OUDEJAARSAVOND-OVERPEINZINGEN VAN
^-(eyl-wenöck
De eerste viool
HOT.TF.NS Nïi:u\vsm,.u>
komaóoaer en '~~Pieternel
)onc1cr(3a.-' 31 decnnbor 1064
[Vervolg Oudejaarsrctle
burgemeester Mr. W. II. Enklaar)
De heer G. M. L. Rouwenhorst, ge
durende 25 jaren een noeste werker ter
gemeente-secretarie en de heer J. Brands,
een toegewijd ambtenaar, verlieten ons
eveneens. Hun plaats werd ingenomen
door de heer E. Muizenbelt en mejuf
frouw J. van der Woude.
Zo hebben wij dan nog even tezamen
een blik geslagen op het jaar 1964.
Gij zult met mij achter de feiten en
cijfers de personen hebben zien staan, die
in dit gemeentelijk leven van het heen
gaande jaar hun rol hadden te ver
hullen.
Sommige namen heb ik U genoemd, an
deren weer niet, maar gij weet 't met mij
Een ieder speelt een rol in het stuk, dat
van het verleden naar de toekomst leidt
daar tussen in bestaat het heden
in het stil verglijden van de tijd.
Wij allen, bestuurders en ambtenaren,
hebben onze rol gespeeld.
De één met meer succes, de ander met
minder resultaat, de één met meer toe
wijding dan de ander, doch het jaar
overziende, kan ik met dankbaarheid
vaststellen, dat bestuur en ambtenaren
corps in goede harmonische samenwer
king hun taak hebben vervuld.
Ik wil u, heren raadsleden, in de eer-
:Ac plaats gaarne danken voor de wijze,
waarop U de zaken der gemeente hebt
willen behartigen.
Ik wil U er bovendien voor danken,
dat Uw kritiek steeds een opbouwende
is geweest en dat U het mogelijk maakte
in een sfeer van vriendschap en begrip
onze beraadslagingen te houden.
Eenzelfde goede verstandhouding heeft
ook steeds de verhouding met U, heren
wethouders, gekenmerkt.
Wij hebben het afgelopen jaar een ogen
blik mogen stilstaan bij het 25-jarig ju
bileum van de heer Veneklaas Slots als
raadslid dezer gemeente.
Dokter Vegter typeerde hem eens
aldus:
„Het leven, dat drukt ons met zorgen;
regeren is: zorgen voor morgen.
Voor dit abattoir
staat Veneklaas klaar;
vertrouwend, weet hij zich geborgen."
Begrip en vertrouwen hebben onze
verstandhouding gekenmerkt.
Hetzelfde geldt van de gemeentesecre
taris, die in deze goede verstandhouding
zijn aandeel ruimschoots inbracht.
Ik geloof, dat met name het grote ver
trouwen in elkander de basis is van de
goede samenwerking, die het dienen van
de gemeente Holten tot zulk een voor
recht maakt.
„De welvaart spruit uit kloeck beleit
van amp'.enaeren,
die nacht en dag zich zelfs niet spaeren,
geschapen tot een ieders nut."
Het is een voorrecht te mogen consta
teren dat het ambtenarencorps dezer ge
meente zich deze versregels indachtig
wil zijn.
Ik wil hen aan het einde van dit jaar
gaarne danken voor de wijze, waarop zij
zich ook in 1964 voor onze gemeente heb
ben ingespannen.
POLITIE
Evenals bij gemeentewerken vond ook
hier aflosisng van de wacht plaats.
Adjudant Petter hing de politiepet aan
de kapstok en werd als groepscomman
dant opgevolgd door adjudant Kruit.
Bij zijn afscheid werd de heer Petter
de hulde en lof toegebracht, waarop hij
ten volle aanspraak mocht maken.
Ik wil gaarne de nieuwe groepscom
mandant met zijn wachtmeesters danken
voor de goede zorgen, welke zij in het
afgelopen jaar besteedden aan de hand
having van de openbare rust en veilig
heid.
PERS
Mijn traditioneel woord van erkente
lijkheid jegens de pers kan naar waar
heid weer identiek zijn aan vorige jaren.
