Kleine man en grote zee
GEZONDHEIDSFEUILLETON
Vleermuis is enige
zoogdier dat vliegt
FIETS
OP DE
TREIN
naar D. Geldrop (in 1891) deze spotprent. Toen
stond Naatje nog op de Dam in Amsterdam.
Kritiek tegen het optreden hoe en waar dan
ook van de politie is heus niet van deze tijd.
Bijna negentig jaar geleden maakte de teke-
HOLTENS NIEUWSBLAD - 16 MEI 1980 PAO. 9
Hij is de schrüt, maar ook de hoop van heel wat jonge
moeders en de vertrouwde toevlucht van vele bejaar
den. Want hij „knipt" de amandelen en hij geeft red
ding van het tegenwoordig haast onzichtbare gehoor
apparaat. Deze twee onderdelen van zijn belangrijke
werk zijn bij het publiek het meest bekend: hij is de
KNO-arts, de keel-, neus- en oorspecialist.
specialismen. Om bj het hoofd
te blijven: er kwamen gespecia
liseerde oogartsen, oorartsen en
keelartsen. Maar al gauw merk-
Al miljoenen jaren komen vleermuizen in ongekende aan
tallen en onvoorstelbare verscheidenheid op aarde voor. De
bakermat der vleermuizen moet waarschijnlijk gezocht
Dfe vleermuissoorten in deze gebie
den (betrekkelijk gering in aantal;
sléchts tientallen soorten op de
circa duizend bekende vormen)
hebben zich aan het koelere kli
maat van onze windstreken kun
nen aanpassen, dankzij hun ver
mogen tot winterslapen. Het ver
mogen tot winterslapen, dat alle
inheemse vleermuissoorten ken
nén, bestempelt ze tot zeer bijzon
dere dieren. Immers, slechts weinig
zoogdieren, zoals de Egel, Hamster
en dergelijke, zijn hiertoe in staat.
Er is overigens nog meer bijzonders
aan deze dieren. We hebben im
mers bij vleermuizen te maken met
de enige groep zoogdieren, die tot
vliegen in staat is. Men rekent
vleermuizen tot de groep der
Handvleugeligen. Deze dieren zijn,
dankzij het bezit van zeer lange tot
dunne baleinen uitgegroeide vin
gers in een vliesdunne vlieghuid,
uitermate behendige vliegers.
Tenslotte bezitten veel vleermui
soorten, waaronder alle Neder
landse, d& mogelijkheid om zich
met voor ons onhoorbaar geluid te
oriënteren (sonar). Het door de
vleermuizen uitgestoten geluid,
worden in tropische gebieden; vanuit de tropen hebben zij
zich in de loop van hun ontwikkeling verspreid over de
gematigde klimaatgebieden.
invloeden, zoals kleine wijzigingen
in het klimaat, die een verandering
in hun aantal kunnen teweegbren
gen. Van de 17 inheemse vleer
muissoorten is er een aantal nage
noeg verdwenen (o.a. de Grote en
de Kleine hoefijzerneus) en zijn an
dere soorten duidelijk in aantal
achteruit gegaan. Slechts een paar
soorten kunnen een bepaalde be
volkingsdichtheid handhaven of
gaan wellicht wat in aantal vooruit.
Over levenswijze, voorkomen etc.
Hieruit blijkt, dat er inderdaad een
hele reeks soorten is, waarmee het
slecht is gesteld.
De regering heeft de inheemse
vleermuizen in 1973 wettelijk tot
beschermde diersoorten verklaard.
Dit houdt in, dat deze dieren niet
mogen worden gevangen of ge
dood. Verder is het verboden
vleermuizen in bezit te hebben of te
koop aan te bieden. Ook mogen ze
niet worden verontrust, wat wil
zeggen, dat men ze niet in schuil
plaats mag storen. Tenslotte is het
niet toegestaan dode of geprepa
reerde vleermuizen of onderdelen
ervan te bezitten of te koop aan te
bieden.
Voor veel mensen lijkt het niet
zo fijn, naar de KNO-arts te
gaan, want niets is zo griezelig
•als de gedachte dat er straks
misschien in het hoofd wordt
gepeuterd. Het onderzoeken
van een been, een arm of een
schouder, dat gaat nog, maar je
oren en je neus, zelfs je keel, dat
is andere koek. Daarvoor wil in
de wachtkamer van deze specia
list nog wel eens gezucht en ge
bibberd worden. En als het dan
achter de rug isblijkt het al
lemaal best te zijn meegevallen.
