Om dat kleine plekje onder de zon Alpha-hnlpverlening van de baan HAAL Het probleem van de woonwagenbewoners HOLTENS NIEUWSBLAD - 7 OKTOBER 1977 - PAG. 13 Brochure De Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijke Dienstverle ning en Samenlevingsopbouw „Humanitas" heeft dezer dagen een brochure uitgegeven, die in haar eerste deel het woonwage- nwerk in een historisch perspec tief plaatst om vervolgens in te gaan op hetgeen er na 1968 - het jaar waarin de zorg voor deze groep gestalte kreeg - ge beurde. Ket werd het verhaal „om dat kleine plekje onder de zon" zoals de titel luidt. Zo omstreeks de eeuwwisseling begon de landelijke overheid te overwegen om in het kader van de bestrijding van landloperij en bedelarij maatregelen te treffen, die de trekkende bevolking in het gareel zou kunnen houden. Zo tussen 1910 en 1918 werd over deze kwestie hevig gediscu- sieerd. Het duurde nog tot 1918 maar toen was het dan ook voor elkaar, toen kwam de Wety op de Woonwagens en Woon schepen tot stand. Want er werd niet alleen met wagens maar ook met woonschepen getrok ken. Er werden kampen ingericht en de politie kreeg meer vat op de bewoners; maar van enig sociaal beleid was geen sprake, goedwil lende gemeenten uitgesloten, maar die kregen, vooral in het winterseizoen, dan ook een grote toeloop van woonwagenbewo ners. Er waren gemeenten waar men bij de afgifte van een bon netje voor brood en brandstof de voorwaarde stelde dat de woonwagenbewoner ogenblikke lijk de gemeente zou verlaten. Met het invoeren van de Wet van 1918 meende men destijds een regeling geschapen te heb ben, die aan allerlei problemen rond de woonwagenbevolking een einde zou maken. In de praktijk is daar echter niets van terecht gekomen. Reeds vóór 1940 gingen er stemmen op, die een wijziging van genoemde wet bepleitten, doch het zou nog tot 1948 duren... want in de bezet tingstijd hadden we andere zor gen aan de kop. In 1948 richtte de R.K. Vereniging van Woon- wagenwerk zich met een nota tot de Minister van Justitie. Zij gaf daarmede de stoot tot de instelling van een speciale sub commissie van de Staatscom missie Vervanging Armenwet, die de koe goed bij de horens vatte. Haar hoofdgedachten wa ren: een trekverbod, concentra tie in per provincie aan te wij zen kampen, behoorlijke mate riële voorzieningen, voldoende toezicht en onderwijs voor de jeugdige woonwagenbewoners. In de brochure wordt omstandig geschetst hoe de toen op gang gekomen ontwikkeling zich richtte op concentratie van de woonwagenbewoners naar regio nale kampen, die in 1968 in de nieuwe Woonwagenwet gestalte kreeg. De filosofie, die aan het beleid sinds 1968 ten grondslag ligt, kan als volgt omschreven wor den: De woonwagenbewoners moeten normaal kunnen func tioneren binnen de 'samenleving. ZU moeten gebruik kunnen ma ken van alle voorzieningen en mogelijkheden, die voor ledereen bestaan. De gemeenten aan wie de uit voering van de nieuwe wet was toevertrouwd zouden in de vorm van gemeenschappelijke regelin gen regionale centra inrichten. Voor de rentabiliteit van de in vesteringen werden rekensom metjes gemaakt, maar de woon wagenbewoners werden niet by het rekenen betrokken. Er ontstonden regio's, die va rieerden van 5 a 6 tot 20 a 30 gemeenten. In Friesland ging men zover, dat men meende te kunnen volstaan met één cen trum voor de gehele provincie. Vastgelopen Door tal van omstandigheden liep de praktijk van het concen tratiebeleid falikant uit. Men kan zich de vraag stellen waarom binnen enkele jaren een officieel bij de wet geregeld be leid zó is vastgelopen. Daarvoor worden in de brochures een groot aantal oorzaken genoemd. De rijksoverheid schrok zodanig van wat zij zag en hoorde, dat de toenmalige minister van CRM al in 1972 stelde dat de regionale centra niet al te groot mochten worden. In 1974 kwam een wijziging van artikel 10 van de woonwagenwet tot stand waardoor de mogelijkhe den tot het verkrijgen van een standplaats buiten het centrum werd verruimd. Tevens