Nederlandse vrijwilligers in Afrika
Floor Hoogewerf:
om hef avontuur
„ln twee jaar veel
meer levenservaring
dan in Nederland
door
LEONARD
DE VRIES
Ë-A 1
Vertegenwoordiger
Misverstanden
Israëliërs
Liever ijs water
:y. -• -«tp
Sinds hij in Ivoorkust is, Iaat hij zijn baard groeien.
Om er stoer uit te zien? Daar is hij de jongen niet
naar. Ik geloof eerder dat de vrijheid, die hij nu
de haren van zijn kin gunt, samenhangt met het
gevoel van vrijheid, dat hij zelf heeft sinds hij zich in het
Grote Avontuur heeft gestort: als vrijwilliger naar Afrika.
Floor komt nu eens niet uit de kool, maar uit de bloem-
hollen zijn vader is bollenkweker en dat wordt hij
misschien zelf ook nog wel eens. Maar hoewel hij al 28 is,
maakt hij zich daarover allerminst zorg. Hij zegt: ,,In dat
bloembollenbedrijf kan ik altijd nog wel terecht, maar je
weet nooit waar je tegenaan loopt als je, zoals ik nu doe,
de wereld intrekt."
Floor komt er rond voor uit dat hij vrijwilliger is ge
worden om het avontuur, om iets van de wereld te zien,
Tvja de ulo wilde Floor Hooge
werf, die uit Heemskerk
aan de IJ-mond komt, vertegen
woordiger worden dat leek
hem zo'n „vrij" bestaan. „Ik
kwam bij een textielgroothan-
del, maar al gauw kreeg ik een
gruwelijke hekel aan al die stof
fen. Toen de militaire dienst in
ik begrijp niet hoe iemand
dat ooit prettig kan vinden
daarna negen maanden in
Engeland gewerkt in een
broeierij, waar ze ervoor zorgen
dat tulpen al tegen Kerstmis be
ginnen te bloeien".
,,Ik zat in een ontzettend smerig
kosthuis, maar de Engelsen vond ik.
fijn en het ging me erom hun taal te
leren. Toen ik een aardig mondje
Engels kon praten, ging i'k met Ne
derlandse bollen door Engeland rei
zen. Na twee jaar stuurde de expor
teur me naar Denemarken en Zwe
den en tenslotte ook door Duitsland.
Ik vond dat vertegenwoordigersleven
wel leuk en afwisselend, maar ik
kwam niet. omhoog in die zaak en
moest tussentijds nogal eens op het
land en in de schuur werken. In een
kantoorbaan had ik absoluut geen
zin en toen ik dan ook op zekere dag
een advertentie zag, waarin vrijwilli
gers voor Afrika, Azië en Zuid-Ame-
rika werdien gevraagd, dacht ik: dat
moet machtig zijn! Daar moet ik bij
wezen!"
,,Ik meldde me aan en de .eerste
reactie was; uit de bioembollenwe-
reld? Dan kunnen we jeonmogelijk
gebruiken! Maar toen ze hoorden
van mijn ervaringen in Engeland en
dat ik op een proefbedrijf in Dene
marken had gewerkt, kregen ze
meer belangstelling en lieten ze me
keuren door de rykspsychologische -
dienst. Die.keuring vond ik een hoop
flauwekul, maar ze schijnen er toch
iets uit op te kunnen maken. Hoe
dan ook, de stichting Nederlandse
Vrijwilligers zou nagaan of ik in een
van haar projecten paste,"
,,Op een donderdag, toen ik niet
thuis was, werd er voor me opge-~
beid: misschien kon ik in een fruit-
project komen. De volgende morgen,
vrijdag dius, belde ik de stichting in
Den Haag en vroeg „Wat is er .aan
4e hand met dat fruitproject?"
om verre landen en volkeren te leren kennen. Om in kor
te tijd een massa levenservaring op te doen. Om Frans te
leren. En nog veel meer. Dus om er beter op te wor
den, om er zelf op vooruit te gaan.
