„Dood is dood en leven doe je maar één keer" PETER FABER: On mmm HOLTENS NIEUWSBLAD - 20 JANUARI 1983 - PAG. 9 Er is een geluid dat hoort bij mensen die bezig zijn een schouwburgzaal te verlaten. Welnu, dat geluid dringt door in de kleine ruimte aan de achterzijde van het concertgebouw in Hengelo. Het publiek heeft het gezien, zal zonder twijfel wachten op het vierde programma van de man over wie het gaat: Peter Faber. De man zelf dient nog tot mei '83 het programma Wonderen te spelen. „Als ik in een primitieve samenleving zou hebben gewoond, denkik dat ikzo'n figuur was geweest, die de gesprekken van een avond bij het kampvuur zou zijn gaan spelen of parodieëren. Ik ben altijd een speler geweest". Een gesprek met Peter Faber. laatste geval dringt zich een vergelijking op met Freek de Jonge, al bootst Faber deze beslist niet na. „Ik krijg er zoveel energie van terug, van die show, dat ik na afloop eigenlijk nooit moe ben. De mensen gaan hun huis uit om jouw te zien spelen, ze zorgen dat ze oppas voor de koters hebben, ldeden zich ervoor, dat soort zaken. Ik denk daarover altijd na, daar krijg je ook veel energie door. Je moet de mensen dan ook iets geven, wat een maximum aan eigenheid in zich heeft. Dat hebben ze verdiend*. Film jNDANKS zijn practisch avond aan avond te spelen programma, vervult hij een rol in een nieuwe Neder landse film: Een zaak van leven of dood, naar het boek Zonder dollen van Hans Vervoort. Faber heeft ooit het genoegen mogen smaken, presentator van een filmprogramma te zijn geweest. „Ze vroegen me daarvoor. Ik dacht: dat doe ik wel even. Je kon dan na tuurlijk ook veel films zien, dat trok me wel. Wat me nog nooit is overkomen, ge beurde in die televisiestu dio, last van plankenkoorts. Het was werkelijk verschrik kelijk. Ik kreeg geen woord uit m'n strot. Daar hadden ze wel wat op gevonden; ze lieten de ampex gewoon doorlopen, hadden ze na verloop van tijd drie uur band. Nou, dat programma duurde maar 25 minuten, kun je nagaan wat voor presentator ik was. Het leek alsof ik dat heel gladjes aan elkaar praatte, in werkelijk heid zat ik te hakkelen. Hij noemt zichzelf iemand die zich vastbijt in dingen. Is hij erg ambitieus? „Of schoon ik bij hoog en bij laag beweer het absoluut niet te zijn, zit in mijn on derbewuste waarschijnlijk heid toch wel iets wat wijst op enige ambitie. Ik ben een figuur die zich volledig inzet bij wat ,ie doet. Hon- derd-en-één baantjes heb ik gehad, en toch heb ik me bij ieder baantje voor hon derd procent ingezet. Helpen Ik werkte ooit 's nachts als inlader van vrachtwa gens. Naar dat werk ging ik met de pest in m'n lijf toe, was ik er eenmaal, vond ik het ook wel weer leuk en deed ik wat ik kon. Dat werk deed ik net zo makke lijk als dit. Mijn sterrebeeld is weegschaal. Een van de eigenschappen die daar bij hoort is, dat je moeilijk nee kunt zeggen. Dat klopt in mijn geval. Als mensen me vragen om wat voor soort hulp dan ook, zal ik nooit nee zeggen. Als het moment van hulp bieden daar is, blijkt dat ik eigenlijk hele maal geen tijd heb. Of dat ik twee mensen zou moeten helpen op hetzelfde tijdstip, dat soort dingen. Ik heb nooit een oordeel over ie mand m de trant van: Gut, wat "een verschrikkelijke zak is dat eigenlijk. Nee. Ik zie altijd meerdere kanten van een persoon, dan denk ik: dat en dat mag dan niet helemaal goed zijn aan hem, maar hij heeft toch ook weer dit en dit. Ik heb me wel eens vreselijk zitten ergeren aan een aantal vrouwen. Ik woonde in die tijd in de straat waar op de hoek van