De kortste weg DE ONTWIKKELING VAN DE SPOORSTAAF leer geslaagde 55S8GÏaf ewenistg" In let IParkgebouw te Rijssen Canadezen genoten van de folklore Voetbal ANVV-Onderzoek Duitse toeristenbezoek aan Nederland naar klani f 26 september 1964 HOLTENS NIEUWSBLAD Roeketoek, roeketoek, roeketoek de staccato cadans van de trein, het strakke ritme dat nu al 125 jaar klinkt op de vaderlandse baanvakken, gaat verstommen. Op sommige trajecten is het al verdwenen, het slagwerk dat de trein op zijn tocht vergezelt, gaat plaats ma ken voor een meer prozaïsche dreun symbolisch voor een gestroomlijnde tijd. Het spoor is voegloos geworden, inge nieuze vondsten maakten het mogelijk spoorstaven-zonder-eind te construeren waarover de treinstellen schijnbaar moeiteloos voortglijden. Het perspectief van de spoorstaaf is voegloos Hoe zagen de eerste spoorbanen eruit en hoe veranderden zij in de loop der tientallen jaren? Het zijn vragen die in de 125ste verjaardag van onze Spoor wegen een passend kader vinden. De be antwoording vergt een verhaal op zich. De wegen waarover de eerste treinen zich moeizaam bewogen, onder scheidden zich al wezenlijk van die banen waarover karren, welke nog de pure paardekracht als krachtbron hadden, werden voortgezeuld. Die prille speciaal voor het ijzeren paard gebaande wegen lagen overigens buiten ons continent. In Engeland en Amerika deed men de eer ste ervaring op. Maar al decennia voordat de eerste stoomtrein zich puffend verhief, was er al een scheiding tussen het wegvervoer en het toekomstige treinverkeer tot stand gekomen. Een eerste stapje in de richting van die scheiding was het ver hogen van de uiterste zijden van de weg, verhogingen die er simpel toe dienden kar en paard op de weg te houden. Aan 't einde van de achttiende eeuw kwam de grote scheiding. Het idee werd geboren om de wielen zelve met een zogeheten flens uit te rusten; een extra rand, die het mogelijk maakte dat de wagen zichzelf stevig overeind hield op de miniatuur dijkjes in de wegen. Het principe van de rail was een feit. Weg- en toekomstige treinverkeer gingen eenmaal bij dit punt beland, ieder hun eigen weg. In de eerste reeksen jaren van de nieuwe (negentiende) eeuw werd er veelvuldig met de rail, de spoorstaaf geëxperimenteerd. De spoorstaaf zat haar kinderziekten in het buitenland uit, voordat de eerste ijzeren spoorweg in Nederland werd aangelegd. Men profiteerde hier van anglo-amerikaanse ondervinding. Onze oudste lij-n, die van Amsterdam naar Haarlem, werd ge schraagd door spoorstaven, die van onvervalst weiijzer werden gemaakt. Het was een degelijk stuk werk, vrucht van noeste arbeid van een uit heems technicus, die naar de naam Brinell luisterde. In kringen van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maat schappij werd het type, profiel zegt de vakman, naar de vorm het hoedjes- en brugprofiel genoemd. De lengte van de staven was nog niet bijster indruk wekkend: vijf meter met een gewicht van 20 kilogram per strekkende meter. De dwarsliggers werden na elke meter geplaatst. Deze dwarsliggers werden door langliggers tot een roosterwerk verbonden. De sporen waren in die kinderjaren van onze Spoorwegen bijna twee meter breed, om precies te zijn 1,945 meter. Een breedte die tot omstreeks 1866 werd gehandhaafd, maar in dat jaar werd gewijzigd in 1,435 meter in ver band met de aanleg van de lijn Am sterdam-Utrecht-Keulen. In Duits land hanteerde men de 1,435 meter en de grootste Nederlandse Maatschappij in die jaren, de Hollandsche Spoorweg Maatschappij, nam die breedte over. Jaren werd er in de volksvertegen woordiging over deze zaak gepraat; palavers zonder einde. Tot een besluit kwam het niet. In '66 hakte H.S.M. toen zelf de knoop door. Op eigen kos ten ging zij er toe over haar lijnen om te bouwen. Hoe verging het de spoorstaaf intus sen? In 1842 al werd bij de aanleg van de lijn