Ik vind dit een gezond standpunt omdat ik uit eigen
ervaring ik heb hem in het kamp ,,De Mallemolen" in
Ivoorkust vijf weken lang meegemaakt -4- weet dat hij
een goed kameraad en een sociaal mens is, dat hij oprecht
gelooft in ontwikkelingshulp en de noodzaak ervan en
dat het hem voldoening geeft voor de arme bevolking in
het noorden van dit land iets nuttigs te kunnen doen.
De meeste vrijwilligers, die ik heb ontmoet, denken er
net zo over als Floor. En wat is er tegen dat ze, door an
deren te helpen, ook zichzelf helpen
„Nee, zeiden ze, „dat gaat met door,
maar wil je maandag m de opleiding
van de groep voor Ivoorkust ko
men?" Ik vroeg welke maandag.
„Wel, aanstaande maandag!"
„Wint?" zei ik. „Aanstaande maan
dag? Maar ik werk hier bij een baas
en die baas zit momenteel in Ameri
ka." Ze antwoordden: „Je moet het
zelf maar weten, maar er is plaats
voor je in de groep die maandag in
opleiding gaat!"
„Ik dacht bij mezelf: ik heb ge
schreven, ik heb gesolliciteerd, ik
heb me laten keuren, maar zou ik
het nu wel doen? Op de zaak heb ik
er toen met allerlei mensen over ge
praat en iedereen zei: „Je bent hart
stikke gek als je hét dóet", echt, ie
dereen vond het even stom, maar
toen het tien voor vijven werd - om
vijf uur ging .de boekhouder weg -
dacht ik: ik moet nu toch wat
doen."
„Ik stapte naar de boekhouder én
zei hem, dat ik 20 maart niet meer
.kwam. „Wanneer is dat?" infor
meerde hij. „Nou, aanstaande maan
dag al," bekende i'k. „Wat???" zei
hy stomverbaasd. En éven later:
„Wat is er met jou aan de hand?"
Toen kwam het hoge woord eruit. II:
zei: „Ik word vrijwilliger". Zijn
mond viel open.
Sprakeloos keek hij me aan. Ten
slotte vroeg hij waarom ik wegging -
A'f
.lA n
J l:
stuwt je willen laten zien?" Ik die
auto ingestapt en met die gasten
meegegaan. Bij een armetierig ri
viertje gekomen, zei die opzichter
,ici", dus: hier. „Wat hier?" vroeg
ik. „Wel." zei hij, „hier moet nu een
stuwtje komen." „Ooooh," zei ik,
,,en dan?" „Dan moeten we er een
kanaaltje bij graven", antwoordde
hij. Ach lieve hemel, dacht ik, dht is
dus het werk hier!"
„En wat is nu eigenlijk de bedoe
ling?" informeerde ik voorzichtig.
„Dat u zegt wat wij moeten doen!"
antwoordde de opzichter. „Is het de
bedoeling dat we hier beginnen?"
vroeg ik. Ja, dat was inderdaad de
bedoeling. „Nou, begin dan maar!"
zei ik. Nee, zo was het ook weer niet
bedoeld. Ik moest zeggen waar ze
moesten, beginnen. En. omdat ik dat.
niet wist, nog maar net een paar da
gen in het land was en nog nooit zo
iets had gezien, zei ik: ..Laten we nu
maar even rustig afwachten, dan zal
ik eerst eens met je baas gaan pra
ten."
«„En de volgende dag naar die
baas toe, maar die was net voor
drie weken naar Abidjan, 700 kilo
meter zuidelijker van hier en zo kon
ik al die tijd niets uitvoeren, wat
maar goed was want ik had die tijd
hard nodig om eén beetje aan de
warmte te
ik zat hier immers goed. Ik legde
hem uit dat ik de kans kreeg naar
Afrika te gaan en dat ik die kans
wilde grijpen. „In die twee jaar leer
ik daar veel meer dan hier", zei ik.
„Tja, daar kon hij inkomen."
„De opleiding op KIT (Koninklijk
Instituut voor de Tropen), ach, die
was wel interessant al kon ik mijn
ongeduld om naar Afrikate gaan
v moeilijk bedwingen als ik bijvoor
beeld Franse woordjes moest leren.
De groep van totaal 22 vrijwilligers
voor Ivoorkust vond ik meteen al
erg prettig - met alle jongens ervan
gingen we de eerste avond al een
gezellige kroegentocht houden. Ja,
de stemming was puik en dat is-ie
nog!"