Ik verheug mij er in, dat de voorlich
ting over Holten ook in 1964 weer be
trouwbaar en objectief was.
i Th.: De klok gaat angstig vlug vooruit,
Juist op deez' laatste dag.
i Als je niet oplet, hoor je zelfs,
niet eens de laatste slag!
i
P.: Ach Thomasvaer, wat is een jaar,
In 't huidig tijdsbestel?
Het einde was weer spoedig daar.
Wat leven we toch snel!
1 Th.: Wat is er weer heel veel geschied,
Veel zijn we al vergeten.
Had ik maar alles genoteerd
1 P.: Dat heeft mij niet gespeten!
Wie houdt de toestand heden bij?
Je hoofd zou om gaan lopen.
Van '64 kan gezegd:
Er was weer nieuws bij hopen!
Th.: 't Begon in januari al.
Denk aan 't geval-Soestdijk.
Wat was er veel beroering in
Ons kleine Koninkrijk!
i P.: De kwestie acht ik afgedaan.
Dus liever zand hierover.
1 Je las haast dagelijks in de krant,
Van menig brute rover.
i Th.: De misdaad nam niet af, maar toe.
Denk eens aan de juwelen!
Ze werden overdag geroofd,
Dit wist men klaar te spelen,
Enfin, de zaak is opgelost.
P.: Gold dat ook voor 't verkeer!
Er zijn problemen op de weg,
Zo alle dagen weer.
Bij mist heb jij niet veel gemist,
Dat j'in je kamer zat!
Til.; Bij kettingbotsingen ben ik,
Toch liefst maar niet op pad.
Te weinig heren in 't verkeer!
Men jakkert maar weer voort.
Het dodencijfer zegt genoeg!
't Is droevig in één woord.
P.: De steden weten niet meer hoe.
Denk eens aan Oudenrijn.
Meer wegen, breder tot en met,
Dat zal wel nodig zijn!
Tli.: De Deltawerken zijn toch wel,
Ons Holland op z'n best.
Er is daar weer een jaar gezwoegd.
P.: En nog niet voor het lest!
Ja heus, daar wordt iets groots
verricht.
'n O zo nuttig werk.
't Zijn sluizen, dammen, wat je ziet.
En alles even sterk!
Dat liever dan de ruimtevaart, Th.;
Het kost een massa duiten.
En zit zo'n ding goed in de lucht,
Dan kunnen w'er naar fluiten!
Jouw Bogaertswoning, Thomasvaer
Wat zeg je er wel van? P.:
Wel, dat je er in wonen kunt,
Zo prettig als 't maar kan.
We gaan wel op dit punt vooruit.
Al blijft de woningnood,
Tot heden in ons Nederland, Th.:
Toch nogal aardig groot.
De huren gingen weer omhoog.
We weten 't allemaal. T.:
De lonen tonen iedere keer,
'n Stijgende spiraal.
Net als de prijzen weet je wel?
't Gaat samen naar omhoog.
Wanneer is 't eind hiervan in zicht?
Wat heeft men toch op 't oog?
Helaas, ik ben geen econoom.
Dus zal ik die problemen,
Maar laten rusten Pieternel,
't Is geven en 't is nemen!
P.:
Van 't spaai'bankboekje zeker hè?
Daar 't eindbedrag flink dunde.
Ik moet maar eens studeren gaan,
In hogere huishoudkunde!
Het geld, het vliegt maar uit de
beurs.
Zou 't elders niet zo zijn?
Leg 't oor maar eens te luistex-en.
En trek dan ene lijn!
Toch hebben we het o zo goed.
Denk eens aan vroeger jaren.
Half Nederland in 't buitenland'
En wie er hier niet waxen!
In Zandvoort hoorde je niets dan
Duits!
Het werd compleet bezet.
De kust was ene miexenhoop.
't krioelt er tot en met.
'k Heb mijn belasting al betaald,
'k Zou wel eens willen vragen,
Wanneer de fiscus nu die zaak,
Eens drastisch gaat verlagen.
Voor mijn part is dat morgen al.
'k Heb er ook niets op tegen!
