Oude jaarsrede burgemeester mr. W. H. Enklaar
Zaterdag 31 december 1966
HOLTENS NIEUWSBLAD
Mijne Heren leden van de Raad,
De man gaat uit naar zijn werk, zijn
arbeid duurt tot de avond zo zegt de
psalmist.
Wij zijn, mijne heren, op 1 januari 1966
uitgegaan naar ons werk in onze gemeen
te, dat duurt tot de avond van het jaar,
welke voor ons op vandaag valt. De mor
gen van het Nieuwe Jaar gloort alreeds.
Het is nu reeds voor de 22ste maal, dat
ik mij met U rekenschap mag geven van
al hetgeen het afgelopen jaar ons bracht.
Wij zien, om met Ovidius te spreken,
de dagen onzer jaren met losse teugel
aan ons voorbij vliegen, het ene jaar
drijft als het ware het andere voort, of
is het veeleer zo, dat de tijd, die wij in
jaren tellen, blijft en dat wij het zijn, die
in deze tijd als vluchtige passanten voor
bijgaan. In het zicht van de eeuwigheid
zijn wij dan niet meer dan „ships that
pass in the night".
Wat hiervan ook zij, in de oneindigheid
van de tijd, wordt over enige dagen een
caesuur getrokken, 1966 laten wij achter
ons en 1967 treden wij binnen.
De vraag, wat er terecht is gekomen van
de prognoses, welke ik U sinds 1965 gaf,
zal zijn beantwoording thans kunnen vin
den. Wij kunnen, bij ons zelf inkerende,
nagaan waar wij faalden en waar wij
slaagden bij het volgen van de goede
voornemens, welke ons bij de intrede van
1966 bezielden.
Misschien kunnen wij dit antwoord ook
vinden in het jaaroverzicht, dat ik U
thans wil geven.
FINANCIëN.
Ieder jaar zijn het de gemeente-finan-
ciën, waarbij ik in de eerste plaats uw
aandacht bepaal.
Ik dacht, dat dit niet ten onrechte is,
omdat deze nu eenmaal de kapstok zijn,
waaraan hei gemeentelijk beleid en de
gemeentelijke huishouding wordt opge
hangen.
Natuurlijk zijn de financiën niet alles
bepalend voor het voeren van een beleid;
daar zijn nog zoveel andere factoren,
vooral mensellijke, welke op dat beleid
hun stempel drukken.
Dit neemt niet weg, dat, wanneer on
voldoende middelen ter beschikking
staan, iedere voortvarendheid, iedere goe
de wil en elk weloverwogen en vooruit
ziend beleid in financiële onmacht ge
doemd is te verzanden.
De moeilijke financiële en economische
omstandigheden, waarin ons land is ko
men te verkeren, hebben hun uitwerking
niet gemist op de wijze, waarop de ge
meenten hun taak hadden te vervullen.
Het is een vanzelfsprekende zaak, dat
ook de gemeenten hun aandeel hebben bij
te dragen tot het weder gezond maken
van :s lands financiën en economie.
Wij zullen ons ook als gemeenten ter
dege beperkingen hebben op te leggen en
aan de door de regering noodzakelijk ge
achte maatregelen loyaal hebben mede te
werken.
Ik dacht, lat een dergelijke gezindheid
van ons als gemeentelijke overheid ver
wacht mag worden.
Het is echter een moeilijk te aanvaar
den situatie, dat sedert jaar en dag de
gemeenten steeds voorop moeten gaan,
wanneer er gevaar dreigt voor 's lands
financiële omstandigheden.
Toen het vorige jaar de regering een
ambitieus programma tot uitvoering
wenste te brengen en daardoor op loyale
wijze de dekkingsmiddelen werden aan
gewezen, werd echter te zelfder tijd de
kraan bij de gemeenten reeds dicht ge
draaid.
Op de begroting 1966 van onze gemeen
te was geen ruimte om enigerlei kapi
taalsuitgave te doen.
Het ontbreken van kapitaalsmiddelen
verhinderde het bovendien om de hoogst
noodzakelijke scholenbouw te realiseren,
om het brandweermateriaal op een ver
antwoord peil te brengen.