,,lk werd opgeleid voor de
rijstbouw en het was de bedoe
ling dat ik en nog twee anderen
van onze groep jonge Afrikanen
zouden opleiden tot. ..enea-
deurs", mensen die de boeren
voorlichting geven over de natte
rijstbouw en toezicht houden op
de irrigatie. Door een ongelukki
ge samenloop van omstandighe
den konden wij aan die opleiding
van encadrems niet meedoen en
moest teamleider Sesink Clee an
der werk voor ons zoeken. Kort
voor mijn. vertrek hoorde ik dat
ik was geplaatst bij een over-»
heidsorganisalie, die zich met
wegen, stuwen en irrigatieka
naaltjes voor de rijstbouw bezig
houdt."
„Toen we via Madrid naar Ivoor
kust vlogen, drong het: 's nachts plot
seling tot me door dat we boven de
Sahara zaten - dat gaf me toch wel
even een schok. Bij aankomst in
Abidjan, Ivoorkust, was er zo'n tropi
sche stortbui dat horen en zien je
verging. Van het kleine vliegtuigje,
dat. ons naar Korhogo in het noorden
bracht, lean ik me herinneren dat
het er onderweg binnenregende. Bij
-aankomst kreeg ik zo'n klap in m'n
gezicht van de hitte, dat ik dacht: als
het hier altijd zo is, 'moeten ze me
maar gelijk terugbrengen!"
ongeschoolde Afrikaanse arbeiders,
met een opzichter het terrein op. Ik
dacht: dlie komen de tuin doen! En
ik ging wat schoppen halen, want ze
hadden niks anders bij zich dan ja-
lons, de rood-witte stokken, die bij
het landmeten worden gebruikt. Ik
vroeg: „Komt u de tuin uitzetten?"
Na enig heen en weer gepraat,
waarbij ik het Afrikaans-Frans van
die opzichter even slecht begreep als
hij mijn Hollands-Frans, bracht hij
me aan m'n verstand dat ik hun
moest wijzen waar een „barrage"
•moest worden gebouwd."
„Een barrage?" vroeg ik, „Wat is
dat" Toen legde hij me uit dat dit
een stuwdam was. Ach ja, dacht ik,
dat is waar ook - ik ben immers "in-
Aldus Floor Hoogewerfs relaas
over zijn entree in Afrika, woordelijk
en daardoor nogal uitvoerig weerge
geven, omdat die conversatie vol
misverstanden zo kenmerkend voor
de situatie, waarin menig vrijwilli
ger verzeild raakt als hij in een
niet-westers land hulp komt bieden.
Nu, vier maanden later, weet
Floor er alles van, zet hij we-
gen, stuwtjes en kanalen uit
met een routine alsof hij zijn hele le
ven lang niet anders heeft gedaan.
Wat is nu zijn dagelijkse werk? Hij
gauw werd ik voorgesteld m
mijn directeur, een Afrikaai
Hij zei: „Morgen stuur ik wc
even een deskundige om u alles ui
te leggen." Die zelfde dag ontmoette
ik nog een andere directeur, die
voor een huis voor mij en- twee an
deren had gezorgd. Hij verontschul
digde zich dat de tuin zo'n smerige
troep wag. „Maar," zei hij, „morgei
stuur ik u wel een stel tuinlieden."
„De volgende morgen kwam er
een heel stel „manoeuvres", dat zijn
Aan de hand van een lucht
foto overleggen Douive Meijer,
een oud-vrijwilliger die o.m.
nieuwe vrijwilligers opleidt, en
Floor Hoogewerf waar het best
een nieuwe weg kan komen.
adeeld bij die dienst die zich me:
iuwtjès bezighoudt. Me achter m'r.
iren krabbend, vroeg ik hem hoe
:o'n stuw er uitzag, want daar had
k echt geen notie van. Hij begreep
net dat ik dat niet wist, want ze
varen immers door hun directeur
voor dde stuwtjes naar mij toege
stuurd."