Haarlem-Rotterdam een veran dering aangebracht. Men maakte welis waar van hetzelfde hoedjes-profiel ge bruik, maar de staven kregen een zwaardere, meer compacte uitvoering. Hun gewicht nam van 20 tot 30 kilo per meter toe, tot het midden van de vijftiger jaren floreerde dit profiel. Toen was het tijdstip van afscheid aangebroken, voortaan ging men sta ven vervaardigen, die een meter lang er waren, het profiel veranderde van hoed- in peervorm en als materiaal werd nu ook het hardere weistaai (naar buitenlands voorbeeld) verwerkt, werkt. De zes verscillende maatschappijen die zich in deze tijd met het Nederlandse spoorwegverkeer bezighielden, gingen er toe over om dit nieuwe profiel te gebruiken, al kende men onderling op detailpunten variaties. Tegelijkertijd veranderde het gezicht van de spoor baan essentieel. Men stapte af van het vroegere roosterwerk (langsliggers on der de spoorbaan verbonden door dwar- liggers). De langsliggers werden een voudig weggelaten. Dit werd mogelijk door de spoorstaven direct op dwars liggers te bevestigen. Een systeem dat tot op de dag van vandaag nog min of meer in zwang is gebleven. Wij schrijven 1875 wanneer een nieuw profiel, het Vignole-profiel zijn intrede doet. Een type dat gebaseerd is op de peervorm. Het profiel van monsieur Vignole wist zich - zij wat het zijn grondvorm betreft - ook al tot in onze dagen te handhaven. Met de invoering van dit profiel ging tevens een verdere ver groting van de staaf gepaard. Van zes meter wordt hij in de loop van de vol gende jaren via sprongetjes naar zeven, negen en twaalf meter, tenslotte op de 15-meter-maat gewalst. Als materiaal wordt nog steeds het weistaai gebruikt, later ook vloeimetaal. Het gewicht liep op van 30 naar 40, 42 en in 1912, 46 kilogram per strekkende meter. Een volgende belangrijke fase vangt in 1916 aan, als de maatschappijen die elkaar tot dan toe een beconcurreerden een fusie aangaan en men besluit de de spoorstaafprofielen te normaliseren De profielen werden N.P. 38, 40, 42 en 46. In het selecte gezelschap der ken ners kreeg het zwaarste profiel de aan duiding NP 46 mee. Lang bewijst NP46 zijn nut, ook in dit jubileumjaar is dit profiel nog favoriet, al worden er klei ne verbeteringen en variaties gecon strueerd. In 1939 werd de spoorstaaf groot nieuws. De spoorwegen wilden staven van 30 meter aan een stuk gaan leg gen, en dat was iets dat de tongen los maakte en de pennen in beroering bracht. „Dertig meter, dat kon nooit goed gaan," zo redeneerde men. Over al kon men horen verkondigen dat het slingeren van de rijtuigen niet voldoen de zou kunnen worden opgevangen door de lange staven; rampen zouden niet uitblijven. Nu weet men beter. Men kan staven net zo lang maken als men nodig dunkt, zonder dat de veiligheid op de baan in gevaar komt. Na de tweede wereld oorlog vroegen hogere snelheden en een zwaardere belasting van de lijnen om een zwaarder profiel; het profiel NS-Ó3, dat door de NS - ingenieurs werd ontwikkeld. Spoorstaven van dit profiel werden als proef op de lijnen Amsterdam-Utrecht en Boxtel-Best ge legd. Ook tussen Utrecht en Arnhem en op het baanvak Rotterdam-Breda zijn delen van het traject met dit pro fiel uitgerust. In 1958 besloot het internationaal verkoepelend spoorwegorgaan, de U I C, de profielen van de spoorstaven te normaliseren. Er kwamen twee typen naar voren, een van 54 en een van 60 kilo. Geen van deze profielen is in Ne derland in gebruik. De invoering levert voor ons land speciale bevestigings moeilijkheden op. Door het ontwerp van een derde UIC-profiel wordt dit bezwaar in de toekomst ondervangen De eerste proeven met lang-gelaste spoorstaven, in de wandeling als voeg loos omschreven, werden al voor de tweede wereldoorlog genomen. De voordelen van voegloos spoor zijn: Een rustiger zit voor de reizigers en minder slijtage aan spoorstaven en materiaal. De