek, hield zich bezig met conjunctuuronderzoek en werkte een paar jaar voor de Volkenbond in Genève. Was tien jaar lang directeur van het Centraal Planbureau. Tot zijn pensionering in 1973 werkte hij aan de Rotterdamse Erasmusuniversiteit als buitengewoon hoogleraar. Zijn activiteiten voor de Wereldbank en het adviseurschap van een aantal regeringen van ontwikkelingslanden heeft hij om gezondheidsredenen gestaakt. „Ik vond dat heen en weer reizen niet zo prettig meer". We praten over overeen komsten en verschillen tus sen de economische depressie in de jaren dertig en nu. „Bezuinigen is typerend voor de tegenwoordige poli tiek en dat doet sterk den ken aan wat er in de jaren dertig gebeurde. Alleen: in de jaren dertig was de situatie nog veel slechter. De lonen lagen een stuk lager en het zelfde gold voor uitkeringen. De misère was aanvankelijk veel groter dan nu. Maar toch, omdat die stagnatie langer en langer duurt, ko men er steeds meer punten van overeenkomst. Bezuini gingen moeten leiden tot een opleving, dat was ook de ge dachte van de regering-Colijn. Ik betwijfel of dat de juiste manier is om de crisis te bo ven te komen. De situatie voor deze crisis was natuur lijk een stuk beter dan die van pakweg vijftig jaar gele den. Dat wordt nu voor een deel teruggedraaid, ook om dat voor allerlei voorzienin gen geen geld meer is. Het kost steeds meer geld om de uitkeringen te kunnen blijven betalen. Dat heeft als conse quentie dat men een aantal verworvenheden op de tocht laat staan". Kan dat vermeden worden? En zo ja, hoe? „De meningen van de eco nomen lopen sterk uiteen. Er is een tijd geweest, zo tussen '45 en '70, waarin men had geleerd van de grote-vooroor logse depressie. In het alge meen was men onder de in druk van wat de Engelse eco noom Keynes heeft gezegd. Dat betekende dat in veel opzichten de politiek die hij toen voor de jaren dertig had aangegeven, en die pas later eigenlijk goed is doorgedron gen, werd toegepast. Dat werkte aanvankelijk behoor lijk. Op het ogenblik is de eensgezindheid tussen de eco nomen sterk verbroken. Je hebt nu een aantal verschil lende „scholen". Er zijn er die zeggen dat we een heel andere kant op moeten en die komen dan voor een deel juist weer terecht op die be zuinigingen. Welnu, ik zeg niet dat ik in alle opzichten tegen bezuinigingen ben want er zijn dingen die inderdaad wat al te gemakkelijk en al te mooi zijn opgezet in de ja ren zestig. Het geld kon niet op, bij wijze van spreken. Je moet natuurlijk goed weten wat het betekent voor met 'name jonge mensen, die net Een beetje deftige laan niet ver van het Haagse Binnen hof. Fier staan de herenhuizen wederom een generatie te overleven. Een laan die doet vermoeden dat het i.p.v. 1983, 1953 is. Het enige wat die illusie wegneemt is het klemmende, vrij modern uitgevoerde hekje voor een van de woningen. J. Tinbergen staat op het naambordje. De huishoudster doet open. Een krakende trap voert naar het werkvertrek van de gepensioneerde econoom. Deze ver ontschuldigt zich voor de her en der verspreid liggende boeken, „Ik neem mij iedere ochtend voor om de boel 'es op te ruimen". Een gesprek met professor Jan Tinbergen. klaar zijn met een opleiding, om geen plaats te kunnen vinden". Jonge mensen „Ik vind het psychologisch zó belangrijk dat jonge men sen aan de slag kunnen, dat voor mij het omlaagbrengen van de werkloosheid het be langrijkste punt is. Anderen vinden de inflatie en het be strijden daarvan belangrijker. Daar heb je het al: waar leg je het accent op. De regering en veel economen menen, dat de opleving pas weer zal ko men als de staatsfinanciën in orde zijn. In dat opzicht wijk ik af. Ik vind het niet zo be langrijk om die direct in orde te krijgen, het geven van een impuls aan het economisch leven acht ik belangrijker. Is de vraag natuurlijk: moet dat dan gebeuren door een apar te regering of juist op een hoger niveau? Het is geble ken uit datgene wat Frank rijk heeft geprobeerd, dat als zij het in hun eentje probe ren, dat niet gaat. Het gaat kennelijk alleen als je een aantal landen tegelijk iets laat aanpakken. Nu lijkt mij op dit moment de organisatie die daartoe nog het meest geschikt