IVOROL Markenskerners en hun betekenis liiilverkavelisig Holten-Markeio OntwikkelingsMrijveri en montagestelien Gelegenheid tot het aanvragen van bijdragen van Ontwikkelings- en Saneringsfonds per 1 januari 1966 weer open EEN SIST AAN TIFEL STEUNT BE NCWB Stopzetting voetbalcompetitie ALLES DRAAIT OM MOEDER Vrijdag 24 december 1965 HOUTENS NIEUWSBLAD Hiernaast geven wij een overzicht van het z.g. blok van deze ruilverkaveling, welke in verband met de aanleg van de autosnelweg de E8, grote aktualiteit gekregen heeft. Zij omvat pl.m. 10.000 h.a. Op bovenstaand kaartje geeft de donkere lijn de voorlopige begren zing aan van deze gronden, die voor het grootste deel gelegen zijn in de gemeente Markelo, maar ook voor een heel groot deel in de gemeente Holten, Als we in het noordwesten deze grenslijn volgen, dan zien we, dat in Holten een klein deel van de gronden gelegen is (boven de spoorlijn) in de buurtschappen Dijkerhoek en Neerclcrp, dat deze lijn ten zuiden van het Dorp Holten is doorgetrokken naar de kruising van de Rijssenseweg en zich vanaf het woonwagenkamp in oostelijke richting beweegt naar de grens van de gemeente Wier den, teil zuiden van Enter, zich ten westen langs Goor aansluit op het Twente-Rijnkanaal, dit kanaal volgt tot de grens met de ge meente Laren om vervolgens langs de westelijke grens van Markelo en Holten, het punt van uitgang weer te bereiken. Het dorp Markelo vormt logischer wijze een enclave in deze verkaveling. De buurtschappen Dijkerhoek, Espelo, Holterbérg, Lichtenberg en Look vallen niet in het blok. Wat de twee laatsten betreft wordt schijn baar overwogen om deze bij een eventuele ruilverkaveling in de ge meente Rijssen te betrekken. Op de Holterberg liggen praktisch geen landbouwgronden, zodat hier zeker geen verkaveling zal plaats vin den. Men kan zich echter wel afvragen of het niet wenselijk is de Enkgronden, die gedeeltelijk onder de bebouwde kom vallen, beter, te verkavelen. Ten aanzien van de buurtschappen Dijkerhoek en Es pelo hebben de afdelingen van de plaatselijke landbouworganisaties en het gemeentebestuur verzocht deze alsnog in het blok op ie nemen. Hierover is een gesprek en overleg gaande. In de vergadering van de commissie van voorbereiding, welke dinsdagmiddag in het dienstgebouw van de N.H. Kerk te Markelo gehouden werd, is dit: punt reeds terloops ter sprake geweest. Nadat hierover aanvankelijk geen overeenstemming kon worden bereikt heeft de commissie thans besloten de voorbereidingen voor de uitvoering van het ruilverkavelingspian aan de Kon. Ned. Heide Mij op te dragen. ruilverkaveling HOU EN -MARKEI. O schaai 1,'SÖ.ÖÖÖ jgflMS» VS.'i dc ggoave - Het bestuur van de Stichting Ontwikke lings- en Saneringsfonds voor de Land bouw stelt de mogelijkheid tot het aan vragen van bijdragen uit het fonds voor ontwikkelingsbedrijven en montages tallen opnieuw open en wel van 1 januari 1966 tot 1 maart 1966. Individuele agrarische ondernemers kunnen aanvragen indienen. Daarnaast is het thans mogelijk gemaakt ook bijdragen te verlenen voor projecten, die door meer ondernemers gezamenlijk zullen worden uitgevoerd. In dergelijke gevallen moet de blijvende aard van samenwerking voldoende gewaarborgd zijn. De bijdrageregelingen voor de ontwik kelingsbedrijven en de montagestallen beogen, zoals men weet, het ontwikke lingsproces in de landbouw te bevorderen en dragen niet het karakter