Voor wie nu niet zo'n erge held
is, betekent misschien het
eerste bezoek aan de KNO-arts
wel even wennen aan die „enge"
spiegel op het voorhoofd van de
dokter en de halfdonkere be
handelkamer. Die spiegel, ooit
aanleiding tot talloze gete
kende doktersgrappen, is ech
ter een onmisbaar instrument
voor deze specialist. Het terug
kaatsende scherpe lichtbundel
tje maakt zijn onderzoek van de
donkere hoofdholten mogelijk.
Maar er zijn nu ook andere ap-
paraturen ontwikkeld. Kleine,
onopvallende, maar voor de arts
zelf heel ingenieuze elektrische
apparaten met een lange, dun
ne, lichtgeleidende zogena
amde glasvezelsslang en een
fijn, potloodvormig lantaarntje
aan het einde, maken het de
dokter mogelijk makkelijk in de
neusholten te kijken. De kleine,
krachtige lichtbundel is boven
dien nog draaibaar zonder dat
het naar binnen geschoven lan
taarntje beweegt, zodat hij het
kleinste hoekje goed kan bestu
deren. Bij verdoving doet dit
onderzoek geen pijn en dat is
rustgevend voor de patiënt.
Keel, neus en oren staan zozeer
met elkaar in verbinding, dat
één specialist ze alle voor zijn
rekening moet nemen. Het ene
orgaan kan het andere sterk
beïnvloeden. Kinderen kunnen
bijvoorbeeld aan een altijddu
rende neus verkoudheid lijden,
terwijl in feite de keelamande-
len de oorzaak vormen. Het ge
hoor kan er onder lijden wan
neer er iets in de voorhoofd
sholte boven de neus aan de
hand is. En zo is er meer.
Heel lang, wel tot in de vorige
eeuw, waren er dokters-voor-
alles. Wel waren zij langzamer
hand gaan werken in drie groe
pen: de inwendige geneeskun
de, de heelkunde (chirurgie) en
de verloskunde. Maar langza
merhand, mede door de wetens
chappelijke ontwikkelingen,
werd het mogelijk om op ver
schillende terreinen meer ken
nis te vergaren en zo ontstonden
Het aantal stations tussen
welke het vervoer van fietsen
mogefijk is, wordt per 1 juni
aanzienlijk uitgebreid: van 135
naar 246 stations! Teveel om
hier op te noemen. Ze staan op
pagina 28 en 29 van het nieuwe
spoorboekje. Enkele trajecten
zijn van dit vervoer uitgesloten.
Ook gelden beperkingen tijdens
de spitsuren. Raadpleeg hier
voor het boekje Fiets en Spoor
dat gratis aan de loketten ver
krijgbaar is.
dat ver boven onze gehoorgrens
ligt, kaatst gemakkelijk terug van
vaste en bewegende voorwerpen.
Door middel van deze geluiden kan
de vleermuis vaststellen, wat de
aard van het terugkaatsende op
pervlak is, waar het zich bevindt en
of het beweegt.
Ondanks deze uitzonderlijke kwa
liteiten heeft de mens tot nu toe de
vleermuis nauwelijks met enige
waardering behandeld. Integen
deel, van oudsher heeft men deze, 's
nachts aktieve, ietwat geheimzin
nige dieren gezien als min of meer
gevaarlijke wezens.
Tot betrekkelijk kort geleden be
schouwde men vleermuizen zelfs
als vertegenwoordigers van dui
velse machten of als geesten die
men meed als de pest.
Ze werden, als het even mogelijk
was, massaal vernietigd of, om
kwaad met kwaad te bestrij den aan
de voordeur gespijkerd. Gelukkig
behoren deze handelwijzen nu
vrijwel geheel tot het verleden.
Resten nog de onuitroeibare voor
oordelen, dat zij ons pardoes in de
haren zouden vliegen en dat zij be
hept zouden zijn met ongedierte,
dat gemakkelijk op de mens kan
overstappen. Afschuw en plaatse
lijke vernietiging zijn nu vervangen
door veel ernstiger bedreigingen.
Aantastingen van ons en hun mi
lieu op voorheen ongekend grote
schaal heeft geleid tot een schrik
barende teruggang van de vleer
muisstand in Nederland en in de
ons omringende landen.