„Ten einde raad vroeg ik: „Zou
den jullie mij misschien eens zo'n
vertelt dat hij elke middag luchtfo
to's bestudeert van hét terrein, waar
hij de volgende morgen aan het
werk moet gaan. In het gebied rond
Kórhogo zijn tal van beekjes en klei
ne riviertjes en op de grond, die in
de regentijd met zijn hevige regen
buien overstroomd raakt, wordt rijst
verbouwd. Deze rijstproduktie, die
voor dit arme, overbevolkte gebied
zo belangrijk is, kan men aanzienlijk
vergroten door hét water niet zijn
natuurlijke loop te laten volgen,
vant. soms loopt het te snel weg,
waardoor de rijst droog komt te
staan of te langzaam waardoor de
rijst kan verdrinken, teiwijl een plot
selinge watervloed in de vorm van
een bandjir de rijstaanplant kan ver
nielen.
Daarom is een irrigatiesysteem
uitgewerkt, waarin stuwtjes, dijkjes
en één meter brede kanaaltjes de
bevolking in staat zullen stellen die
waterloop dusdanig te regelen en te
beheersen, dat de rijstvelden met
het beschikbaare water de best mo
gelijke bevloeiing krijgen. Dank zy
een Duitse lening kon men een begin
maken met de verwezenlijking van
dit irrigatieplan en zijn er al heel
wat van die stuwtjes, dijkjes en ka
naaltjes aangelegd. Maar er moeten
er nog veel meer komen. Daaraan
werkt nu Floor Hoogewerf mee.
„De luchtfoto's bekijk ik stereosco
pisch en door de overdreven diepte
werking daarvan krijg ik een duide
lijk en overzichtelijk beeld van de
hoogten en laagten van mijn werk
terrein, zodat ik kan vaststellen
waar ongeveer eén stuwtje moet ko
men en hoe een weg erheen waar
schijnlijk moet lopen."
„Zo'n stuwtje van beton met uit-
neembare houten schotbalken kan
pas worden gebouwd als er een weg
heenloopt. Die weg, die ook nuttig is
voor de boeren, moet natuurlijk zo
kort mogelijk zijn en zo hoog moge
lijk liggen om in de regentijd berijd
baar te blijven. Te steile hellingen
moeten we vermijden, evenals narde
rotspartijen en grote bomen."
„Op de luchtfoto's kun je bepaalde
details niet goed bekijken en daarom
klimmen we met die -luchtfoto's in
de jeep om het een en ander ter
plaatse .te verkennen. Dat is het
avontuur op zijn best, met zo'n jeep
dwars door de wildernis 'en door
vaak meters hoog steppengras,
waarin je nauwelijks kunt zien waar
je rijdt en dan over grote keien en
door diepe .kuilen en dan zijn er van
die spannende momenten dat je je
afvraagt: zal dat ouwe kreng die
jeep van ons heeft er al 21 jaar op
zitten nu eindelijk eens om
slaan?"
„Erg opschieten doe je natuurlijk
niet op die manier, maar als we ein
delijk hebben vastgesteld waar het
beste de weg en het stuwtje kunnen
komen, keren we de volgende dag
terug met de Landrover en zeVen
Afrikaanse arbeiders en dan zetten
we met jalons, die rood-witte stok
ken, keurig de weg uit. Landmeetin-
strumenten komen er wel aan -te
pas, maar het meeste, zelfs het uit
zetten van bochten, kun je hier na
een tijdje veilig op 't oog doen."
„De weg aanleggen, dat doen wij
niet. Dat doen samen met Afrikanen
de Israëliërs, die in dit land ontwik
kelingshulp bieden in de vorm van
een enorm arsenaal van bulldozers,
tractoren en allerlei andere machi
nes voor graven, wegenaanleg en
landontgïnningen. Met een paar van
die zware machines is de aanleg van
zo'n weg hier verbluffend eenvoudig.
Je ho'eft niet veel anders te doen
dan met een bulldozer gemiddeld 20
centimeter aarde opzij te schuiven
en je krijgt een. weg voor auto's!
Met een andere machine geven ze
dan die weg een enigszins bol profiel
zodat het regenwater naar opzy kan
afvloeien en die simpele werkwijze
levert een werkelijk zeer bruikbare
autoweg op!"