We dokken immers al zoveel,
Dat hoeft hier niet verzwegen
Verlichting der belastingdxmk,
Het staat me zeer wel aan.
Kon men d'ontwaarding van 't geld,
Maar ietwat tegengaan!
Wat is vandaag de gulden waai'd?
't Is 't duppie van voorheen.
Miljoenennota's schrikken af.
Dat merkt wel iedereen,
Hoeveel we dokken moeten voor
Defensie enzovoort.
Bedx-agen. die men vroeger nooit
In één ruk heeft gehoox-d.
Ons leger kost een kapitaal,
In koude oox-logstijd.
Gelukkig Zijn we tot vandaag,
Van 't ergste nog bevrijd.
Geen werkelozen lopen rond.
Lees maar eens in de bladen.
De ai-beidsmai'kt van Nederland,
Is schier niet te vex'zaden.
De Europoort, gigantisch hoor!
Kijk eens naar Rottei-dam,
Waar schip na schip voer af en aan
De handel ligt niet lam.
En dan die mooie zomer hè?
Hoe glundei'den de boer-en.
Ze wisten hun produktie nog
Weer aardig op te voer-en!
Mechanisatie tot en met!
Dit alles door de lonen.
Maar waar is heden grond te koop,
Voor nijvere boex-enzonen
Th.-
Zeg Pieterncl, zeg hoor je 't wel?
De klok begint te slaan.
't Jaar '64 is voox-bij.
Ken jij de sooxten scholen, die
we straks in Holland krijgen?
Zijn Havo, Mavo, enzovoort,
Jou al een beetje eigen?
Dat zal nog moetexx wennen hoor!
Cals heeft z'n zin gekregen!
Die Mammoetwet is er nu door,
Hou eens een mammoet tegen!
Cals ging en Bot kwam nu aan bod.
'n Gloednieuw kabinet.
Al is er hier en daar ook weer,
'n „Oudje" neergezet.
G
O
O
P.: 't Is snel voorbij gegaan.
God zegene ons in 't nieuwe jaar.
1-Iet beste toegewenst.
Do liefde voor elkander zij
En blijve onbegi'ensd.
Th.:
Het beste met ons Vadei'land,
Ons Vorstenhuis en volk.
Jij bent, als ik het zeggen mag
Zeer zeker veler tolk.
Tijmen.
Verlegenwoordigei's van de Pers, waar
mede wij in Holten te maken hebben,
zijn het vertrouwen, dat wij in hen stel
len, ten volle waai-d.
Mijne Heren, Leden van de Raad, ik
beschouw het als een voorrecht telken-
jare mij met U en met hen, die onze
naaste mede wei-kers zijn, te bezinnen
over de tijdkring, die afgesloten woi'dt.
Het bepaalt ons allen er misschien weei-
even bij, hoe betrekkelijk alle dingen
zijn.
Oudejaar wil, geloof ik, zeggen: even
een pas op de plaats maken, even ach-
tei-om zien op onze pelgrimstocht door
het leven, om dan weer voort te gaan
het nieuwe leven tegemoet.
Misschien ervaren wij dan in onze
overdenking wat de dichteres Me vrouw-
De Jonge-Ter Horst heeft willen zeggen,
toen zij dichtte:
Boven ons leven, onze wilde strijd,
ons woedend worstelen, om tot geluk
te komen
Staat nog het bloeiend paradijs van
onze dromen,
zo ijl. maar toch met zekerheid
Zo bitter veel verdriet di-aagt onze tijd.
Wij hebben nodig, nieuwe wooi'den,
klare zinnen,
Wij moeten redden, bouwen, denken,
weer beginnen,
Met ons gereedschap: enkel eerlijkheid.
Voor onze kinderen zijn wij bereid,
Die wereld van geluk en vi-cde is niet
gelogen.
