EEN DORP OPENT ZIJN VEMSTEBS
Canadees Grafbezoek aan Holten,
door Mr. W. H. Enklaar
eens schudt het leven
je wakker
„THANK YOtl"
Uit het oog, maar niet uit het hart
Zaterdag 31 oktober 1964
Jarenlang waren de graven van de Ca
nadese militairen, die op de Holterberg ter
ruste waren gelegd, voor velen, die hen
het naaste waren, onbekend.
Toen het eindelijk in 1962 mogelijk
werd, dankzij speciale overtocht-facilitei
ten, ook uit Canada iii groepsverband
grafbezoek aan Nederland te brengen,
kon een harte wens van vele ouders, we
duwen en kinderen worden vervuld.
Holten werd sedertdien belangrijk meer
dan voorheen bepaald bij het Canadese
grafbezoek. Voordien toch was het oor
logsgravenwerk in het bijzonder gericht
op de Engelse nabestaanden, die in de om
geving van Nijmegen een graf te betreu
ren hadden.
In Nijmegen en Groesbeek vonden
reeds sedert vele jaren Engelse pelgrims
tochten van grafbezoeken plaats. Men
had daardoor aldaar een grote ervaring
met de organisatie daarvan en de heren
Vermeeren en van Bernebeek hadden
een grote schare van gastheren en gast
vrouwen om zich heen verzameld, die
keer op keer en jaar op jaar met een grote
gulheid hun harten en huizen openzetten
voor deze grafbezoekers.
Wij hadden daarom aan Nijmegen en
Groesbeek, bakermat van het practische
oorlogsgravenwerk, een prachtig voor
beeld.
Natuurlijk konden wij hun voorbeeld
niet klakkeloos overnemen, omdat er met
Holten, wat karakter van gemeente en
geaardheid van bevolking betreft, ver
schillen zijn. die in bepaalde opzichten
een andere aanpak geboden.
Nijmegen/Groesbeek toch is een meer
stedelijke agglomeratie dan Holten met
zijn typisch plattelands-karakter. Daarom
kreeg de opvang van de Canadezen te
Holten wel eens een ander accent, maar
het stramien waarop wij borduurden, was
het beproefde Nijmeegs-Groesbeekse.
Nijmegen en Groesbeek waren voor
ons niet alleen een voorbeeld, hoe wij de
organisatie van een pelgrimstocht tot
stand hadden te brengen, zij waren dit
ook in ander opzicht.
Wij leerden van de gastvrouwen en
gastheren aldaar, hoe Nederland zich op
zijn best kan tonen.
In dit opzicht kunnen Nijmegen en
Groesbeek ten voorbeeld gesteld worden
voor geheel Nederland, mogen zij beiden
ook representatief voor ons land zijn.
Holten heeft zich met dit voorbeeld
voor ogen sedert 1963 metterdaad ge
schaard in de rij van gemeenten, waar
geallieerde graf bezoekers een gastvrije
ontvangst genieten. Bergen op Zoom heeft
zich daarbij ook gaarne aangesloten, ook
daar staan de huizen en harten open voor
Canadezen en, Engelsen, die zo graag één
maal het graf van hem, die hun zo na was,
willen bezoeken.
Toen in 1963 de eerste Canadese graf
bezoekers gedurende acht dagen in de
Holtense gemeenschap werden opgeno
men, waren wij er ons in Holten ter dege
van bewust, dat wij hadden af te wachten
of dit experiment, achttien jaren na de
oorlog nog wel voldoende zou spreken tot
de bevolking en of er voldoende aanpas
singsvermogen zou zijn om mensen, ko
mende uit een zo geheel ander land, le
vende onder geheel verschillende omstan
digheden, als hier het geval is, te begrij
pen.
Ook in dit opzicht immers zijn de om
standigheden op een dorp, v/aar de be
volking veel meer dan in de stad zijn
eigen leven leidt, geheel anders dan in
de stad. Voorts ligt het percentage men
sen, dat zich verstaanbaar kan maken in
het Engels en het Frans veel lager in de
plattelandssamenleving, dan in de stede
lijke.
Ziet evenwel, datgene, wat als een ex
periment begon, verkeerde in een dank
bare ervaring..
Toen na de pilgrimages in 1963 de gast
heren en gastvrouwen bijeenkwamen en
er van de zijde van het Nederlands Oor
logsgraven Comité woorden van dank
werden gesproken aan het adres van de
gastheren en gastvrouwen, kregen wij te
horen: ,waar spreekt U eigenlijk over,
als er over dank moet worden gesproken,
dan is dat aan ons, want wij zijn U bij
zonder erkentelijk voor het feit, d^t wij
in de gelegenheid waren Canadese gasten
in ons huis te mogen herbergen, wij zijn
dankbaar voor de vriendschappen, die
daaruit ontstonden."