vrouwencafé was gevestigd. Wanneer ik dan 's avonds met de auto te rugkwam kon ik daar nooit langs, dan stonden ze zo enorm agressief op die hoek de weg te versperren, alsof je een of andere boerenlul was of zo. Van mensen die een ander niet in hun waar de laten, daarvan raak ik in blinde drift. Lieden die zo nodig de baas over andere willen spelen. Ik heb zoiets eens met een regisseur mee gemaakt, die zak blies zo hoog van de toren en deed zo gemeen tegen de tech nici, dat ik hem, als ze me niet hadden tegenhouden, was aangevallen. We ston den toen op een flatgebouw, zes-hoog was het..." Roddel HET vloeitje wat hij reeds een kwartier tevoren uit het pakje heeft gehaald ligt nog immer roerloos op tafel, plotseling schijnt hij zich te herinneren van plan te zijn geweest om een siga ret te rollen. „Weet je", merkt hij op, sigaret in rechter mondhoek, „volgens mij is alles wat er over ie mand wordt geschreven, roddel. Al het geouwehoer over iets is roddel. In de geest van: Wist jij dit al? Wist jij dat al? Natuurlijk is er niveauverschil, maar ook al dat gezeur over politici in zichzelf enorm respecte rende bladen is voor mij roddel, geouwehoer. Als ze over mij lullen, okee, ze doen maar, ik vind het al leen voor mijn familie niet zo leuk". Dood In veel van zijn teksten keer het thema dood terug. Faber over dat onderwerp. „Ik ben er vertrouwd mee geraakt. Ben niet meer bang voor dat onwezelijke. Ik heb er mee leren leven, met de dood, al klinkt dat wellicht vreemd en para doxaal. Alleen de onvrijwil lige dood, bijvoorbeeld de dood vinden bij een explo sie of in een vuurgevecht, daar kan ik hysterisch van worden. Wist jij dat er in de afgelopen twintig jaar in Nederland en Belgié 100.000 kinderen zijn doodgereden? Van dat soort feiten raak ik hysterisch. Maar toch, on danks al dat soort trieste gegevens, moeten mensen zich niet laten platslaan. Ie der mens heeft iets in zich, de taak aan de persoon is, om daarmee iets te doen. Het leven is lang niet altijd lollig, maar wanneer je be sluit om het bijltje er bij neer te gooien, er een punt achter te zetten, ach, dan heb je jezelf daar niet mee, maar des te meer je naaste omgeving. De mensen die niet begrijpen waarom je het wonder wat in je zit, zo maar overboord hebt ge gooid en jezelf de dood in hebt gejaagd. Zo lang je ademhaalt, leef je, kun je dingen doen. Zo lang je hier op deze aardkloot rond stapt, en maar kankeren op sus, en maar kankeren op zo, maar wees er blij mee dat je het kunt. Dood is dood en leven doe je maar één keer". Voordat ,ie opstaat merkt ,ie nog op: „Zeg, we hebben toch niet te zwaar liggen ouwehoeren. de directeur, inmiddels een andere dan die ik bij mijn „vuurproef' tegenover me had, een verhaal over een gozer die De Vertroosting van Vondel ooit in plat Am sterdams had opgezegd Dat zijn op zo'n moment natuurlijk leuken dingen om te horen". Volgend jaar wordt de Amsterdammer veertig". Dat is dan zo'n moment waarop je even terugkijkt op je leven. Bij mij zit er een duidelijke lijn in, wel met de nodige zijtakken, hoor, maar toch... Zo'n vier jaar geleden deed ik in een jaar tijd, vijf films. Duel in de diepte, Proefkonijnen, Exit 7, Mijn vriend en Een vrouw als Eva. Na dat jaar heb ik gezegd: Nou kap ik er voor een tijdje mee, het werd me teveel. Ik wilde op basis van mijn eigen ideeën mijn brood verdienen, ook die gedachte speelde een rol bij mijn besluit. Maat 45, het eerste programma, wat een sensatie vond ik dat, alleen op de planken..." Eigen wereld Langzaam haasten werd zijn