van algemene subsidieregelingen. Zowel bedrijf als. on dernemer zullen bij het verlenen van bij dragen dienen te voldoen aan eisen van geschiktheid en bekwaamheid. De opzet van het bedrijf dient doelmatig te zijn en de boer zal over voldoende vakbe kwaamheid en ondernemers-capaciteiten dienen te beschikken, wat mede kan blijken uit de bedrijfsresultaten van voorgaande jaren. De hoogte van de bij drage is afhankelijk van de kosten van de bouw of verbouw van de bedrijfsge bouwen. De bijdrage kan pas worden uitgekeerd wanneer met de (ver)bouw na de datum van aanvrage is begonnen. De provinciale raden voor de bedrijfs ontwikkeling in de landbouw zullen over alle aanvragen advies uitbrengen aan het bestuur van de Stichting. De rijkslancl- bouwvoorlichtingsdienst is belast met de uitvoering van de regelingen. ONTWIKKELING SBEDRIJVEN De bouw of verbouw, waarvoor een bijdrage wordt aangevraagd, door indivi duele of samenwerkende ondernemers, moet verband houden met een structurele wijziging van het bedrijf. Deze verande ring van de bedrijfsstructuur kan ver oorzaakt worden door oppervlaktever groting, bedrijfsvereenvoudiging, speciali- catie in de produktie, e.d. Normale aanpassingen, die in het kader van de ge hele bedrijfsomvang slechts van onder geschikte betekenis zijn, kunnen niet als ingrijpende structurele wijzigingen wor den beschouwd. De bijdrage bedraagt maximaal 25% van de investering in de bedrijfsgebouwen met een maximum van 10.000. MONTAGESTALLEN Individuele of samenwerkende onder nemers, die tot bouw van eeri rundveestal overgaan, gebouwd vólgens een door het bestuur goedgekeurd arbeidsbesparend bouwsysteem, kunnen in'het kader van de bijdrageregeling-montagestallen voor een bijdrage in aanmerking komen, mits de bedrijfsstructuur toelaat dat op het des- beteffende bedrijf tenminste 20 melk koeien gehouden kunnen worden. De bijdi-age 600.per strekkende meter lengte van de te bouwen montage stal (inwendige maat). Wanneer de stal- lengte meer dan 18 meter bedraagt? wordt voor- de lengte boven 18 meter 450.per strekkende meter als bijdrage verstrekt. Indien de plaatselijke omstandigheden heien noodzakelijk maken kan de bijdrage, afhankelijk van de lengte van de heipalen, verhoogd worden. Zowel voor de ontwikkelingsbedrijven als voor de montagestallen kan het aan vragen vnn een bijdrage gebeuren met behulp van een formulier, dat verkrijg baar is bij de rijkslandbouweonsulenten terwijl gegadigden voor gebruikmaking vragen van een bijdrage gebeuren met bedrijven bovendien terecht kunnen bij de rykstuinbouwconsulenten. De consulenten verschaffen bovendien alle nadere gege vens. Onder redelijke belangstelling hielden de afdelingen van de OLM en de CBTB en de Bedrijfsverenigingen Holten en Dij kerhoek in hotel Holterman een gecombi neerde vergadering onder voorzitterschap van de heer D. B. Nijland. Door de heer Ir. C. F. van Rossum, Rijksveeteeltconsulent voor Overijssel, werd een lezing gehouden over „Doel en opzet van varkenskernen", terwijl de heer Van Soest, dierenarts en medewerker van de Prov. Gezondheidsdienst voor Overijssel het onderwerp „De Gezond heidszorg van onze varkens" inleidde. Nadat de voorzitter met een kort woord had ingeleid, begon de heer Van Rossum een beeld te geven van de ontwikkeling van de varkenshouderij over de laatste 15 jaar. In 1950/!51 werden jaarlijks in on§ land 2V2 miljoen varkens