Roofbouw moest worden gepleegd op
het wagenpark en op het verharde wegen
net en tal van andere zaken.
Kortom: wij moesten veel nalaten, dat
noodzakelijkerwijze had dienen te ge
schieden.
Het besturen van de gemeente heeft
daardoor in het afgelopen jaar meer ge
leken op administreren.
Uw raad heeft bij de behandeling van
de begroting 1966 reeds de vinger gelegd
bij de financiële onmacht van onze ge
meente.
U hebt bij die gelegenheid van Uw ver
ontwaardiging daarover op niet mis te
verstane wijze uiting gegeven.
Het merkwaardige verschijnsel heeft
zich in het afgelopen jaar echter voorge
daan dat het niet het ontbreken van de
budgetaire middelen was, waartegen im
mers Uw protest gericht was, maar dat
het het ontbreken van financieringsmid
delen was, hetwelk het bevredigend funk-
tioneren van het gemeentelijk apparaat
onmogelijk maakte.
Immers zelfs het beschikbaar zijn van
een ruim budget zou het niet mogelijk
hebben gemaakt heel veel meer te doen,
dan wij deden.
Financieringsmiddelen voor nieuwe in
vesteringen worden niet toegewezen.
Slechts leningen, die dienen om de vlot
tende schuld, welke wij bij de bank in
rekening-courant opnamen, worden ver
strekt.
In het afgelopen jaar werden ons geld
leningen aangeboden tot een totaal be
drag van 697.000,
De ons toegewezen financieringsmidde
len waren bestemd voor grondaankopen
en consolidatie van vlottende schuld.
Zelfs voor dringende kapitaalswerken
werden geen leningen verstrekt. Ook
dringende vertogen van ons gemeentebe
stuur, dat een met-honorering van onze
aanvrage om financieringsmiddelen, si
tuaties kan doen ontstaan, waarvoor wij
de verantwoordelijkheid niet meer kun
nen aanvaarden, hadden geen resultaat.
Het is zonder meer duidelijk, dat deze
situatie niet voort kan en niet voort mag
duren. Men kan niet ongestraft datgene
nalaten, wat gedaan moet worden.
Natuurlijk: men kan de bouw van een
gemeentehuis, van een gymnastieklokaal
of van een gebouw voor gemeentewerken,
een zwembad e.d. wel enige tijd uitstel
len, maar wanneer het b.v. het onder
houd van het verharde wegennet, de ver
vanging van net vracht wagenpark e.d.
betreft, dan gaat men roofbouw plegen,
welke men in later jaren met het doen
van enorme uitgaven ineens moet her
stellen.
Ik wil hiermede maar zeggen, dat maat
regelen, hoezeer ook gericht op 's lands
welzijn, in hun consequenties tot schade
leiden, wanneer deze star, rechtlijnig en
zonder enig begrip voor de realiteit wor
den gehanteerd.
De begroting 1967, welke wij in de eer
ste dagen van het nieuwe jaar aan Uw
goedkeuring hopen te kunnen onderwer
pen, wijst niet het minst tot mijn eigen
verbazing, een niet onaanzienlijk bedrag
aan op de post onvoorzien.
Op grond hiervan zou het mogelijk zijn
om in het nieuwe jaar een bevredigend
aantal kapitaalsuitgaven te doen.
Het is een wonderlijke, maar niettemin
teleurstellende coïncidentie, dat wij, als
als wij niet voor het éne gat worden ge
vangen, dit wel voor een ander geschiedt.
In het verleden werden immers onze
initiatieven vaak geblokkeerd door een
moeilijke begrotingspositie of door het
spaarzaam verkrijgen van rijksgoedkeu
ringen.
Thans vormen deze beide remmende
factoren, die ons sedert de laatste wereld
oorlog hinderden, nauwelijks .meer obsta
kels, maar is de onmogelijkheid om voor
uit te voeren werken financieringsmidde
len te verkrijgen, de hinderpaal om dat
gene tot uitvoering te brengen, waartoe
de begroting 1967 ruimte en gelegenheid
biedt
Ik verwacht, dat de rekening 1966 be
paald een batig slot zal vertonen en wan
neer de situatie op de kapitaalmarkt geen
verandering ondergaat zal ook de reke
ning 1967, tot het doen van welke kapi
taalswerken U ook zult besluiten, een be
langrijk batig saldo aanwijzen.