Dit was de hartverwarmende ervaring
van twee pilgrimages in Holten. Mijn
Holtense medeburgers werden zich op
nieuw weer bewust, van het feit dat het
geen van zelfsprekende zaak is dat wij
thans weer in vrijheid leven mogen, maar
dat daarvoor mensenlevens geofferd
moesten worden.
Wij gevoelden, dat wij met name hen
niet mochten vergeten, die voor onze vrij
heid hun leven verloren. Het „lest we
forget" werd een levende realiteit.
Zo kon het niet anders of onze verhou
ding tot onze gasten werd gedragen door
een diepe dankbaarheid jegens het volk,
dat voor ons in donkere jaren zo veel ge
daan had. Wij deden in die dagen merk
waardige ontdekkingen, wij bemerkten,
dat die Canadese vaders, moeders, wedu
wen en kinderen de taal van ons hart
verstonden en dat wij de taal van hun
hart begrepen.
Onze gasten werden als het ware van
het ene ogenblik op het andere onze
vrienden en wij gevoelden ons hierdoor
wezenlijk verrijkt.
Het opmerkelijke van deze Canadese
bezoeken is, dat onze gasten direct in
onze plattelandsgemeenschap werden op
genomen. Zoals wij ten plattelande mede
leven met elkaar, zo leefde de gehele
burgerij mede met onze Canadezen, zij
behoorden in de week dat zij hier waren,
immers bij ons. Dat bleek op een tref-
1IOLTENS NIEUWSBLAD
door
Leida Graafland
Hij heeft het goed gezien, beter dan ik.
Ik ben er van overtuigd, dat hij in uw be
drijf al zijn gaven en talenten zal aanwen
den om het nog verder uit te breiden".
Roelie knikte. „Die overtuiging ben ik
ook toegedaan, meneer pastoor. Ik prijs
mezelf gelukkig, dat ik hem weer heb."
Op Roelie's uitdrukkelijk verlangen
had de installatie van Tom als directeur
een officiéél tintje. Ze nodigde enkele no
tabelen uit, maar ook zijn zwager en zus
ter uit Lage Mierde. Ze huurde de toneel
zaal van Ties Verdaasdonk, bestelde een
brabantse koffiemaaltijd voor alle geno
digden en het gehele personeel en liet een
bandje komen, dat des avonds gezellige
dansmuziek ten beste gaf, zodat de fees
telijke middag en avond besloten werd
met een intiem samenzijn, waarin vooral
de jongelui genoten van een dansje.
En het was reeds ver na middernacht,
toen het feest gesloten werd en men wel
moe, maar voldaan was omdat alles zo
geslaagd was, huiswaarts keerde.
Thuis gekomen stuurde Roelie haar
beide oudste kinderen, die het feest had
den mogen meemaken, naar bed en rook
te daarna met Talingen nog een siga
ret. Ze zaten tegenover elkaar in de
kleine salon en Roelie zei glimlachend;
„Zo, meneer de directeur, ik hoop, dat
deze middag en avond naar' uw genoe
gen is geweest."
„Roelie, ik heb woorden tekort om
daar een passend antwoord op te geven.
Als ik zeg: heel hartelijk dank voor al
les, dan is het nog maar een povere
weerklank van mijn gevoelens.' Maar je
kent me zo onderhand, dus misschien
begrijp je, dat ik diep getroffen ben
door al die bewijzen van hartelijkheid,
vriendschap en zelfs liefde. Moet ik het je
nog zeggen, dat je onder alle omstan
digheden, door dik en dun, dag en nacht
op me rekenen kunt?"
Ze schudde haar hoofd. „Dat is niet
nodig, mijn beste Tom, want dat weet
ik al lang. Daarom ben ik zo blij, dat ik
op deze manier iets van mijn fouten ten
opzichte van jou kon goedmaken."
Hij wuifde met zijn hand. „Daar wil
ik nooit meer iets over horen. Jij hebt -
daar in Oisterwijk - eens tegen me ge
zegd: Beschouw hot als een boze nacht
merrie en vergeet het. Dat heb ik ge
daan. Ik wil maar het liefst alles,
wat achter me ligt, dat verschrikkelijke
jaar, vergeten. En alleen maar naar de
toekomst zien." Hij lachte en strekte
zich uit. „Ik ben nog jong, gezond en
ik verlang niets liever dan de zaak om
hoog te brengen. Dat wordt nu mijn
levensdoel. Dat is toch zeker prachtig?"