geslacht, terwijl dit aantal in 1965 ruim 6 miljoen bedraagt. Een sterke uitbreiding uiteraard en vol gens de heer van Rossum kan de uitbrei ding nog wel even voortduren, daar de toekomst hiervoor nog wel enig perspec tief opent. De sterke uitbreiding van de varkens stapel is in ons land niet overal even groot. Met name in de provincies Noord- Brabant, Limburg en Overijssel is de uit breiding wel het grootst, dit in tegenstel ling tot de provincies Groningen, Fries land, Drenthe en Holland, waar de var kensstapel is ingekrompen. Een zeer sterke uitbreiding vertoont Overijssel, waar in 1955 300.000 varkens werden gehouden tegen 570.000 in 1965, dus bijna een verdubbeling. 1-Iet aantal bedrijven echter waar varkens werden gehouden is sterk verminderd, n.l. van 22000 in 1955 tot 16000 momenteel. Volgens spi:eker zal deze ontwikkeling zich verder voortzetten, dus minder be drijven met grotere eenheden. GROTERE EENHEDEN Om echter met succes grotere eenheden varkens te houden, dient men wel terdege óver vakmanschap -te beschikken, waar door de omstandigheden, die de rentabili teit nadelig beïnvloeden, zoveel mogelijk worden weggenomen. Uitvoerig ging de heer Van Rossum in op de aspecten, welke de rentabiliteit be- invloeden. O.m. werd gewezen op het type varken, de erfelijke aanleg dus, die het dier bezit en waaraan men niets kan veranderen. Voorts op het voederverbruik, de groei- snelheid en de slachtkwaliteit. Door de voorlichter, die in dienst is van de var kenskern, werden bij de mesters gegevens verzameld omtrent de hiervoren genoem de eigenschappen. Koopt men als mester dus regelmatig biggen bij een bepaalde fokker en blijkt, dat het voederverbruik en de slachtkwali teit niet aan de verwachtingen voldoen, dan dient de fokker, die ook deze ge gevens ontvangt, hieraan tijdig alle aan dacht te schenken. In de praktijk zijn er reeds verschillen de mesters, die steeds van dezelfde fok ker biggen kopen, omdat ze daarmee steeds goede resultaten behalen. De opzet van de varkenskern is dus, dat er een samenspel tussen fokker en mester bestaat, met het doel de rentabili teit van de varkenshouderij te verhogen. BIGGENSTERFTE Hierna sprak de heer Van Soest, die begon met op te merken, dat een groot aantal varkens in één hok het gevaar voor. Ziekten in de hand werkt. De rentabiliteit van de varkenshouderij wordt sterk verminderd door de grote big- gensterfte. Volgens spreker is berekend, dat. hier aan jaarlijks 40 miljoen gulden verloren gaat. Hoewel daar voor een deel niets aan is te doen, dient men overigens alle aan dacht te schenken aan de huisvesting en hygiëne. Slechte hygiëne werkt biggen- sterfte zeer in de hand. Voorts is het noodzakelijk, dat de biggen een droge, warme ligging hebben. Enige dagen voor het biggen dient men de zeug niet teveel te voeren. De jonge pasgeboren biggen met wat stro goed droog wrijven, anders worden ze te koud. Zeer aan te bevelen is een straallamp voor verwarming. De heer Van Soest ging hierna in op talloze ziekten, die de jonge biggen be lagen en hoe deze te voorkomen, dan wel te bestrijden. In het bijzonder werd stil gestaan bij de z.g. biggengriep, ofwel het besmettelijk hoesten. Tenslotte deelde spreker nog mede, dat indien men in de varkenshouderij heeft te kampen met ziekten, de Gezondheidsdienst in overleg met de praktiserende dieren arts gaarne bereid is de moeilijkheden op te sporen en té