„Per dag zetten we gemiddeld
twee kilometer weg en een of twee
stuwtjes uit. Bij het aanleggen van
de weg werken de Israëliërs zowat
even snel en twee weken geleden
hebben we ze moeten vragen de
zaak een poosje stop te zetten, want
ze zaten ons steeds op de hielen en
dat werkt vreselijk irriterend: als je
een weg aan het uitzetten bent en je
hooit een paar honderd meter achter
je dat dreigend gegrom en gedreun
van .die bulldozer dan ga je je
haasten, maak je misschien fouten
en daarom vroegen we die jongens
of ze alsjeblieft een tijdje wilden
Links boven
Het belangrijkste doel van
de ontwikkelingshulp is het over
dragen van kennis. Floor Hooge
werf legt een Afrikaan het ge
bruik van het landmeetinslru-
ment uit.
Boven
Floor helpt mee met het
plaatsen van een schotbalk in een
van de nieuwe stuwen.
stoppen. Nu hebben we tenminste
weer 25 kilometer voorsprong, maar
maandag beginnen ze weer..."
Co
oms vraag ik me af: wat doen
we hier eigenlijk? Want de
mensen in de dorpen hier zijn
weliswaar arm, maar tevreden en
werkelijk zó tevreden als bij ons in
Holland bijna niemand is. En nu
dringen wij, westerse mensen, eigen
lijk die dorpjes binnen om de bewo
ners erop te wijzen dat ze niet tevre
den moeten zijn -niet tevreden met
hun lage levensstandaard en hun po
vere behuizing. We leggen ze uit dat-
ze door betere landbouwmethoden,
bevloeiing en harder werken meer
kunnen verdienen, waardoor ze bete
re kleren, een fiets of een transis
torradio kunnen kopen. Alles goed en
wel, maar maken we daarmee tevre
den mensen niet ontevreden?"
„Toch... als je ziet hoeveel onnodi
ge ziekten en sterfgevallen hier zijn
en merkt hoe graag de zieke mensen
genezen willen worden, dan twijfel je
niet langer en ga je aan de slag, we
tend dat dit niet in de eerste plaats
een kwestie van geneesmiddelen is,
maar van betere hygiëne, betere
voeding en kleding en" behuizing én
van een hogere levensstandaard. En
worden tevreden mensen daardoor
misschien ontevreden aan de
vooruitgang valt niet meer te ontko
men. Nergens niet!"
„Het zijn zulke fijne mensen! 't
Gebeurt wel eens dat de weg, die we
uitzetten, dwars door een stuk be
bouwd land moet komendat er
echt geen andere mogelijkheid is.
Dan moet je ze uitleggen dat een
deel van hun akkertje door een bull
dozer wordt weggeschoven. Bij zoiets
merk je hoe redelijk en geschikt ze
zijn. Ze zijn ook zeldzaam goedgeefs
als je wat voor ze doet!"
„Laatst kwamen we in een dorp
om water voor de jeep dat kreng
liep weer zo slecht. Het dorp was al
leen maar bereikbaar over een slin
gerpad van drie, vier kilometer vol
rotsblokken en toen het dorpshoofd
hoorde dat er een echte, goeie weg
naar zijn dorp kwam, vond hij dat
zo prachtig dat hij er-meteen een
paar vrouwen op uit stuurde om wat
ignames, kanjers van knollen, voo'"
ons te gaan halen."
„Ja, zo'n weg vinden ze prachtig,
daar merken ze wat van, maar dat
door de aanleg van een stuw de ryst-
opbrengst groter kan worden, dat
kunnen ze zich niet voorstellen
dat duurt trouwens zo lang. Het
enige dat ze weten is dat die irriga
tie meer werk betekent en om dat
extra werk hebben ze niet gevraagd.
Onlangs had ik in ons kamp een
dorpssecretaris op bezoek, die ik ver
telde dat we bij zijn dorp een stuw
tje gingen bouwen en hoeveel profyt
ze daarvan zouden hebben. Het deed
hem niks. Maar toen ik hem vroeg
of hy een glas Ijskoud water wilde,
reageerde hy enthousiast. Zo'n glas
ijswater, dacht ik bij mezelf, dat
stellen ze zeer op prijs; dat stellen
ze meer op pry's dan dat je een stuw
voor ze gaat bouwen."