„Dat zei je vanavond ook, toen je in
je toespraak iedereen bedankte.
Ik keek toen eens naar je zuster. Je hebt
er misschien niet op gelet, maar ze
straalde van geluk. En trots."
Hij knikte nadenkend. „Ja,- als kin
deren hingen wij al aan elkaar. En la
ter... Zij was het altijd weer, die me de
moed gaf om opnieuw te beginnen en
er kwam nooit één woord van verwijt
over haar lippen. Ze is een prachtvrouw.
Kun je je daarom voorstellen, dat Gra-
dus haar gewoon aanbidt?"
Roelie maakte haar sigaret uit en
antwoordde: „Ik heb ze een paar keer
ontmoet, maar ik kreeg wel de indruk,
dat ze veel van elkaar houden. Voor ik
het vergeet; ik heb ze uitgenodigd voor
het komende weekeind. Dat vind je mis
schien wel leuk."
„Geweldig, Roelie". Hij keek haar on
derzoekend aan. „Eigenaardig, in veel
dingen begin je op Willy te lijken. Ik
zag jullie vanavond bij elkaar zitten.
Toen viel me het ook al op. En nu..."
De vrouw bloosde. „Maak me niet
ijdel, Tom..."
„Het is de waarheid." antwoordde hij
eenvoudig. Jullie beiden hebben veel
goede eigenschappen."
Een kwartier later, op haai- kamer,
stond ze voor haar spiegelbeeld. „Goede
eigenscappen heb je, Roelie." prevel
de ze „Ik hoop het. Nu wil ik blij zijn,
anderen proberen gelukkig te maken,
dan wordt ik het zelf ook. Nu heeft mijn
leven weer zin. Vanavond heb ik alle
maal gelukkige en blijde mensen om me
heen gezien. Ook mijn kinderen wil ik
opvoeden tot goede mensen, want er is
al zoveel ellende iii de wereld. Laat ik
al het mooie, dat misschien toch nog
in me is, uitdragen..."
HOOFDSTUK 19
Wij mensen, zitten altijd vol plannen
en proberen onze levensweg zelf uit te
stippelen, en hoewel we in onze begro
tingen altijd rekening houden met te
genslagen en verliesposten, met onvoor-
ziene uitgaven en andere risico's, ver
geten we, dat we voor ons leven ook
rekening moeten houden met onvoor
ziene omstandigheden.
De begroting, die Tom Talingen in sa
menwerking met zijn boekhouder voor
het komende jaar had opgemaakt, had
met alle mogelijke risico's rekening ge
houden. Op een avond, tussen Kerst
mis en Nieuwjaar, besprak hij het met
Roelie, en deze kon niet anders dan te
vreden zijn. Het halve jaar, dat Tom
weer de teugels in handen had, beteken
de tevens een keerpunt voor de firma
Burger, want de achteruitgang was bin
nen vier weken tot stilstand gekomen
en de omzet was weer snel stijgende.
Roelie was ervan overtuigd, dat het ac
countantsbureau, dat weldra de boeken
zou controleren, weinig of geen aanmer
kingen zou hebben en dat het balansre
sultaat gunstig zou zijn. Nadat Tom een
aantal reorganisaties en verbeteringen
had opgesomd, die hij van plan was in
het nieuwe jaar door te voeren en aan
te brengen, gaf ze haar fiat. ,,'t Is dik
in orde Tom." Ze keek hem aan en zei
toen, wat ze al een paar weken op het
hart had: „Zeg, doe je een beetje kalm
aan? Ik kan niet zeggen, dat je er erg
ïlorissant uitziet de laatste tijd. voel je
je wel goed?"
Hij haalde zijn schouders op. „Maak
je over mij maar geen zorg, Roelie. Na
tuurlijk ben ik 's avonds wel eens een
beetje moe, maar des te beter slaap ik
dan."
Ze ging er niet verder op door, maar
gerust was ze niet en in een der eerste
dagen van het nieuwe jaar sprak ze er
over met de oude dokter Wals, die op
bezoek was, omdat een barer kinderen
plotseling aangetast was door een eigen
aardige huidziekte.
De arts adviseerde: „Laat hem eens
doorlichten. Waarom doe je het niet voor
je hele personeel? Zoveel kost dat te
genwoordig niet. En dan valt het ook
niet zo op. Misschien voelt hij zich an
ders beledigd."
Het idee viel bij Roelie in goede aar
de en nog diezelfde dag nam ze, in over
leg met de huisarts, de nodige maatrege
len. Veertien dagen later werden al
le personeelsleden, Roelie zelf, de dienst
meisjes en de kinderen doorgelicht.