Maar straalde in alle eeuwen voor de ogen
van hem, die nam „de helm der Zaligheid"
Die helm der zaligheid, d.w.z. de hoop
op Gods hulp en onze eerlijkheid, zij onze
wapenrusting in het nieuwe jaar, dan
zullen wij, dacht ik, ervaren, wat Jan
Rispens eens dichtte:
Mij, pelgrim uit de wereldstad,
Om U te volgen, Jacobsster,
Mij is, hoe moede, hoe afgemat,
Geen last te zwaai-, geen tocht te ver.
aangebooden door d' uytgeever en Opsteller van
HOLTENS NIEUWSBLAD
aan de ghe-eerde Burghex-ye, ter geleegendheyt van de
intx-eede van het Jaer onses Heeren MCMLXV.
Verleeden Jaer, 300 wel als eer-verleeden Jaei-,
waert ghy om deese Tydt gants vroolyck by elckaex-.
Ghy leefdet in de Hoop: er sou veriigting daeghen;
Den Haegh hadt ons beloofd: wy gaen den Cvns veriaegen!
Ghy kent het spx-eeck-woort: Veel belooven, weinigh geeven,
dat doet alleen den Dwaes een Tydt in vreugde leeven.
En wy syn seecker dwaes, de mans soo als de vrouwen,
als wy ons Staetsbestier soo op Syn Woordt vertrouwen.
Het wordt van ons ghe-eist: Eeii. Uwe OveiTieyt,
maar als het soo gaet, raeckt sy haer Gezag tog kwyt!
We hadden oock vex-wagt, dat men dit Jaer sou gaan
per pyl-snelle racket naer onse oude Maen.
Men isser wel gheweest, heeft plaetjens opghenoomen,
maer voox-ts is er nog niet veel van teregt ghekoomen.
Al hadt men maer alleen dit Nieuwtjen kunnen haelen
of men daei-, net als hiex-, belasting moet betaalen!
Een gantse ploeg gespierd- en vlugge jonggheselien
zag men op vleughelen naer Tokyo toe snellen.
En Geesinck, die de kunst van af-weer goed vex-slaet,
die won de Gouden Plack, Japan was desolaet.
Van Neederland is de Victory dus begonnen,
al gold 'het toch oock hier: de grootste heeft ghewonnexx.
't Japansche sport-idool door Needexiandt gebroocken
en Karei Doorman tog, sy het posthuum, ghewx-oocken!
Verlaging van de cyns? men wil nog meer gaen heffen.
door 't Weg-geldt wil men ons nog swaerder selfs gaen treffen.
Ons Landt telt plotseling veel duysenden beswaerden,
besitters altemael van waegens sonder Paerden.
Kan dat er nog wel by? Een ieder segge mee:
ja! voor het Weegen-fonds, maar teegen 't Weggeldt: Nee!
Hoe kenmerekt sich dit Jaer door 't schokkendste ghebeuren:
ging Kroestjow niet op 't Block? Mexx sou er haest. om treuren.
Wy mogten hem tog wei. al sloeg hy met syn Schoen;
dat is nu afghedaen, hy kan 'et niet meer doen
ten sy by Moeder thuys. En oock met de Chineesen
schynt het nog altyt xnaer geexx koeck en ey te weesen.
Schoon de Chinees eex-st nog niet met d' Atoombom speelde,
hy heeft er nu oock een, o mènschen wat een weelde.
In Englandt ging voorts de Wei-ek-party regheex-en
en ging de Gx*aaf van Home dus maer pensionneeren.
Pi-ompt werd het Schot verhoogt, dat Englandt van ons scheyt,
een hooger invoer-regt werd orxs, wat vreugt! bereydt.
Al moet het wel, daer haest Brittanje naer de Maen is,
de Bi'it beseft nog niet dat hy Europeaan is.
In 't Ver Aamerika heeft Goudwater getragt
met nxagtig veel geschi-eeuw te koonxen aen de Magt.
Het is hem niet gheluckt, een zeegen voor dat Landt.
Hier zeegeviex-de tog nog het gezond Vei-standt.
Soo gaet het als maer door: wat bloeyend scheen te staen,
dat is maer kort van Duux-, syn Avondt spoedt snel aan.
Soo gaet 't met ieder Mensch. ondancks syn swoegent streeven;
Gelyck *t vergangklyck Gras is ons kox-t-stondigh leeven,
hoe sierlyck het oock pronckt, 't is krachteloos en teer.