trachten deze té bestrij den. Op beide inleidingen, die met grote aan dacht werden beluisterd, volgde nog een geanimeerde gedachtenwisseling, waarna de voorzitter de inleiders dank bracht voor deze~ voor varkenshouders interes sante en leerzame avond. AFDELING TWENTE Evenals voorgaande jaren zal de voet balcompetitie van de afdeling Twente der KNVB vanaf heden tot en met 16 januari a.s. geheel worden stop gezet. Voor de senior-elftallen zal - - behou dens de weersomstandigheden 't eerst een programma weer worden vastgesteld voor zaterdag 22 en. zondag 23 januari. De wedstrijden voor de juniorengroe- pen zullen weer aanvangen als volgt: Groep I op zaterdag 5 februari; groep II op zaterdag 26 februari en groep III op zaterdag 12 maart d.a.v. Tanden blank-Adem ff ïs Onbetwist de beste tandpasta FEUILLETON door Tom Lodewijk 18) „En wat moet ik dan al die tijd?" „Daar praten we dan wel over. Maar maak je geen zorgen, alles komt terecht." Vlak achter haar aan kwam dokter Haze laar. Hij vertelde haar wat hij van zijn collega in het ziekenhuis had gehoord. Ze luisterde met gesloten ogen. Hij had een prettige stem en hij leek zo competent. En hij had zoveel aandacht voor haar. „Dat maakt het voor u wel wat moei lijker, mevrouw, nu u Anneke, niet heeft om voor alles te zorgen. U hebt gelukkig uw huishoudster, en de zuster komt ook iedere dag. Maar u zult zich toch met méér zaken móeten bemoeien." Hij had besloten haar een handje te hel pen. Je kon tenslotte niet zeggen: doe maar net of er niets met je aan de hand is. Daarom bracht hij haar een medicijn, een tonicum. „Die moet u trouw innemen", zei hij met nadruk, „niet vergeten, want anders gaat het mis. U zult merken dat u dan méér energie krijgt, méér kunt en ook beter slaapt". Zulke mensen, die altijd als patiënt hadden geleefd, moesten nu een maal een medicijn hebben om het wonder te verrichten, en dit tonicum zou haar geen kwaad doen, hoogstens een opkik- kertje geven. Tine Treebergh zuchtte dankbaar. Ge lukkig, dé dokter dacht niet dat ze maar een beetje simuleerde. Hij nam haar geval serieus. En nu kwam hij met heel nieuwe medicijnen. Misschien hielp het. Het zou móéten helpen, want er werd zoveel van haar gevraagd nu! Ze wist.niet of ze het kon, ze wist bijna zeker dat ze het niet zou volhouden, maar ze moest het wel proberen. Als de dokter nu maar hielp en de zuster, want tenslotte was ze nog altijd patiënt, dan haalde ze het misschien. Toen die avond dokter Broers en zijn vrouw naar huis liepen, zei Mies Broers: „Toch hebben, wij hier ook schuld aan, Karei. Tine heeft zich wel teruggetrokken als een slak in zijn huis, maar we hebben haar ook maar laten gaan." „Ik heb haar geregeld opgezocht", protes teerde haar man. „Ja, maar het waren altijd doktersvisit.es, al weet ik wel dat ze het voor jou niet waren. Ze heeft geen dokters visite nodig, die versterken haar maar in haar gevoel van'ziekzijn. Ze heeft mensen om zich heen nodig. Ze moet weten dat ze leeft, inplaats van levend dood te zijn zoals tot nog toe, met alleen Aaltje en Anneke om zich heen. Haar oude kennissen moeten haar weer eens opzoeken." „Ziekenbezoek bij iemand die altijd op sterven na dood schijnt te zijn, is geen pretje", zei haar man hardvochtig. „Daarom moet ze niet op bed blijven. Vanavond was ze af en toe geloof ik, vergeten dat ze ziek was. Ze heeft zelfs gelachen, heb je dat gemerkt? Tine Tree bergh