Enkele dagen later ,wist ze het resul
taat van het onderzoek al: twee mensen
moesten naar Eindhoven komen voor
een nader onderzoek; een der chauffeurs
en Tom Talingen.
Hij kwam onder koffietijd met een on
gerust gezicht even bij haar thuis en
liet het rapport zien. „Zeg wat zou dat
betekenen?"
Roelie haalde haar schouders op. „Ja,
dat weet ik ook piet. Misschien hebben
ze wat gezien op dé foto."
„Ga nou, ik ben kerngezond. Ik man
keer niets."
„Ik zou er toch maar heenrijden, als ik
je was. Het kan nooit kwaad, 't Is ten
slotte voor je eigen bestwil. Neem Ste-
geman gelijk mee."
(Wordt vervolgd)
fende en ontroerende wijze telkens weel
bij het afscheid nemen. Kinderen met
vlaggen in de hand langs de weg, huis
vrouwen voor het raam wuivend, de voor
bijganger op straat éven zijn tocht onder
brekend, met de hand ten afscheid opge
heven, dat was het beeld van Holten,
wanneer de bus op weg naar Schiphol
voor het laatst door de straat reed.
Het was alsof de gehele dorpsbevolking
wilde zeggen: „Vaarwel, Canadezen,
vrienden, jullie waart ons dierbare 'gas
ten, het ga jullie goed en Gods zegen."
Wanneer ik tot slot nog iets zou mogen
zeggen over de betekenis van dit Cana
dese grafbezoek voor een gemeente als
Holten, dan geloof ik, dat deze belangrijk
is.
Wij beleven er allen onze vreugde aan
uit de volheid van ons hart iets voor an
deren te mogen doen, vooral wanneer
wij dit kunnen doen jegens hen, aan wie
wij veel verplicht zijn.
Het menselijke contact, dat door het
oorlogsgravenwerk mogelijk wordt ge
maakt, is met name voor de samenleving
in een dorp, van bijzonder grote beteke
nis.
In onze plattelandssamenleving zijn wij
minder goed in de gelegenheid om te er
varen wat er in de grote wereld om ons
heen geschiedt, wij leven wat meer in de
beslotenheid dan in de grote stad en wij
bevinden er ons wel bij. Het is echter
nodig, dat er zo nu en dan eens een ven
ster wordt opengedaan, waardoor wij kun
nen zien. dat er naast onze eigen wereld
nog een andere is, waarin andere gewoon
ten en een andere wijze van leven zijn,
waarin mensen wonen, die over de dingen
van de dag een andere opvatting huldi
gen, dan die wij zelf voor juist en heilig
houden
Welnu, door de komst van onze Cana
dese vrienden is er in Holten zo'n venster
opengegaan.
Wij hebben door dat yenster gekeken
en wij hebben ervaren, dat er in die Ca
nadese wereld mensen wonen, die wij be
grijpen, die als wij hun verdriet, hun zor
gen en hun vreugden hebben, die als wij
leven uit hetzelfde principe, namelijk dat
een leven in vrijheid eigenlijk alleen het
leven waard is.
Dat venster, dat in Holten, in Nijmegen,
in Groesbeek en in Bergen op Zoom is
opengegaan, gaat te gereder open, wan
neer de leden van een ander volk zich
met hun gastheren scharen om dezelfde
tafel, wanneer zij worden opgenomen in
het gezin.
In de wereld van vandaag moeten wij
leren met andere volkeren samen te le
ven. moeten wij bereid zijn ons dok voor
andere volkeren open te stellen, opdat wij
elkander beter begrijpen en van elkander
kunnen leren.
Ik heb de stellige indruk, dat wij hier
van in Holten iets hebben begrepen, toen
wij onze Canadezen in ons midden had
den.
Wij allen hier in Holten, of wij nu gast
heer of gastvrouw waren of niet, of wij
ons in het Engels verstaanbaar konden
maken of dat wij dit trachten te doen met
gebaren, wij hebben ons rijk gevoeld met
onze kleine Canadese invasie.
De Canadese vlag zal weer wapperen
en het plaatselijke muziekkorps zal het
„Oh Canada" weer spelen, wanneer de
volgende Canadese pilgrimage weer van
onze harten en huizen bezit zal nemen,
omdat wij blij zijn weer nieuwe vrienden
uit Canada in ons midden te mogen op
nemen.
Na bovenstaand artikel dat werd over
genomen uit „De Laatste Post" behoeft
dunkt mij de Klaprooscollecte, welke de
komende week weer wordt gehouden,
nauwelijks meer een nadere toelichting.