De Wind blaest oover 't Veldt en siet. het is niet meer.
Tel dan Uw daegen, dat G' een wys Hert moogt bekoomen;
één hartslagh, die daer faelt, ten evnde syn Uw Di-oomen.
Maer moog dat soo niet syn, een langh, geluckig Leeven
zij U cn d' Uwen nog in Vreede en Vreugd ghegeeven.
Ghy Ooverheedcn al, gy wyse en vx-oede Heeren,
Godt geef dat g' ons in rust en stilheydt moogt rhegeeren.
Gy saeckenmensen en gy nyvre ambagtsliedcn,
vergun mv U myn wensch voor 't koomend Jaer te bieden.
Ghy jonge viysters en ghy oude mans en vrouwen,
dat ghy het leeven en gesondheyt moogt behouwen.
Ick sluyte met de Wensch, dat by al wat Ghy doet,
Godts Zeegen U gheleyd' en Syn Handt U behoedt.
(Nadruk verboden).
»®©©©©©©©©©©©©®©©©»«©©«©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©©®©©©©©©©©©©©©©©©0©©©©®©©©e©©©©©©©©«©©©©©©
door
I,. VAN SCHOOTEN
5)
Ze luistex-de. Ze luister-de naar een man
die vertelde over zijn werk waax-van hij
hield, over kinderen waarvan hij hield.
„Ben je al... getrouwd?"
Hij lachte geschrokken.
„Nee, vei-bééld je".
„Nou, is dat zo gek?"
„Daar moeten er twee voor zijn, San-
dertje". Ze merkte dat zijn toon tegenover
haar ook vx-ijer, zekei-der geworden was.
Het waren nog dezelfde ogen, maar geen
honde-ogen... of het moest een héél intel
ligente waakzame herder zijn!
„Nou... een jongen als jij kan toch ze
ker aan iedere vinger 'n meisje krijgen?"
„Wat moet ik met aan iedere vinger een
meisje doen? Aan één vinger één ring, dat
is tenminste wat".
„Nou... en is er geen schone slaapster?"
„O ja", zei hij verzekerd. Ze schrok er
toch even vaxx.
„En., wie is de gelukkige? Of ken ik
haar niet?"
„Of je haar kent weet ik niet, maar jij
bent het".
Klap! Zo maar in haar gezicht!
Even wist ze niet waar ze kijken moest.
Toen probeerde ze te lachen. Zocht snel
een uitweg.
„Ik ken haar niet en ik bèn het. Dus ik
zou mezelf niet kennen?"
„Ik heb dat niet gezegd. Ik heb gezegd;
ik wéét niet of je jezelf kent".
„Nee", zei ze in gedachten, „dat weet ik
zelf ook niet. En jij, ken jij me dan?"'
„Nee, natuurlijk niet. Of liever, ik ken
je te weinig. Jammer genoeg. Maar ik
wéét iets van je".
„Wat dan?"
„Dat jij het bent en het altijd zult zijn.
Dat wist ik de eerste keer toen ik je zag.
En nu zie ik je na al die jar-en weer... en
het is nog net zo".
Ze zag hem aan en sloeg haar ogen neer.
„Dat is toch wat,Jaap... eigenlijk ben
jij een gelukkig mens".
„Dat ben ik ook".
„En je weet xxog niet eens of je ooit ge
lukkig wordt?"
Ze scheen van de hak op de tak te spring-
gen, maar hij volgde haar.
„Sandra... pas als jij in alle glorie ge
trouwd bent, en ik heb je van de trap van
het stadhuis zien komen dan geef ik het
op".
„Je geluk?"
„Nee, wel m'n geluk met jou. Ik zal me
er zeker niet dooi- laten kapotmaken. Ik
ben niet het type treurwilg. Maar zolang
ik niet zeker weet, dat ik beslist geen kans
meer heb, zolang houd ik het op mijn
kans".
„Je kans... op mij". Ze vroeg het niet,
ze stelde het vast.
„Ja."