tweede show. Ook daar mee trad hij ruim 200 keer op. Avond aan avond, soms een vrije zondag. Hij: „Doordat het je eigen mate riaal is waarmee je werkt, houd je het vol. Je brengt je eigen wereld mee naar het theater. Het is net een diamant die je slijpt, steeds meer overbodigheid valt weg. Kijk, natuurlijk weet ik precies wat er dan en dan in de show moet ge beuren, maar toch, je for ceert het niet, je laat het komen. Niet één avond is hetzelfde". Faber is altijd ruim drie uur voor aanvang van de voorstelling aanwezig. Be langrijk noemt hij dat, „Daardoor wordt die schouwburg, dat toneel, een - stuKje van mii". In zijn laatste programma gaat hij als een jonge hond tekeer, in een razend tempo flitsen de teksten de zaal 1 in, balanceert hij over het podium op z'n één-wieler en geeft hij aardige staaltjes pantomime weg. In ruim twee uur maakt Faber dui delijk niet alleen een ko- miek te zijn, maar ook ie- mand die een ernstig onder- I werp niet schuwt, in het Ik ben opgegroeid in Am sterdam-Noord. Een beetje een druk mannetje, dat was ik in die tijd. De straat was de speelplaats. Ik had een beetje beruchte naam. Ach, je deed ook een hoop dom me dingen. Wat zoal? Nou, in Noord had je een dijk met aan weerskanten lan taarnpalen. Dan was het al tijd enorm leuk om zoveel mogelijk lampies stuk te gooien. Je was zo in je spel letje verdiept, dat je niet in de gaten had dat er een agent achter je stond. Raakte je verzeild op het bureau. Het verschil tussen goed en kwaad heb ik nooit zo goed kunnen onderschei den. In die tijd reden de mensen nog met paard en wagen. Dan gingen wfj de paardedrollen oppakken en die tegen winkelruiten aan gooien. Die poep droop dan zo heerlijk langzaam naar beneden. Leuk was het ook om uit te maken wie het best kon mikken. De kunst was het om zo precies mo gelijk door geopende raamp jes te mikken. Ja, het poli tiebureau was bekend ter rein voor me". Toneelschool Faber kwam terecht op de U.L.O., zoals dat toen nog heette. „Daar kenden ze me natuurlijk ook wel, ik mocht nooit meedoen aan iets cultureels, ik verziekte de boel alleen maar. Na die U.L.O.-tijd probeerde ik om op de toneelschool te ko men. Ik ging er voor een gesprek naar toe, stond ik daar zeiden ze tegen me: „Nou, jongen, zeg maar ,es een gedicht op. Zeg ik: Ik dacht dat dit een kennisma kingsgesprek zou worden. Enfin, het enige gedicht dat ik uit mijn schooltijd uit het hoofd kende, was De Vertroosting van Vondel. Dat 'heb ik voor de heren opgezegd. Nooit meer iets gehoord". Bij toeval kwam hij toch nog met toneel in aanra king. „De laatste keer dat ik naar de kapper ging, zag ik in een krant een adver tentie, er werden ama teur-toneelspelers voor het openluchttheater gevraagd. Waarom niet, dacht ik. Wil- leke van Ammelrooy speel de ook mee in het eerste stuk waarvoor ik me had opgegeven, Midzomemacht- droom was dat. Ik speelde Oberon. Via via kwam ik terecht op een pantomime cursus. Je moest echt alles tegelijk doen; jongleren, rij den op één-wielers, noem maar op. Tot mijn- 22ste heb ik dat gedaan. Daarna ben ik les gaan geven in dat jongleren en fietsen. De eerste Nederlandse pantomi- meschool werd in die dagen net gesticht". Werktheater Samen met een groepje andere enthousiastelingen richtte Faber op z'n 24ste het Werktheater op. „Nadat we een tijdje met het Werk theater hadden gedraaid, ben ik nog 'es teruggegaan naar die toneelschool, op uitnodiging voor een gezel lig praatje. Hoorde ik van

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1983 | | pagina 9