Deze kapitaalswerken zullen immers
dan onuitgevoerd moeten blijven.
Onze financiën zijn derhalve kernge
zond, maar wij hebben er helaas zo bij
zonder weinig aan.
BEVOLKING.
Het aantal inwoners onzer gemeente
groeide ook in het afgelopen jaar weer
verder. Ik noem U de cijfers.
Het aantal inwoners in ultimo decem
ber 1966 bedroeg: 6714 (31 december 1965:
6519).
De groei bedraagt derhalve: 195 inwo
ners (1965: 122).
Geboren: 1966: 157; in 1965: 132
Overleden: 1966: 49; in 1965: 54
Vertrokken: 1966: 237; in 1965: 221
Ingekomen: 1966: 324; in 1965: 279
Ik moge aan deze opgave van het in
wonertal toevoegen, dat de werkzaamhe
den, welke er van het gemeentelijk appa
raat worden gevraagd, in geen verhou
ding staan tot die, welke een doorsnee ge
meente van 6500 zielen met zich mede
brengt.
Het Verificatiebureau beoordeelt deze
werkzaamheden gelijk aan die van een
gemeente van 10.000-12.000 inwoners.
WONINGBOUW
EN BOUWNIJVERHEID
De moeilijke economische omstandighe
den, waarin ons land de laatste anderhalf
jaar is komen te verkeren, gaan ook hun
stempel drukken op de bouwaktiviteiten,
hoewel dit in de cijfers van dit jaar nog
niet tot uitdrukking komt.
De sterke contingentering van de parti
culiere woningbouw behoort welhaast tot
het verleden.
Een wachtlijst van hen, die te Holten
wensen te bouwen, bestaat in feite niet
meer. Met grote voortvarendheid wordt
bijkans ieder verzoek om een rijksgoed
keuring gehonoreerd.
In 1966 werden 210 rijksgoedkeuringen
voor woningen en andere bouwwerken
afgegeven (1965: 195).
In het afgelopen jaar kwamen 42 wo
ningwetwoningen gereed (1965: 26) en 65
particulieren-woningen, waarvan 19 met
rijkssteun (1965: 16) en 46 zonder rijks-
steun (1965: 10).
Er kwamen 17 garageboxen in het Kol-
plan gereed.
Met de bouw van 49 woningwetwonin
gen in het Kolplan Oost werd een aan
vang gemaakt, waarvan mogelijk een
aantal zal worden voorzien van centrale
verwarming.
Wij hopen het komende jaar de bouw
van een aantal z.g. B-woningwetwonin-
gen in uitvoering kunnen nemen.
Wij dachten, dat het met het oog op
een gedifferentieerd woningbezit aantrek
kelijk zou kunnen zijn ons woningbezit
met meer duurdere woningen uit te brei
den, waardoor woningwetwoningen door
hen, die daar op grond van hun financiële
mogelijkheden niet thuis behoren, kunnen
worden vrijgemaakt voor hen, die met
een smallere beurs moeten rondkomen.
De verordening met betrekking tot de
geldelijke steun voor de z.g. doorstro
ming, welke dit jaar werd vastgesteld,
kan aan ons streven in dezen steun verle
nen.
Ook in 1966 werden weer 3 woningwet
woningen aan de bewoners verkocht.
In aanbouw zijn:
49 woningwetwoningen en
20 particuliere woningen.
Het woningbouwprogramma in onze ge
meente is bepaald nog niet afgewerkt. De
hoge rentestaat en de bestedingsbeperking
zijn er oorzaak van, dat in het bijzonder
de particuliere bouwers vooralsnog hun
bouwaktiviteiten sterk verminderden.
BURGEMEESTER MR. W. H. ENKLAAR
Deze verminderde bouwaktiviteit biedt
met name voor hen, die in het bouwvak
werkzaam zijn, een somber perspectief.