werd door de woonwagenbewoners een beroepsmogelijkheid in de wet ingebouwd. Het gevolg was dat menige aanvrage om elders standplaats te mogen innemen bij de gemeenten op tafel kwam. Bijna altijd werd hierop afwijzend beschikt: in beroep werden echter steeds meer aan vragen toegekend. In 1975 verscheen een interde partementale nota inzake het woonwagenvraagstuk. Deze nota kreeg een tegenhanger in de nota „Wonen op Wielen" ge schreven door medewerkers van de universiteit van Nijmegen onder leiding van prof. M. van Beugen. Vele gemeenten gingen zich nog sterker afeetten tegen het verle nen van medewerking aan een oplossing, maar het balletje was aan het rollen gebracht. Mede onder invloed van de sociale wetenschappen zyn er de laatste jaren nieuwe inzichten ontstaan. We laten het woord verder aan de brochure: Ook de rijksoverheid kan bij het vorm geven aan het beleid voorbijgaan aan de nieuwere we tenschappelijke inzichten. Dit heeft er toe geleid, dat het con centratiebeleid, dat in de wet van 1968 ten aanzien van de sterk afgenomen mobiliteit van de woonwagenbewoners (mede ten gevolge van ook bij hen bestaande hogere eisen aan woonruimte en comfort) ls een specifiek op een trekkende bevolking afgestemd leerplan overbodig. De ln aanmerking komende scholen en ouder commissies zullen bij plaatse lijke voorlichtingsactiviteiten betrokken moeten worden. Tot zover deze greep uit het werk, dat verricht moet worden. Er komt véél bij kijken. En toch, de woonwagenbewoner vraagt niet om veel: hy vraagt slechts, voor hem en voor zijn gezin.... Dat kleine plekje onder de zon ten op die centra sterk afne men en hopenlfjk tot het ver leden gaan behoren. - Op een kleinere stand plaats/subkamp is de woonwa genbewoner naar de samenle ving toe kwetsbaarder dan op een centrum, waar hij baas in eigen huis is. De samenle- vingsvoorwaarden zullen dui delijk gemaakt moeten wor den: enerzijds zullen eisen ge steld en plichten geregeld moeten worden, anderzijds zul len ook de rechten duidelijk moeten zijn. Woonwagenbewo ners zullen ook weerbaar moe ten zijn tegen een niet vrien delijke ontvangst op een nieuwe standplaats. De leerplichtige jeugd dient geplaatst te worden op be- woonwagenbevolking werd vast gelegd, definitief werd omgebo gen in een deconcentratiebeleid door een wetswijziging in 1977. die aan de gemeenten weer de verplichting oplegt standplaat sen voor woonwagens aan te wijzen. Deze wetswijziging, die gepaard gaat met een wijziging in het denken over minderheidsgroepen in de maatschappij, biedt een goed uitgangspunt voor een ontwikkeling die èn de woonwa genbewoners èn de maatschappij der „burgers" ten goede kan komen. Daarbij gaat het met name om de normalisering van de onderlinge betrekkingen, met erkenning van de eigenheid van de woonwagenbevolking. Werk aan de winkel Een nieuw beleid brengt nieuw werk mee En dat werk zal moe ten worden verricht door bur gers en woonwagenbewoners ge zamenlijk. Niemand heeft de wijsheid in pacht Gepoogd moet worden in behoorlijk sa menspel goede oplossingen voor tal van zaken te vinden. Het gaat daarbij om het volgende - Gestreefd moet worden naar een doorbreking van het iso- Er wordt ook nuttig werk ver richt. lement van de woonwagenbe woners t.o.v. de rest van de samenleving. Met name wan neer plaatselijk vraagstukken van deconcentratie van de centra aan de ordQ komen, zal via een reële voorlichting, waarbij woonwagenbewoners betrokken moeten zijn, de weg naar een vreedzame coëxisten tie gebaand moeten worden. De daarvoor in aanmerking komende buurt(en) zullen be trokken moeten worden bij de voorbereidende werkzaamhe den; dit geldt in gelijke mate voor allerlei plaatselijke instel lingen, waarvan de woonwage nbewoner gebruik zal gaan maken. - Nieuwe standplaatsen/sub kampen dienen planologisch goed gekozen te worden: niet op de vuilnisbelt, niet ver van de bewoonde wereld. Er zullen goede ontwerpen voor nieuwe vestigingsplaatsen met een behoorlijke accommodatie ontworpen moeten