Onder invloed van allerlei aantas
tingen van het vleermuismilieu
heeft de vleermuisbevolking in Ne
derland zich over het algemeen on
gunstig ontwikkeld. Bovendien
zijn er ook nog niet geheel bekende
ten zij, dat keel- en oorartsen op
eikaars terrein kwamen en dat
de oogheelkunde een heel ander
„vak" was. Toen de specialis
men echt van de grond kwamen,
dienden zij natuurlijk ook op de
universiteiten te worden on
derwezen. Er ontstond nu een
hele diskussle: moesten keel- en
oorartsen samengaan of zelf
standig blijven? Tenslotte
kwam men tot het besluit dat zij
zouden samengaan en dat ook
de neus tot hun terrein behoor
de. Zo kregen wij de keel-, neus
en oorarts. In Nederland begon
de Leidse universiteit in 1877 als
eerste met de opleiding. Daar
werd de oogarts prof. D. Doyer
de eerste hoogleraar in de oog
heelkunde. Ach, wat is er veel
veranderd, sinds de KNO-arts
zijn intrede deed!
Ja, onze grootmoeders weten
het nog best, hoe het bijvoor
beeld vroeger ging met dat zo
gevreesde „amandelenknip
pen"! Het kind werd efficiënt en
veilig met armen en benen vast
gebonden op de behandelstoel,
het mondje werd vlug openge
broken, de schaar deed knip
knip en dan was het brullen ge
blazen, terwijl moeder haast
van haar stokje ging omdat zij
bloed zag. Jaja, dan was de
goede dokter de boemandie
niettemin het kind van heel wat
narigheid redde. Tegenwoordig
gaat dat heel anders. Niet, dat
de specialisten zoveel aardiger
zijn dan vroeger, maar zij heb
ben meer geleerd over de nood
zakelijkheid een patiënt ook
psychisch anders te behandelen
en zij hebben veel meer
technische mogelijkheden. Nu:
eerst eens wat babbelen met
moeder én kleuter, kind in een
lekker stoeltje zetten en dan
(dikwijls) een leuk kleurboekje
mee naar huis, met plaatjes van
het ziekenhuis en hoe de dokter
„eventjes iets in het keeltje doet
om jou beter te maken", wat la
ter „heel fijn" zal zijn voor „niet
meer die nare verkoudheid". Bij
de latere behandeling krijgt het
kind van de anesthesioloog
(narcosedokter) een klein roes
je, beetje pijn komt later pas en
voor moeder is er niets grieze
ligs meer aan. Dokter is hele
maal geen boeman, dokter is
lief. Nee, zegt de KNO-arts, wij
„knippen" geen amandelen
meer, wij pellen ze uit hun
„dop", het bindweefselkapsel
waarin zij vastzitten. Bij dat af
knippen konden ze nog wel eens
aangroeien en daaruit is het
sprookje ontstaan dat knippen
„dikwijls tóch maar eventjes
helpt en dat je een kind daar
voor die narigheid niet mag
aandoen". Losgepelde en weg
genomen amandelen groeien
niet meer aan. „Op zichzelf is
dat amandelenpellen niet zo
erg", zegt de dokter, „maar de
napijn is vervelend, vooral voor
volwassenen. De wondjes wor
den niet gehecht in de keel en
moeten dus even open gene
zen."
Niet altijd staat die vervelende
kinderverkoudheid, in goed
Nederlands vertaald met „dat
eeuwige snotneusje", in ver
band met gezwollen of slecht
funktionerende amandelen.
Dat natte neusje is een typisch
moederverdrlet. Daarom leert
zij de peuter zo gauw mogelijk
flink snuiten in de zakdoek. De
moderne neusarts heeft 't daar
niet erg mee op. Normaal be
hoort neusvocht (dat er altijd is)
ongemerkt bij groot en klein
binnenwaarts via de keel naar
de maag te worden afgevoerd.