VOLKSHUISVESTING
Het was ook dit jaar weer moeilijk het
ons toegewezen woningwet-contingent te
realiseren.
De minister van volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening hanteert een z.g.
curve-prijs, welke als maximum geldt,
waarvoor de desbetreffende woningen
worden gebouwd. Het is vaak zeer moei
lijk hieraan te voldoen.
Het. aantal woningzoekendert is nog
steeds stijgende. De in de loop der jaren
in onze gemeente gevestigde en tot ont
wikkeling gekomen bedrijven trekken re
gelmatig werknemers van buiten de ge
meente aan. De Scholengemeenschap ziet
haar docentenkorps jaarlijks groeien ter
wijl cok het inwonertal van Holten jaar
lijks gestadig toeneemt.
Op de lijst van woningzoekenden ston
den einde van dit jaar 187 personen in
geschreven; in 1965: 142.
De woonruimtecommissie heeft dan ook
in het afgelopen jaar geen gemakkelijke
taak gehad, om alle aanvragen, welke deze
te behandelen kreeg, naar billijkheid te
beoordelen.
Natuurlijk is iedere aanvrager geneigd
zijn eigen aanvrage als het meest urgent
te beschouwen en soms om een woning
toewijzing aan een ander als onrechtvaar
dig te beschouwen.
Natuurlijk zullen er wel eens fouten in
de beoordeling worden gemaakt; daarvoor
zijn wij nu eenmaal mensen.
Laat men echter bij de beoordeling van
het verdelingsbeleid van beschikbare
woonruimte bedenken, dat men over Het
algemeen alleen zijn eigen geval kent,
terwijl ons college, daarbij voorgelicht
door de woonruimtecommissie, bij zijn be
slissingen de achtergronden van alle aan
vragen in aanmerking heeft te nemen.
Ik ben de woonruimtecommissie erken
telijk voor de objectieve, nauwgezette en
gewetensvolle wijze, waarop deze zich
ook in het afgelopen jaar van haar taak
heeft gekweten.
VERKRIJGIIG VAN EIGENDOMMEN.
De eigendommen, welke de gemeente
in 1966 verwierf, hielden nauw verband
met de zorg voor de huisvesting.
Aangekocht werden:
boerderij van Jansen Hengeveld 6 ha
boerderij van J. G. Wissink in de
Haar 2% ha
boerderij van S. de Vries in de Haar
2 ha
bosterrein in villapark „de Look" van
J. Vroege 10 ha
bosterrein in villapark „de Look" van
T. Rietman 2000 m2 te zamen onge
veer 20 ha.
Ik hoop, dat wij in het komende jaar
zullen kunnen voortgaan met grondaan
kopen in het bestemmingsplan „de Haar",
opdat de ontsluiting hiervan en de uit
gifte van bouwterreinen tijdig zal kun
nen plaats vinden.
Ook de aankoop van panden ten be
hoeve van de sanering van de dopskern
begint urgent te worden.
Ook in dit opzicht blijkt ons, dat de
tijd, dat de sanering van de dorpskern
moet worden aangepakt, dichter bij is,
dan men wel denkt.
Alleen reeds ter wille van de bouw van
een nieuw gemeentehuis, is spoed gebo
den.
GEMEENTE-EIGENDOMMEN
De toren werd van een geheel nieuwe
spits voorzien en het torenuurwerk tikt
dankzij een grondig herstel weer regelma
tig de uren „weg".
GEMEENTEWERKEN
Ons college heeft zich in de achter ons
liggende maanden intensief bezig gehou
den met de organisatie en personeelsbe
zetting van gemeentewerken.
Wij waren er met name van overtuigd,
dat het minder juist was om aan deze
dienst het ontwerpen en het voeren van
architectuur van bouwkundige en water
en wegenbouwkundige werken op te dra
gen.
Hierdoor immers zou de opbouw van de
dienst worden bepaald door de werken,
welke toevallig onder handen waren. Het
lijkt ons juister voor uit te voeren kapi
taalswerken in het algemeen architecten-
bureaux, ingenieursbureaux, dan wel zgn.
cultuurmaatschappijen in te schakelen.