Misschien, wanneer die vreselijke epi
sode-Jimmy er niet was geweest, als ze
met die schrijnende teleurstelling, dat
gx-ote verdriet had gekend, dat ze zich
niet in dit gesprek had gewaagd. Maar
het was haar of ze uit een warme, van
bedwelmende geux-en vervulde broeikas
opeens kwam aan het zonnige zeestrand
met een fikse zilte bries. Ze ademde diep.
„Jaap, was dit... een aanzoek?" waag
de ze.
Hij zag haar scherp aan. Speelde ze
xxxet hem? Flirtte ze? Hij zou het haar
nooit vertellen, maar hij wist alles van
haai-, van haar vrienden, haar flirtations,
haar successen, ook van haar grote ne
derlaag, haar verdi'ict.
„Een beetje informeel", zei hij aarze-
lend, „maar ik wil het ook wel in alle
vorm doen".
„Néé", zei ze afwex-end. „Nee Jaap, niet
doen... nóg niet".
„Zei je: Nóg niet?" Ze zag zijn ogen
oplichten.
„Ja".
„Dus..."
„Geef me de tijd. Ik mag jou vex-draaid
graag. Ik vind jou een fijne veixt. Ik ge
loof dat jij eigenlijk altijd mijn allerbeste
vriend bent geweest. Maar dat is nog iets
anders dan..."
„Je man."
Hij zag haar kleuren.
„Ja", zei ze zacht.
Van toen af hadden ze elkaar vaker ge
zien en gesproken. Toen was het, dat
Sandx-a begon te mei-ken dat ze hem mis
te als ze alléén naar een concei't gixxg,
als ze niet met hem kon pi-aten over het
stuk dat ze had gezien, het boek dat ze
gelezen had, zijn scherp, kritisch oordeel
hoi'en..maar vooi'al voelen, als een muur-
om haar heen, zijn sterke genegenheid,
zijn liefde voor haar, zijn verering waar
mee hij haar droeg als over alle modder
poelen van het leven... Sir Walter Ra
leigh... ja, dacht ze peinzend in haar nu
stille kamer over die wooi'den van haar
dochter... ze was zijn koningin, ze was
het nog steeds.
Toen had ze er met haar vader over
gepx-aat.
„Van Santen... ja, die ken ik. Heel
goed zelfs. Van de Volksuniversiteit. Hij
heeft er es een hele goeie lezing gehou
den over kind en school... wijze vent.
Is die...?"
„Ik vi-ees van wel."
,Vx-ees je...?"
„Vader eex-lijk, ik had me de toekomst
andoi's voorgesteld."
„Dat begrijp ik, m'n kind. Je ging ook
een heel andere kant uit. Ik had ook iets
anders verwacht. Maar ik weet niet of je
dan gelukkiger geweest zou zijn. En op
geluk komt het aan, meer dan op succes,
op geviex-d-zijn, op deelnemen aan het
Gi'ote Leven... enfin, daar weet je meer
van dan een oude schoolmeester als ik."
„Ik ben zo bang dat ik hem teleurstel."
„Dat heb je zelf in je hand. Mijn doch
ter neemt geen besluit waarvan ze de
consequenties niet aandurft. Zo is het
toch?"
„Als ik een besluit neem, dan durf ik
ook de consequenties aan."
„Als een vrouw een man vindt die zó
van haar houdt, dan mag ze haar handen
dichtknijpen. En tenslotte is hij geen
schilleman, al zijn daar achtbare lieden
onder", schertste hij.
Toen ze ja had gezegd, leek het of Jaap
lxct nauwelijks vatten kon. Hij had met
haar handen in de zijne gestaan en haar
aangekeken. En toen had hij zoiets won
derlijks gezegd.
„Daar zul jij nooit in der eeuwigheid
spijt van hebben."
Nu, ze had geen spijt gehad.
Maar, dacht ze, dat kwam ook, dooi'dat
ze van haar eigen leven iets gemaakt had.
Niet had vex-geten dat ze een Ci'anenburgh
was. Hij had haar gelukkig gemaakt; zij
was méér voor hem geweest dan zo-maar
een onderwijzersvrouw, peinsde ze. Want
Candra ka;! cm toch nog al verwrongen
beeld van ondeivvijzersvrouwen...
(wordt vex-volgd.)