grote ontwikkeling kwam na 1945. In Nederland werd het voegloze spoor acht jaar geleden geintroduceerd. De grote moeilijkheid met de gigan tische spoorstaven is het uitzetten van het materiaal. Een penibele zaak voor NS was in dit verband de zijdelingse weerstand van de dwarsliggers. Deze dwarsliggers rusten in een bed van grind, dat met zijn gladde en ronde korrels weinig weerstand tegen ver schuiving biedt. In andere landen heeft men steenslag of hoogovenslak als ba sis, die wel de nodige weerstand heb ben. Deze materialen zouden moeten worden ingevoerd hetgeen voor ons land een te kostbare geschiedenis zou worden. Het leggen van voegloos spoor op houten dwarsliggers in grind zondér speciale voorzieningen stuitte dus op grote bezwaren. Het beton als dwars ligger-materiaal deed in verschillende landen zijn intrede. Ir. J.F. Deenik, chef van de afdeling Bovenbouw van de Nederlandse Spoorwegen," deed toen een interes sante vinding. Hij kwam op het idee om de betonblokken verspringend te leggen, waardoor een zig-zag patroon ontstond. Door dit systeem werd de zijdelingse weerstand belangrijk vergroot. Dank zij deze vinding kon men in 1958 op grote schaal beginnen met het leggen van de eerste kilometers voegloos spoor. Ir. Deenik's vondst wekte ook in het buitenland belangstelling. Er is de laaste jaren in Nederland in totaal 300 kilometer voegloos spoor ge legd. Een bescheiden begin; het gehele net telt 4800 kiometer (enkelspoor), maar men hoopt in de.zeer nabije toe komst het tempo aanmerkelijk op te voeren. Het streven is om op de duur alle lijnen met het lang-gelaste spoor uit te rusten; De roeketoek-cadans zal dus historie worden Thans glijdt de .reiziger op de tra jecten Gouda-Den Haag, Haarlem-Lei den en Amersfoort-Hilversum geruis loos voort. Op andere baanvakken heeft men kleinere stukken voegloos- spoor. De staven worden in de spoorweg- lasinrichting in Utrecht tot 180 meter gelast, de vervaardiging zelf vindt in het buitenland plaats. Wij beschikken hier niet over installaties om de staven te walsen. De spoorstaven worden in hun volle lengte op wagens vervoerd, waarna ze ter plaatse op kilometers lengte aaneengelast worden. Tijdens het transport buigen zij in bochten gehoorzaam mee. Een spoorstaaf gaat een flinke tijd mee, wil hij enkele milimeters slijten, dan moeten er 15 miljoen ton overheen zijn gegaan. Voordat een staaf wordt afgekeurd, mag hij 10 milimeter door slijtage kwijtraken. In bogen (bochten) slijt hij uiteraard sneller. Donderdagavond zijn onze Canadese gasten met hun gastvrouwen en gast heren voor de laatste maal bijeen geweest in het Parkgebouw te Rijssen. De heer J. Kroon, die voor de voorbe reiding en uitvoering van deze Canadese grafbezoek-reis zo enorm veel heeft ge daan was deze avond de samensteller van het programma en hij had voorts de lei ding daarvan. In tegenstelling tot vorige malen 'was het programma typisch streek-eigen. De boerendansers van Markelo met hun jeugdgroep hadden een wel zeer belang rijk onderdeel van het programma voor hun rekening genomen. De Canadese gasten genoten zichtbaar van dit folkloristische evenement. Zij lie ten zich dan ook niet onbetuigd toen zij door onze naobers op de dansvloer werden genodigd. Mevi'ouw Bolink-Landeweerd, in Over ijsselse klederdracht gestoken, boeide al len door haar prachtige zang. Zij zong tal van typisch Nederlandse liederen. Bij de „community singing" van En gelse en Nederlandse liederen lieten allen in de zaal zich niet onbetuigd. Onze CanadeesNederlandse zanger Landeweerd met de boerenkipse op het hoofd zong zijn bijdrage aan het program ma op indrukwekkende wijze. Een tweetal virtuoze goochelaars com pleteerden het programma, dat werd af gewisseld door een dansje. De band „The Blue Stars" uit Goor zoi'gde op een voortreffelijke wijze voor de muzikale begeleiding. De burgemeester, mr. W. H. Enklaar, bracht