heeft haar medemensen meer nodig dan de dokter". „Vrouw", zei dokterBroers nederig, „jij zult het als altijd wel het beste weten". „Blij dat je dat Toegeeft", zei de dokters vrouw tevreden. I-IOOFDS T U K V' I I Hoe moet het nu verder? Anneke Treebergh zag vanuit haar bed, door de grote ramen van het moderne ziekenhuis, het jonge groen aan de bomen, ze hoorde de vogels buiten kwet teren, ze wist dat het voorjaar was ge komen en dat zij dit Voorjaar mocht be leven. Ze wist dat ze erg ziek was ge weest. Ze hadden het haar verteld, want haar herinnering reikte niet verder dan koortsdromen, vage gestalten van dokters en zusters met bezorgde gezichten. Maar als een positieve herinnering waren daar de Stilte, de rust, de zorg om haar heen. Alles kon ze van zich af laten glijden, alle bezorgheid, alle sombere gedachten, alle verantwoordelijkheid. „U hebt helemaal niets anders te doen", had de hoofdzuster gezegd, „dan uit te rusten en beter te worden". En nu ze in het stadium van herstel was aange land, begon ze te beseffen hoe heerlijk dit was. Ze voelde minder nog dan haar krachten, haar levenslust terugkeren. Het was haar als was ze door een donkere kloof gegaan, om aan te landen op een zonnige bergwei vol bloemen. Iedereen was lief voor haar, iedereen zorgde voor haar, en ze gaf er zich geen rekenschap van dat dit zijn oorzaak vond in het feit dat ze een geliefde patiënt was. Altijd dankbaar, altijd bang dat ze te veel eiste van artsen en verpleegsters, levendig belangstellend in alles en iedereen. De dokter maakte graag even een babbel tje tijdens zijn ronde, de zusters kwamen even een praatje maken en soms in hun vrije tijd bij haar zitten. Zelfs de hoofd zuster, lang niet makkelijk, had voor haar een extra vriendelijk woord, kwam af en toe eens kijken „of ze het wel naar haar zin had, want ze was bang dat ze anders weg zou lopen". Anneke's leven hier ver schilde zo in alle opzichten van de dage lijkse tredmolen, die ze gewend was, altijd zorgend voor anderen, van plicht tot plicht voortgaande, dat ze haar ziekte ging zien als een zegen. Haar gróótste zorg was haar moeder ge weest, maar mevrouw Broers had haar gerustgesteld. „Je moeder redt het wel. Nu jij er niet meer bent, schijnt ze opeens veel meer te kunnen, omdat ze beseft dat het moet. En nu ze méér over de vloer is, krijgt ze ook maar aanloop." De doktersvrouw vertelde niet, hoe zij zelf de vriendinnen van weleer had opge pord om Tine Treebergh eens te gaan opzoeken, nu die helemaal alleen was in dat grote huis. „Jamaar", hadden de vriendinnen gezegd, „wé zijn al zo'n tijd niet geweest, want eerlijk gezegd, we hadden ons bekomst van al die klaagzangen en ziekteverhalen, en hoe kunnen wij dan nu opeens op komen dagen?" „Nou, je vraagt hoe het met Anneke gaat. Dat is toch heel natuurlijk?" Zo waren ze de een na de ander gekomen en aangenaam verrast,- dat ze geen patiënt in bed aantroffen. Tine Treebergh begon ook te beseffen dat het toch ge zelliger was met iemand thee te drinken en een praatje te maken, clan alléén in bed te liggen. Het was voor haar een hele opgave, en meermalen dacht ze dat ze het niet kon volbrengen. Dan kroop ze maar weer in haar bed en probeerde wat te rusten. Maar haar slapeloosheid was'lang zo erg niet meer, want ze was 's avonds doodmoe en sliep meteen. (Wordt vervolgd)

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1965 | | pagina 2