Daarvoor heeft de mens een met
zeer fijne trllhaartjes gevoerde
doorgang. Deze microscopisch
kleine haartjes geven een
zwiepbeweging naar één kant:
binnenwaarts. Snuit men nu de
andere kant op (door de neus
naar buiten), dan neemt de door
verkoudheid ontstane zwelling
van het neusslijmvlles steeds
toe. Daarom adviseert de spe
cialist: niet zoveel snulten. Veel
beter is het, dat het kind de neus
gewoon flink ophaalt en het
slijm doorslikt. Er móét er be
paald worden gesnoten (dit
geldt ook voor volwassenen!),
dan nooit door één neusgat te
gelijk, want het snuit-persen
door een dichtgeklemde neus
forceert de gelnfekteerde neus
holte teveel en doet ook de zwel
ling van de slijmvliezen vererge
ren. Nu is een goede raad nooit
weg, maar in onze nette samen
leving is neusophalen heel on
behoorlijk en ook niet smakelijk
om te horen en te zien. Dus;
„Daar begin ik niet aan", pro
testeren niet alleen moeders
van jonge kinderen, maar ook
volwassenen voor zichzelf. De
denigrerende uitdrukking
„Haal op die wekker" is de we
reld nog niet uit! De dokter
lacht fijntjes: „Trompetteren in
een zakdoek is ook geen smake
lijk gebeuren. Waarom niet ge
woon een zakdoek gebruikt
voor het fatsoenlijk ophalen van
de neus?,, Tja, dat is het ei van
Columbus! Maar infekteert
dat verkoudheidsslijm dan de
maag niet? Helemaal niet, zegt
de dokter, de maag kan die bak-
terieén uitstekend verslaan.
Bovendien, slijm is niet vies, het
is een inwendige lichaamsaf
scheiding, dat langs de normale
weg verdwijnt.
Amandelen pellen en neiisver-
koudheden bestrijden zijn na
tuurlijk maar onderdelen van
het werk, dat de KNO-arts ver
richt. Hij is ook de man die de
keel-, neus- en dikwijls zeer ge
compliceerde ooroperaties
doet. Zijn vak is voortgekomen
uit de chirurgie en de genees
kunde samen. Ook de mogelijk
heden voor deze vaak heel moei
lijke operaties zijn geweldig
toegenomen, vooral toen de
operatiemicroscoop, die het
operatiegebied tientallen ma
len vergroot, was uitgevonden.
De KNO-arts doet al zijn oor
operaties via deze microscoop
en kan daardoor opmerkelijk
meer verrichten dan vroeger,
ook omdat hij kleine bijzonder
heden nu veel beter kan zien en
onderscheiden. Ook bij het on
derzoek naar doofheid en hard
horendheid geeft de moderne
apparatuur veel meer kansen.
Dankbaar is de dokter voor de
prachtige moderne gehoorap-
paraatjes, vindingen, waaraan
zijn tak van wetenschap steeds
heeft meegewerkt. Vroeger was
voor een bejaarde met „ouder-
domsdoofheid" de gang naar de
oorarts heel wat zwaarder dan
nu. Want dan kwam er zo'n rare
hoorn of soeplepel, als het „Wat
zegt u?" teveel werd. Later was
men al een beetje erkentelijk
voor het gestuntel met batte
rijenapparaten, maar nu is het
smalle halve maantje achter de
oorschelp de ware uitkomst.
Waarom is dat nu zo vreemd
met dat gehoorapparaat: men
schaamt zich er nog voor, terwijl
een bril, ronduit wijzend op on
voldoende oogwerking, zo ge
woon is? Omdat meestal niet-
aangeboren verminderd gehoor
een ouderdomsverschijnsel is.
Daarom duurt het heel vaak
ook te lang, eer een oudere tens
lotte de KNO-arts zijn of haar
„geheim" van hardhorendheid
durft toe te vertrouwen. En hoe
zit dat nu met slechthorende
(gehoorgestoorde) kinderen?
Worden zij nóg alleem maar
voor „dom" versleten in de
klas? Nee, want ook de school
artsen gaan meer en meer op het
gehoor letten. En wat voorna
mer is: rondom de 9de maand
wordt tegenwoordig het gehoor
van een kind al getest. Bij de
zuigelingenzorg. Op die leeftijd
zal een baby met goede oren,
met wie gezellig wordt gespeeld,
Ineens opkijken wanneer achter
hem of haar een helder tinkelge-
luidje wordt gemaakt Eerder
kan het kind nog niet genoeg
zijn geboeid door speelgoed en
later zal het daardoor juist te
veel zijn geboeid om zich te la
ten afleiden. Nog één vraag aan
de dokter: hoe komt het toch,
datje bij het tv-kfjken een spre
ker of zanger die close-up in
beeld Is, zoveel beter verstaat
dan wanneer hij bvij onderan-
derde geluidssterkte naar de
achtergrond verschuift? „Om
dat u bij close-up ook de lippen
ziet bewegen, want elk mens
kan zonder het te weten een
klein beetje llplezen. Het zijn de
medeklinkers, die wat hoger in
toon liggen, die ons in het geluid
het eerst ontgaan, maar die
worden juist duidelijker ge
vormd door de llpbeweglng."
Dank u wel, dokter!.
i