KANKER, EEN PROBLEEM? u n Uit Holtens historie laat nieuwe Nederlandse stoffen zien Zaterdag 24 lebiUcUi I9G2 HOLTENS NlLIJVVSliLAD „Scleil de Honkong" is de treffende naam van dit model, ontworpen door Ferry Offerman voor de Katoenshow 1962. Het is een wandeltoilet in linde groen en geel. Het speelse element van dit model is de grote strik op de rug van een ceintuur die over het.jasje van dit toilet heenloopt. De huiten- kant van de chinees aandoende hoed heeft een donkere strokleur. De binnenkant ervan is gevoerd met het materiaal van het wandeltoilet. Een zeer chic complet, „Soleil de Cairo" geheten, van Ferry Offerman in de Katoenshow 1962. De jurk is sterk geplisseerd. De ruim vallende, hoog sluitende mantel met Va mouwen, waarop zeer bre de omslagen, is gemaakt van dezelfde katoenen stof als de jurk. De kleuren zijn goudennuances van in elkaar vloeiend groen, geel en oranje-rood. Voor de vijfde achtereenvolgende keer laat het Ne derlands Katoeninstituut in zijn Katoenshow 1962 zien met welke nieuwe stoffen de nationale ka toenindustrie de Nederlandse vrouw en haar vele buitenlandse zusters komt verrassen. Er wordt echter zoveel nieuws door de katoenindustrie be dacht, dat het onmogelijk is alle voor de komende seizoenen vervaardigde katoenen stoffen in één show te verwerken. Daarom bestaat de Katoenshow uit een keurcollectie van 59 stoffen, geleverd door 19 fabrikanten, waaruit vijf mode-ontwerpers sa men 50 modellen hebben geschapen. Zo ziet men in de Katoenshow 1962 in de persoon van lieve man nequins een harmonieuze combinatie van het vak manschap der industrie en de creativiteit der ont werpers de revue passeren. Een oude rot in het modevak als de Amsterdamse couturier Ferry Offerman tekent bij zijn voor de Katoenshow bestemde collectie van tien modellen aan: „Katoen in zijn vervolmaaktheid en verwerkt tot modellen die voor dit materiaal mogelijk zijn, geeft de indruk weer van een prettige elegance en doet denken aan heel veel zon, een mooie zomer en heerlijke vakantiereizen". De katoenshow bewijst overvloedig dat het mate riaal katoen, dank zij zijn enorme veelsoortigheid, heel wat uiteenlopende modellen aan kan. In de Katoenshow komt een verscheidenheid aan kle dingstukken voor die zo groot is, dat de toepas- sings- en verwerkingsmogelijkheden van katoen grenzenloos schijnen. En in weerwil van de zo geheel verschillende kijk op de vrouw en bij gevolg ook op de mode van de vijf zeer eigengeaarde ontwerpers, vormt de Ka toenshow 1962 een verrassende eenheid. Ferry Offerman die in zijn collectie onder andere aan de tiener een driedelig strandensemble heeft geschonken dat beslist furore zal maken, heeft uit de hem ter keuze voorgelegde Nederlandse stoffen uitsluitend de oranje kleurige dessins gekozen, waardoor hij als het ware het goud van de zon in zijn créatie heeft gevangen. Max Heymans daarentegen was meer bedacht op de vrouw die de tijd der uitbundigheid achter zich waant. Voor haar koos hij combinaties van zwart, wit en tere grijzen, alsmede stemmige imprimé's voor echte zomerpakjes. Max Heymans heeft dit sierlijke jurkje voor de Katoenshow 1962 „John" gedoopt. Het is een wit- zwarte imprimé, een abstract dessin dat geknipt is voor deze van voren hoog gesloten cocktailjapon, waarover een royale stola wordt gedragen. Dit ensemble in een zwart-grijze imprimé, „Bern- hard" geheten, heeft de Amsterdamse ontwerper Max Heymans voor de Katoenshow 1962 gemaakt. Mantel en jurk vormen door de wijze van stofver- iverking één geheel. De hoed is van hetzelfde ma teriaal en dessin. KINK IN DE KABEL! EGBERT-OOM ALS INBREKER. Terwijl Garritjen te Deventer met haar twe dienstboden en het kleine Roelofje in haar huisje zat en. haar Egbert te Holten was, en logeerde bij de schout, en toezicht hield op het grondwerk bij de bouw van zijn nieuwe huis, kreeg hij op een avond gruwelijk heimwee naai de Borkeld. De schoutinne had het de hele dag al