In het verleden geschiedde de voorbe
reiding van kapitaalswerken zoveel mo
gelijk in eigen beheer.
Het gevolg is, dat de opbouw van de
dienst thans, nu van uitvoering van kapi
taalswerken nauwelijks meer sprake is,
onevenwichtig is te noemen.
Wij streven daarom naar een reorgani
satie van de top van de dienst, welke be
rekend moet zijn voor de typische eigen
taak van gemeentewerken. Indien er op
een bepaald ogenblik daarvoor nog ruimte
is, zal de dienst gemeentewerken, zéker
de voorbereiding van een bepaald kapi-
taalswerk worden opgedragen. Uitbrei
ding van de staf mag daarvan echter be
paald niet het gevolg zijn.
Juist omdat deze reorganisatie moge
lijk het afvloeien van staffunctionarissen
tengevolge zal hebben, zijn de beslissin
gen welke van ons college worden ge
vraagd zo moeilijk. Het gaat immers om
mensen, die jarenlang tot ons ambtena
rencorps hebben behoord.
Wij hopen, nadat wij over de te nemen
maatregelen met ons zelf in het reine zijn
gekomen, U daarvan begin volgend jaar
mededeling te kunnen doen.
Streven wij derhalve enerzijds naar een
inkrimping van de staf van de dienst ge
meentewerken, anderzijds willen wij de
uitbreiding van de ploeg gemeente-arbei
ders en plantsoenarbeiders zo veel moge
lijk bevorderen.
WEGEN EN VERKEER
Ten aanzien van het wegennet onzer
gemeente kan ik U helaas weinig goeds
melden.
Het zand wegennet tart iedere beschrij
ving. De weersomstandigheden mogen dan
inderdaad hebben tegen gezeten, dit
neemt niet weg, dat de erbarmelijk slech
te toestand der wegen, dringend verbete
ring behoeft.
Ik kan slechts maar dan ook met
dankbaarheid gewagen van de gelaten
heid, waarmede de gebruikers van deze
zandwegen, zich daarin hebben geschikt.
Wij zijn echter in de afgelopen jaren
machteloos geweest om veel aan de ver
betering dezer wegen te doen. Ik ben er
van overtuigd, dat onze dienst van ge
meentewerken heeft gedaan, wat deze
maar kon. Hij moest echter roeien met de
riemen die deze had, te weten te weinig
arbeiders, wegenschaven, die hun dienst
vaak weigerden en reeds lang vervangen
hadden moeten zijn wanneer er maar
geld voor was, vrachtauto's, waarvan het
zelfde gezegd moet worden.
Ik hoop, dat wij in het komende jaar in
staat zullen zijn aan het wegenprobleem
in onze gemeente wat meer te kunnen
doen. Hierbij zal in de eerste plaats aan
dacht moeten worden besteed aan een
goede afwatering.
Het spoorwegviaduct is nog steeds een
obstakel voor het verkeer en een poten
tiële moordenaar voor de verkeersdeel
nemers.
Het is'een teleurstellende ervaring, dat
de Rijkswaterstaat ondanks de meest,
dringende vertogen onzerzijds, ondanks
ook de belangstelling welke wij van de
minister persoonlijk hebben gevraagd,
het slechts laat bij plannen maken.
Plannen, Mijne heren, die zo diep ge
heim zijn, dat daarin het gemeentebestuur
zelfs niet vertrouwelijk wordt gekend.
Het is mij overigens een doorn in het
oog, dat Rijks- en Provinciale Waterstaat
bij het ontwerpen van hun plannen op het
gemeentelijk territoir geheel hun eigen
gang plegen te gaan.
Ik dacht, dat wij als Rijks-, Provin
ciale- en gemeentelijke overheden hebben
te streven naar een gecoördineerd beleid.
Wij zijn geen staatje in de staat, wij
staan te zamen voor de taak om de Ne
derlandse staatsburger naar beste weten
te dienen.