worden. Er dient een goede, van de woon ruimte gescheiden, werkruimte voor „handel" (bijv. autosloop) aanwezig te zijn. Overeenstemming tussen de Staatssecretarid van CRM, W. Meyer, en de instellingen voor gezinsverzorging over de invoe ring van alpha-hulpverlening kon worden bereikt, omdat met hetzelfde geld meer mensen zouden kunnen worden gehol pen. Daarom zou 1 juli jl. min of meer een historische dag zijn geworden. Op die datum nl. zou een begin worden gemaakt met de invoering van de zogenaamde alpha- hulpverlening. Een artikel hier over verscheen enige maanden geleden in dit blad. De gezinsverzorging heeft er al vanaf het prille begin* geen ge heim van gemaakt dat een ak koord over de invoering van de alpha-hulpverlening niet werd bereikt om het budgettaire tekort in te lopen van het Ministerie van CRM. Veel meer was de reden voor akkoord dat met hetzelfde beschikbare geld - waar in ons land zuinig mee moet worden omgesprongen - meer mensen kunnen worden geholpen. Op grond van het overleg dat, volgens de Staatssecretaris, tussen hem, de vakbonden en het Ministerie van Sociale Zaken zou zyn ge voerd. kon bij invoering van alpha-hulpverlening één uur traditionele hulp in 1,8 uur be taalde vrywilligershulp worden omgezet. Hoop en tevredenheid echter over het bereikte akkoord om trent de invoering van de alpha-hulpverlening hebben bij de instellingen voor ge zinsverzorging plaats moeten maken voor teleurstelling en verontwaardiging. Verontwaardiging is er. omdat gebleken is dat het overleg tus sen Staatssecretaris, Ministerie van Sociale Zaken en vakbon den niet had plaatsgevonden en de Staatssecretaris, nadat dit overleg wel had plaatsgevonden, terug moest komen op enkele oorspronkelijke toezeggingen. Op ■basis van juist die toezeggingen zegden de instellingen voor ge zinsverzorging .ja" tegen de in voering van de alpha- hulpverlening. Nu de Staatssecretaris voornoemd zijn toezeggingen heeft moeten in trekken laat hij de instellingen voor gezinsverzorging in ons land met de konsekwenties zit ten. Van de oorspronkelijke op zet om met hetzelfde geld meer mensen te helpen door middel van alpha-hulpverlening komt niets terecht. In eerder gemaakte berekenin gen nl. kwam tegenover elk uur traditionele hulpverlening 1.8 uur alpha-hulpverlening te staan. Nu de Staatssecretaris op zyn toëzeggingen is teruggeko men staat er tegenover één uur traditionele hulpverlening nog maar 1.4 uur alpha-hulp, met de mogelijkheid, dat dat nog minder wordt. Met hetzelfde geld meer mensen helpen lukt niet meer. Het principe „betaald vrijwilligerswerk" wordt Aange tast. Eén van de belangrijkste rede nen voor de instellingen voor gezinsverzorging om akkoord te gaan met de be zuinigingsmaatregelen van CRM is daardoor weggenomen. Teleurgesteld zijn de instellin gen, omdat de zo gewenste handhaving van de omvang van de gezinsverzorging wordt ver minderd. Allé moeite lijkt tevergeefs, nu de invoering van alpha- hulpverlening op basis van de wensen van CRM onverantwoord is. In een brief vragen de instellin gen voor gezinsverzorging zich af hoe de Staatssecretaris de aantasting van de kwantiteit in de nieuw gegeven situatie denkt te voorkomen. Het was nl. de Staatssecretaris die regelmatig, hamerde op het feit, dat die kwantiteit niet mocht worden aangetast. De problemen, waarvoor Staatssecretaris Meyer de instel lingen voor gezinsverzorging heeft gesteld, kunnen ver regaande konsekwenties hebben voor de hulpverlening in ons land en daarmee voor de duizenden mensen, die daar grote behoefte aan hebben. De instellingen voor ge zinsverzorging wijzen de invoe ring van alpha-hulpverlening dan ook af, willen terug naar de formatie-uren-toewyzing van 1 januari 1977 en verwijten de Staatssecretaris tenminste on zorgvuldigheid omdat hij by het bereiken van een akkoord op 5 mei jl. nog niet sprak over de manier, waarop hij en zijn am btenaren denken de alpha- hulpverlening te realiseren. De Staatssecretaris heeft de be zwaren van de instellingen