is, de Europese Ge meenschap. Die heeft een, wat je zou kunnen noemen, besluitvormingsapparaat en er is een zogenaamde com missie die op den duur, als Europa werkelijk één wordt, de regering moet worden. Dan bestaat er ook nog de raad van ministers, al heeft deze momenteel een beetje te veel invloed, op den duur zou dit de, noem het eerste ka mer moeten worden. Ik pro pageer de gedachte dat de EG het moet zijn van wie impulsen uitgaan". Wanneer je zo'n impuls wilt toedienen aan de economie, een opleving wilt bewerkstel ligen, welke soort van activi teiten vindt u, anno 1983, 1983, dan de meest geijkte? „We moeten ook letten op de Derde-Wereldlanden. Ook die hebben een groot wer kloosheidsvraagstuk. Ze heb ben dat zelfs al veel langer dan wij. Ook met hun belan gen moeten we rekening hou den. Ik ben van mening dat arbeidsintensieve bedrijfstak ken zullen moeten verhuizen naar die landen. Bijvoorbeeld de textiel. Maar ook de leder en houtindustrie zijn eerder geschikt voor ontwikkelings landen dan voor ons. Wij moeten het hebben van zoge naamde kennisintensieve be drijven. Wat dat betreft zit ten we op het goeie spoor: in Enschede bijvoorbeeld, daar is een T.H., een I.T.C. en on langs werd een bedrijfstech nisch centrum opgericht. De laatste stelt zich ten doel, kennis ter beschikking te stellen van kleinere bedrijven. Dat is een goeie gedachte. Het klein- en middenbedrijf hebben immers meer toe komst dan de hele grote be drijven. Het verspreiden van kennis ten behoeve van een nieuw soort werkgelegenheid. kens verzet. Een van de din gen die ze zijn gaan produce ren, is een combinatie van plastic en textiel, het zoge naamde boeclon. Een goeie vriend van mij heeft daar ge werkt, vandaar dat ik het produkt tot in de kleinighe den ken. In Twente ben ik een tijdlang bekend geweest omdat ik een periode werkne mers-commissaris by Stork ben geweest. Iets van de pro blemen heb ik aan den lijve ondervonden". Rode potlood De huidige regering is te Toen zei men ook: er is geen toekomst meer. Nu blijkt dat de spoorwegen zich weer uitbreiden, moeten ze de wagons bestellen in Aken. We hebben al een paar keer ervaringen opgedaan met het te vroeg sluiten van bedrij ven. Jaren later kwam de spyt. In Utrecht hadden ze vroeger electrische trams, in 1939 werden die vervangen door bussen. Nauweüjks een jaar verder, in 1940, was er dertussen betreedt zijn huis houdster het werkvertrek, ge wapend met een dienblad waarop dampende koppen thee staan. „In Twente viel me op dat een metaalbewer ker een veel hogere status genoot dan een textielarbei der. Dat was omdat de eerste een hogere graad van scho ling had. Maar ook het feit dat een metaalbewerker op den duur voor zichzelf zou kunnen beginnen zorgde voor dat hoger aanzien. Momen teel is er wel degelijk toe komst voor de metaalindus trie en juist weinig voor de de wereld als één geheel be schouwen dan is er wel dege lijk toekomst voor metaalver werkende bedrijven. Met de kennisintensieve bedrijven komt er dan een nieuw pak ket dat beter past in de te genwoordige Nederlandse of Europese situatie. De struc tuur van onze productie zal moeten veranderen". Ontwikkelingshulp Het vraagstuk ontwikke lingshulp is een item waar voor Tinbergen zich altijd heeft geïnteresseerd. De laat ste jaren keert steeds vaker de vraag: „Is ontwikkelings hulp werkelyk hulp?" terug. Hij: „Mijn antwoord daarop luidt: voor een deel wel. Niet altijd is de juiste techniek aan die mensen overgedra gen. Dat ze onder totaal an dere omstandigheden leven vergat men nog wel 'es. Mul tinationale ondernemingen moeten niet zomaar dezelfde techniek gaan toepassen in die landen als men hier ge wend is te doen. Er zijn een paar onderne mingen die zich dat goed re aliseren. Ik wil Philips noe men. Dat bedrijf heeft in Utrecht een proeffabriek staan waar ze processen uit proberen die beter passen bij ontwikkelingslanden. De fou ten die door een deel van de multinationale zijn gemaakt, zijn een leer geweest voor an dere concerns. Aan de andere kant ben ik van mening dat mensen in ontwikkelingslan den meer op eigen krachten moeten vertrouwen. Ze moe ten zichzelf afvragen wat er kan gebeuren om de toestand te