Waarom mag het gemeentebestuur van
Holten niet weten, welke de plannen zijn
van de Rijkswaterstaat met betrekking tot
het spoorwegviaduct, waarom hoort het
gemeentebestuur van Holten pas van de
nieuwe Rijksweg, welke bij de voorma
lige boerderij van Teeselink is gelegd,
als de werkzaamheden aanvangen.
Wanneer men dan de oude weg in ver
band met een onmogelijke verkeerssi
tuatie ons bestemmingsplan „de Kol" wil
binnen leiden, is het te laat om een der
gelijke aantrekkelijke oplossing tot stand
te brengen.
Waarom wordt het gemeentebestuur
van Holten niet gekend in de plannen om
een rondweg rond Holten langs de spoor
baan te leggen?
Waarom wordt door de Provinciale Wa
terstaat geen overleg gepleegd over een
nieuwe provinciale weg van de Beerdijk
naar de autosnelweg E 8?
Zo zou ik wel door kunnen gaan, ik heb
hiermede slechts een volledig gebrek aan
communicatie willen signaleren.
Het gemeentebestuur van Holten zou
bijzonder gaarne in positieve zin zijn in
breng willen hebben in de plannen, wel
ke op zijn erf worden ontworpen.
Zouden de waterstaten, waarmede wij
in Holten van doen hebben, dit ook wel
willen?
Ik waag het te betwijfelen. Ik dacht,
dat wij elkander nodig hadden. Het zou
een goed begin van 1967 zijn, wanneer dit
begrip bij Rijks- en Provinciale Water
staat zou doordringen en de geheimzin
nigheid, welke het doen en laten van deze
lichamen omgeeft, zou worden omgeboge n
in de wil om in gemeenschappelijk over
leg en inspanning de publieke zaak ;e
dienen.
De modernisering van de straatverlich
ting van de Rijkstraverse kwam voor een
deel dit jaar gereed. In het komende jaar
zal de gehele traverse verlicht zijn, zoals
dit reeds jaren had behoren te zijn.
De trage wijze, waarop de Rijkswater
staat de verlichtingsplannen goedkeurde,
kostte de gemeente veel geld en tijd. Het
Rijk was helaas niet bereid zijn subsidie
aan te passen aan de drastische verhoging
van de materiaal- en loonkosten, waarme
de de desbetreffende begrotingspost dien
de te worden verhoogd, tengevolge van
het lVz jaar uitblijven van de goedkeu
ring van de Rijkswaterstaat.
Voorts is het een merkwaardige opvat
ting van de Rijkswaterstaat, dat het de
kosten van bewegwijzering en bebake-
ning van de rijkswegen binnen de be
bouwde kom ten laste laat komen van de
gemeenten.
Deze bewegwijzering en bebakening,
over het algemeen de taak van de weg-
beheerder, dient de burger van Holten in
genen dele, deze kent de weg in eigen
dorp, maar zij is bedoeld voor de gebrui
ker van de Rijksweg, het doorgaande ver
keer.
Ik acht deze gedragslijn niet consequent
en onbegrijpelijk.
Waarom wil men, althans wanneer het
gaat om de financiële consequenties van
het, wegbeheerder zijn, deze niet aan
vaarden?
PLANOLOGIE
Ons zo langzamerhand angstwekkend
dicht bevolkte land laat het eenvoudig
niet meer toe, dat. wij bij de stedebouw-
kundige vormgeving van onze gemeente
alleen maar te rade gaan bij onze eigen
inzichten, wij hebben ons in steeds ster
ker mate te richten naar het feit, dat Hol
ten een klein onderdeel is van het land,
dat met zijn ruimtelijke ordening wor
stelt.
In het licht hiervan zult U in het ko
mende jaar de ontwerp bestemmingsplan
nen hebben te beoordelen, welke wij U
hopen aan te bieden.
Het bestemmingsplan Holterberg zal
door U in het komende jaar opnieuw moe
ten worden vastgesteld. Het bestemmings
plan „de Haar", waar wij de nieuwe
dorpsbebouwing hebben geprojecteerd
hopen wij U begin volg. jaar ter vaststel
ling aan te bieden.