van de hand gewezen en gemeend de alpha-hulp, ondanks de landelijke afwijzing, toch te moeten doorzetten. Hij heeft daaraan via pers, radio en TV algemene bekendheid gegeven. De instellingen voor ge zinsverzorging betreuren dit en achten de handelwijze van deze (ex-)beleidsman zeer laakbaar. De eerder genoemde bezwaren wegen echter zo zwaar, dat de instellingen ook in dit stadium „neen" blijven zeggen en heb ben besloten deze vorm van hulpverlening niet te zullen in voeren. W. G. BEEKMAN De gemeenteraad en daarmee onze gemeenschap, zal binnenkort opnieuw worden geconfronteerd met het probleem van de woonwagenbewoners. De eerste con frontatie had plaats in de vergadering van 12 oktober 1976. De raad ging toen akkoord met het voorstel van b. en w. de inhoud van een rapport van het Woonwagenschap Zuidwest Overijssel inzake sprei ding van standplaatsen te aanvaarden als uitgang spunt voor het in deze gemeente te voeren decentra lisatiebeleid, met de omliggende gemeenten een ge meenschappelijke regeling aan te gaan en het bestuur van het woonwagenschap te machtigen - vooruitlo pende op de goedkeuring en inwerkingtreding van deze regeling - zoveel mogelijk te handelen in de ge est van die regeling, onder de uitdrukkelijke voor waarde echter, dat het te stichten plaatselijk kamp niet meer dan acht woonwagens zal kunnen bevat*" Nadien is het stil geworden op het gemeentelijk erf ten aanzien van de stichting van een woonwagen-unit. Het lydt echter geen twijfel, dat dit geen blij vende stilte zal zyn, maar dat het probleem binnen afzienbare tijd weer aan de orde zal ko men. voorzieningen zoals het bij voorkeur niet moet. - Hoe beter gemotiveerd een woonwagenbewoner de keus voor een nieuwe standplaats doet, des te gemakkelijker zal hij zijn weg vinden in zijn nieuwe of hervonden omge ving, inclusief een nieuwe of hervonden werkgelegenheid. Kleinere standplaatsen/sub kampen met minder kans op conflicten in eigen kring zullen belemmeringen voor een be tere verstandhouding met de „sedentaire" omgeving uit de weg ruimen. Door het afnemen van het aantal woonwagens op de thans overvolle centra en de nieuwe mogelijkheid voor gebrouilleerde families elkaar Gek eigenlijk: als we een foto zien zoals hierboven is afgebeeld, dan zeggen we: "wat jammer, dat de kamera heeft bewogen". Da's met eerlijk, want niet de kamera, maar de maker van de foto heeft bewogen, waardoor je zo'n wazig beeld krijgt, "'t Komt nog wel eens voor", zegt mijn fotohandelaar. Daarom hierbij het advies, hoe u "bewogen" foto's kunt voorkomen: druk de kamera stevig tegen het voorhoofd en probeer, bij het maken van de foto. ergens tegen of op te leunen. Als dat niet kan, ga dan in de spreidstand staan, u weet wel: voeten iets van elkaar. Als uw kamera een tijdsinstelhng heeft: laat dan bij opnamen vanaf 1 /30e sekonde of langer de kamera rusten op een steuntje. Goed, dat was dan een kort verhaal om bewogen foto's te voorkomen. Want het is natuurlijk met nodig om zo'n wazig beeld te krijgen. Zelfs met als het onderwerp, dat gefotografeerd moet worden, zelf wél beweegt. De meest eenvoudige kamera's he'bben meestal maar één of soms twee sluitertijden. Tijden, die in elk geval zo kort zijn, dat je een met te vlug bewegend motief scherp kunt afbeelden. Natuurlijk kies je, als er keuze is, dan wel de kortste tijd. Dan komen zelfs de spaken er scherp op. En als die fietser - of auto of brommer - nu zó hard gaat, dat de kans op bewegingsonscherpte toch blijft bestaan? Dan geeft bovenstaande "meegetrokken" foto wellicht een oplossing. U beweegt de kamera even snel mee als het te fotograferen voorwerp langs u gaat. Het motief komt dan scherp op de foto, maar de achtergrond wordt daardoor wel onscherp. Dat sugge reert nu juist die vaart. Zo'n foto slaagt misschien n Oij de eerste keer, maar 't is best leuk er mee experimenteren praktische tips voor fotografen inde vorm van eenfoto-drieluik

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1977 | | pagina 13