verbeteren. Dat kan op verschillende niveaus. Op dorpsniveau bijvoorbeeld, door het aanleggen van een weg waardoor de producten makkelijker naar de markt gebracht kunnen worden. Op lands niveau wordt al moeilij ker, want vaak zyn de rege ringen niet de echte verte genwoordigers van de bevol king, eerder van een kleine bovenlaag. Het derde niveau is internationaal. En dan on derling, de zogeheten Zuid-Zuid-samenwerking. Die wordt natuurlijk bemoeihjkt door ruzies die er nu een maal onderling bestaan". Welzijn In zyn in samenwerking met prof. Pen in 1977 op de markt verschenen boek, „Naar een rechtvaardiger in komensverdeling", schrijft Tinbergen: „Het welzijn van alle mensen moet in beginsel gelijk zijn. Voorzover dit in feite niet het geval is moet de verdeling van het geldin- komen voor de correctie zor gen". De fenomenen welzijn, rechtvaardigheid en werk. Hoe kijkt hij, zes jaar na pu blicatie, daar tegenaan? „Iedereen moet zich happy kunnen voelen. Een mogelijk heid daartoe is een betere opleiding voor meer mensen, prettiger werk komt dan open te staan. Aan de andere kant - mensen die niet zo makkelijk leren, zijn aange wezen op handenarbeid, wor den minder groot in aantal, waardoor ze relatief betere lo nen zullen krijgen. Literatuur De titels van de imposante collectie in 's mans werkver trek wijzen erop dat hy voor namelijk Engelstalig werk leest. „Mijn vrouw leest wel Nederlandse literatuur maar ze is van mening dat er on der de Hollandse literatoren weinig talent is. Zelf lees ik geen Nederlandse boeken, het interesseert me niet". De schrijfster Barbara Ward, die zich veel heeft bezig gehou den in haar publicaties met de Derde Wereld, noemt Tin bergen een van de fynste vrouwen die actief waren in de beweging voor de Derde Wereld. Terwyl langzaam de sche mer haar intrede doet, geeft Tinbergen desgevraagd kort commentaar op een aantal „trefwoorden" die in snel tempo de revue passeren. Ka binet Lubbers: „Is myn rich ting niet, hè", Koningshuis: „Ze zeggen wel eens tegen me, jy zou toch eigenlyk een aanhanger van de republiek moeten zijn. Dan zeg ik: al leen als Beatrix president wordt". Amerika onder Re agan: „Hoe sneller die weg is hoe beter". Arnold Heertje: (breed grijnzend): „Is wel een aardige jongen...", Koot en Bie: „Die ken ik niet, bijna nooit bijn anooit televisie". Een glimlach speelt om de lippen van de econoom bij de vraag wie Jan Tinbergen is, zyn antwoord is kort: „O, eh.geen commentaar. Bakens verzetten geen benzine meer verkrijg baar, we waren door de Duit sers bezet. Moesten ze al die bussen gaan voorzien van houtstokersDat was een verschrikkelijk vieze boel. Ik denk dat de Utrechtse vroede vaderen spijt hebben gehad als haren op hun hoofd dat ze net op het verkeerde mo ment zijn overgeschakeld op bussen". Hy komt nog even terug op zyn Twentse periode. On textiel. Daar zult u misschien een vraagteken byzetten, maar als wij doen wat de commissie-Brand zegt in haar rapport, betekent dat dat er veel meer geld naar de Derde Wereld zal gaan en die men sen bij ons machines gaan bestellen. Ze hebben immers voor hun eigen ontwikkeling machines nodig die in de me taalnijverheid worden ge maakt. Wanneer we niet en kel aan ons zelf denken en „Ik heb nogal eens verwy- ten gericht tot de textielin dustrie, toen ze nog bestond, dat ze niet met haar tijd meeging. Ze hebben de ba kens niet verzet. En dat ter wyl het mogelyk was om het wel te doen. Laat ik u twee voorbeelden geven. In België is een bedrijf waarvan de mensen op tyd begrepen dat het voorby was met het pro duceren en uitvoeren van textielgoederen van hieruit. In plaats daarvan zyn ze tex- tielmachines gaan uitvoeren. By de produktie van machi nes hebben wij n.l. nog altyd een hoop kennis die ze in ontwikkelingslanden niet heb ben. Het andere voorbeeld betreft een bedrijf in Boekelo. Dat heeft ook op tyd de ba- snel met het hanteren van het „rode potlood" waar het gaat om het sluiten van be drijven? „Dat ben ik met u eens. Men moet goed oppassen met uitspraken van sluiting. In het verleden heeft men de produktie van tram- en spoorwegmaterieel stopgezet.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1983 | | pagina 9