Het komplan Holten, waarop reeds veel
te lang is gewacht, zal na Uw vaststelling
in het komende jaar, is er mede gemoeid
om stedebouwkundige plannen te ontwik
kelen en tot stand te brengen.
Ik mag daarvan onze stedebouwkundige
nauwelijks een verwijt maken.
Te groot immers was de achterstand,
welke diens voorganger achterliet, te vele
ook zijn de instanties, welke bij de tot
standkoming dezer plannen betrokken
moeten worden.
Niettemin is er gestadig gewerkt aan
het tot stand brengen van bestemmings
plannen onzer gemeente.
Het bestemmingsplan voor het dorp
Holten mocht in het afgelopen jaar haar
definitieve vorm vinden en Uw raad pas
seren.
Ik verwacht dat in 1967 de vaststelling
van de plannen Holterberg, de Haar en
het komplan Holten een feit zal worden.
Aan de herziening van het bestemmings
plan in hoofdzaken wordt eveneens ge
werkt.
RUILVERKAVELING
Aan de dringende wens van de zijde
van onze gemeente om het ruilverkave-
lingsblok Holten-Markelo met het Noord-
Westelijke gedeelte van Holten uit te be
reiden is gehoor gegeven.
Thans is een logisch blok van Holten
in de voorgenomen ruilverkaveling be
trokken.
Het is slechts te betreuren dat de
buurtschap „de Look" daarin niet is be
trokken. Juist daar laat de waterbeheer
sing zeer veel te wensen over.
Ik ben dankbaar, dat men aan onze
wensen gehoor heeft willen geven.
Wij moeten ons thans te zamen aangor
den om de voorgenomen ruilverkaveling
tot een goed einde te brengen.
Indien de ruilverkavelingscommissie in
gemeen overleg met ons, met gevoel ook
voor het tere landschap, haar taak zal
vervullen, kan met name voor de land
bouwende bevolking zegenx-ijk werk wor
den verricht.
ONDERWIJS
Het onderwijs in onze gemeente is een
zaak, waarover wij meer dan tevreden
mogen zijn. Op alle inrichtingen van on
derwijs, van kleuterschool tot en met
Scholengemeenschap wordt goed onder
wijs gegeven. De leei'ki-achten vervullen
hun taak met toewijding en kennis van
zaken.
Ik wil hen vanavond gaairne dank zeg
gen voor de wijze, waarp zij het onder
wijs in Holten dienen.
De groei van de scholen is van dien
aard, dat met name de Scholengemeen
schap en de school met de Bijbel uit hun
jas zijn gegroeid.
DE BESTEDINGSBEPERKING
De bestedingsbeperking bracht met zich
mede, dat wij ons weer met noodlocali-
teiten moesten gaan behelpen, een ver
schijnsel, dat in de na-ooi-logse tijd nor
maal was, doch dat 20 jai'en na de oorlog
eigenlijk bedenkelijk is.
Het feit, dat de Kolschool, welke per 1
september op de Kol had moeten starten,
buiten haar gebied in een aantal afge
dankte en voor het onderwijs bepaald on
geschikte localiteiten moest woi'den on-
dei'gebracht, werpt een schril licht op de
wijze, waarop in onze welvaartstaat, de
gemeentehuishouding moet worden ge
voerd.
Het hoofd van deze school, de heer
Wilpshaar en de onderwijzeressen Wol-
ters en Broere komt een wooi'd van waar
dering toe voor de wijze, waarop zij niet
temin met opgewektheid hun taak ver
vullen.
In het komende jaar zal men ongetwij
feld de financieringsmiddelen moeten
verschaffen om de bouw van de Kolschool
te realiseren.
Er is ergens een einde aan de vinding-
ï-ijkheid om noodoplossingen te creëren.
De heer J. W. Kroon volgde de heer
Wilmer op als hoofd van de Dijkei'hoekse
school. Hij heeft te midden van de Dij
kerhoekers zijn plaats i*eeds gevonden.
Teneinde de wel zeer slechte school-
accommodatie te Dijkerhoek op de kortst
mogelijke tei'mijn te kunnen vei'beteren
hebben wij, met instemming van de in-