aan het slot van de avond dank aan allen, doch met name aan de heren Murray MacFarlane, Kroon en Kennedy, die deze groep de gehele week hadden be geleid en geleid. Het was duidelijk, dat hij aller gevoe lens vertolkte, toen hij zeide, dat wij in Holten deze week weer hadden ervaren, dat de taal van ons hart ook die van dat der Canadezen was, dat wij weemoedig waren, dat aan dit bezoek van de Cana dezen weer een einde gekomen was. „Gij kwaamt als vreemdelingen, maar gij vertrekt van ons als vrienden, daar zijn wij dankbaar voor, omdat Uw vriend schap ons leven verrijkt", zo zeide de bur gemeester. Toen nog eenmaal het „Oh Canada", „God save the Queen" en het „Wilhelmus" opklonk betekende dit tevens het einde van deze 3e Canadese pelgrimage, waar voor geheel Holten zijn huizen en harten heeft geopend. Het vertrek kwam vrijdagmorgen met Programma zaterdag: Holten aHulzense Boys 3.30 DES d—Holten b 3.30 SDOL cHolten c 3.00 Zondag: DTO 1—Holten 1 2.30 Tubantia 4Holten 2 12.00 Rietvogels 3Holten 3 2.30 RV 3—Holten 4 12.30 Aldus maakt de staaf sinds het prille begin der Spoorwegen een dynamische ontwikkeling door. Van de bescheiden zes meter in 1839 groeide hij uit tot een langerekt mastodont van honderden meters lang. Daarmee zegevierde de techniek op de spoorbaan over de ro mantiek van het roeketoek een tocht langs de beide dorpsscholen waar de schooljeugd de Canadese gasten met vlaggetjes een hartelijk afscheid be reidde en de straat zwart stond van de mensen, die hen nog een laatste groet wilden brengen, een moment, dat velen van hen te machtig werd. Niet alleen wat de handel betreft, maar ook op het gebied van het toerisme is Duitsland de belangrijkste partner van Nederland. Terwijl er enerzijds meer nederlandse vakantiegangers naar Duits land gaan dan naar enig ander land, vor men anderzijds de Duitsers verreweg de grootste groep buitenlandse bezoekers van Nederland. Gezien het grote belang van het toeris tenverkeer van Duitsland naar Nederland, heeft de Algemene Nederlandse Vereni ging voor Vreemdelingenverkeer (ANVV) in de Bondsrepubliek een onderzoek laten instellen naar het gebied van herkomst, de opleiding, de sociale status en de leef tijd van de duitse bezoekers, alsmede naar hun oordeel over ons land. Van de bezoekers voor een week-end of langer was de afgelopen drie jaar 55% afkomstig uit Rijnland-Westfalen en 14% uit Nedersaksen en Bremen. Uit de andere niet aan Nederland grenzende, deelstaten kv/am dus 31%. Van deze toeristen bracht ongeveer de helft de laatste vakantie door aan zee. Rond tweederde reisde per auto. Circa tweederde ook was na de oorlog al eerder in ons land geweest. Tussen hen die Nederland als vakan- tiedoel kozen en degenen die naar andere landen gingen, bestonden enige opvallen de verschillen. Van de eerste categorie had 9% een universitaire opleiding en van de tweede 5%. Van de bezoekers van Ne derland genoot voorts 22% een maandin komen van meer dan 1250 DM en behoor de 40% tot het hoger personeel, de onaf hankelijke zakenlieden of de beoefenaars van vrije beroepen en van de bezoekers van andere landen respectievelijk 15 en 32%. Tenslotte kreeg Nederland 28% van de toeristen uit de leeftijdsgroep van 30 tot 40 jaar en de andere landen 21%. Het meest waardeerden de duitse toeris ten het goede onderhoud en de proper heid van de huizen, de vriendelijkheid van de mensen, het eten. het landschap, de zeestranden, de bollenvelden, de archi- tektuur en stadsgezichten, het lage peil van de prijzen en de goede wegen. Tegenover de opmerkingen van waarde rende aard stond een aanzienlijk geringer aantal klachten. Voorzover er klachten waren hadden deze betrekking op uitingen van anti- duitse gezindheid, de wispelturigheid van het weer, de hoogte der prijzen en de drukte op het strand.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1964 | | pagina 4