In geheel Nederland wordt begin no
vember gecollecteerd, om het mogelijk
te maken Canadese- en Engelse ouders,
weduwen en kinderen naar hier te kun
nen laten komen, om het graf van hun
naaste te bezoeken.
Dit grafbezoek is balsem voor het hart
voor hen, die komen, het is de plicht der
dankbaarheid voor ons die ontvangen.
Ik hoop dal Holten wanneer straks de
schoolkinderen een bijdrage komen vra
gen zich niet onbetuigd zal laten.
Mocht het schoolkind U niet thuis tref
fen, dan zij het gironummer van het Ne
derlands Oorlogsgraven Comité te Holten
no. 867242 hier vermeld.
Lest we forget: Laten wij niet verge
ten.
W. H. ENKLAAR.
doorgebracht, waren een goed voor
beeld van de ware Christelijke broe
derschap tussen de volkeren."
Mrs. Marelyn Harvey, Trenton, Michi
gan, USA:
Ik zou U, mevrouw Blom, en
Uw comité hartelijk dank willen zeg
gen voor het uitstekend georganiseerde
grafbezoek in Nederland. Wij zullen
deze tocht, de gastvrijheid en de
vriendschap van het Nederlandse volk
nooit vergeten en eens hopen wij nog
eens te kunnen weerkeren, om deze
vriendschappen te vernieuwen."
Mrs. Katherine Kenny, Mt. Vernon,
Ontario (Canada):
Nooit had ik kunnen denken,
clat het mij nog eens gegeven zou zijn,
het graf te bezoeken van mijn gesneu
velde broer, maar dank zij Uw comité
is dit nu gebeurd. De goedheid van de
Nederlanders heeft me overrompeld.
Ik wil eerlijk bekennen, dat ik gehuild
heb van geluk, want het was de heer
lijkste week van mijn leven. Ik hoop
van harte, dat ik nog eens in de gele
genheid word gesteld, iets terug te
doen
Nee, mevrouw Kenny, dat is niet nodig.
U hebt al meer gedaan, dan wij ooit van
'U zouden hebben durven vragen. U, en
mevrouw Harvey, en mevrouw Towsend,
en die tienduizenden moeders en zusters
en vrouwen en verloofden van omgeko
men geallieerde strijders. Wij zijn het, die
in de gelegenheid worden gesteld, om
„iets" terug te doen. Een héél klein ietsje,
vergeleken bij de offers, die U hebt moe
ten brengen. Maar U hebt gelijk,
het is mooi werk, dat geluk brengt en
voldoening.
Daarom nog eenmaal het verzoek aan
allen die deze regelen lezen: helpt ons
dit mooie werk met onverminderde kracht
te kunnen voortzetten. Dan zeggen wij:
DANK U.
Bij honderden leggen de brieven, die
geschreven zijn door grafbezoek(st)ers na
hun thuiskomst van de pelgrimstocht naar
Nederland, op ontroerende wijze getuige
nis af van de dankbaarheid waarmee hun
hart is vervuld. Die dank is ook al tot
uiting gekomen bij het afscheid van de
Nederlandse gastheren en gastvrouwen
(zó hartelijk, dat men zou denken, met
naaste familieleden te doen te hebben!),
maar zeer velen voelen zich later, wan
neer ze thuis verslag doen van hun erva-
ringen, gedwongen ook aan het adres van
ons Comité een „officieel" bedankbriefje
te sturen. Dat woord officieel staat tussen
aanhalingstekens. Want het is dezelfde
spontane taal van hart tot hart, die ook de
gesprekken tijdens de pelgrimstochten
kenmerkt.
Er is natuurlijk veel overeenkomst in
de inhoud van de brieven. Zij worden alle
geschreven onder het motto „THANK
YOU".
Uit enkele van die vele brieven willen
we hier een paar karakteristieke zinnen
lichten, die deze woorden treffend illu
streren.
Mrs. Connie Towsend, Windsor, Enge
land:
Van het ogenblik van onze aan
komst in Uw land af was deze pel
grimstocht de aangrijpendste en heer
lijkste belevenis die ik ooit heb erva
ren. De manier waarop het Neder
landse volk ons in hun huizen en in
derdaad ook in hun harten sloot, was
véél meer dan ik ooit had durven ver
wachten. Ik heb er veel vrienden ge
maakt. Het prachtige werk van het
Ned. Oorlogsgraven Comité is boven
alle lof verheven en de wijze, waarop
TJ toont, dat het werk, dat U verzet
door Uzelf een vreugde is, wanneer
blijkt, dat het de „pelgrims" gelukkig
maakt, geeft me een gevoel van grote
nederigheid. De dagen, in Nederland