gedacht. Haar logé was heel anders dan anders. Zij deelde het haai man mee, maar de schout haalde de schouders op. En terwijl hij aan de haard met de duim de tabak vaster in zijn pij- pekcp stopte, voegde hij zijn vrouw toe: die Egbert is een boer moet je weten en dat blijft hij. Daar zal nicht nog ge noeg mee te stellen krijgen. Ik zie Gar ritjen al onder de koeien zitten melken, dat vertel ik je. Verontwaardigd snoof de schoutinne: dat moest er nog bijko men, nicht Garritjen is een Juffer. Juffer of niet, maar over een half jaar ruikt ze naar de stal Daarvoor is die Egbert een echte zaadkever. De schoutinne hield haar logé die dag in de gaten. En jawel, na het avondeten deelde hij mee: ik ga nog effen naar de Borkeld. Zo in de blauwe kiel?, vroeg de schoutinne. Ja. ja! Je kunt in de Bor keld er niet zo deftig bijlopen. Maar in werkelijkheid had Egbert zeer rare plan nen. Hij wilde nog eenmaal zijn huis op de Borkeld goed van binnen zien. Het huis, waarin hij in de rechterbedstee bij de haard geboren was. Het huis, waar hij aan moeders hand het lopen had ge leerd. Het huis, waarin vier jongere kin deren al vroeg gestorven waren. Het huis, waarin hij zijn moeder op haar sterf bed beloofd had, het nooit te zullen ver kopen. En nu hij zonder Garritjen te Holten was, kon hij het best wagen om in zijn eigen huis op de Borkeld in te breken. Verdacht keek de schoutinne hem na, toen hij zo slordig in zijn werk kleding de deur uitstapte. Zij vond dat haar nicht nog wel een andere man had kunnen uitzoeken dan zo'n kanis van de Borkeld. Maar nicht Garritjen zou er wel gelukkig mee zijn en dan was het goed. Het was op die avond een paar dagen na nieuwe maan en dus spoedig donker. Maar dit deerde Egbert-oom niet. De weg van Holten naar de Borkeld kende hij in het donker. Hij was vertrouwd met alle geluiden, b.v. van nachtdieren. Maar toen. hij zijn huis op de Borkeld naderde, schrok hij zich toch een foefel. In de grote oude berk aan het begin van de grote kamp land schreeuwde geweldig een nachtuil. Dit was bepaald een slecht voorteken. Zou hij teruggaan? Maar nee, hij wilde zijn ouderlijk huis, al was het dan afgebrand en opgetimmerd, nog een maal zien. In de bedstee ter rechterzijde van de haard daar sliep Diene van Wip- Gerritjan alleen. De Siepel was als steeds naar Rijssen. En Diene had juist een schone droom. Zij droomde dat zij in de armen lag van haar lieve Siepel. Egbert ging als een volleerd inbreker naar de staldeur. Hij kende de zwakke plekken van zijn eigen huis. Maar hij had niet gerekend op Zwiet, de grote, ruige, kwaadaardige hond, die op de deel in een hoopje hooi achter de ladder lag. Toen de staldeur zacht begon te kraken, was Zwiet present. Hij vloog tussen de koeien door en greep Egbert-oom in de broek en haalde er het hele zitvlak uit. Met een flinke smak wist Egbert de deur te sluiten. Dina ontwaakte. Zij steunde op haar trouwe Zwiet. Zij stak een stallan taarn aan en inspecteerde de deel. De in breker was weg, maar Zwiet stond daar triomfantelijk op de deel met een flinke lap van een daagse broek. Leg af, gebood Dina. Brave hond, prees zij, en gaf Zwiet als beloning een lekker hapje. Daarna ging zij weer naar bed, maar slapen deed zij niet meer. Egbert liep als hond zonder staart over de velden van de Borkeld. De nachtwind woei lelijk om zijn blote billen, want Zwiet had goed toegetast. Egbert ver vloekte zichzelf. Gelukkig had de schou tinne hem de sleutel meegegeven. Dus kon hij ongemerkt thuis komen. Hij sliep die nacht weinig en was de volgende morgen al weer vroeg op. Het was de schoutinne opgevallen dat Egbert in zijn beste broek liep. Dat was iets ongewoons. Om negen uur daar was Gradus Siepel al bij de schout. Dina, zijn aanstaande vrouw, had vannacht bezoek gehad van slecht volk, maar er was, dank zij de hond Zwiet, niets vermist. Maar de in breker had een souvenir moeten achter laten. Of heer Schout dat achterstuk uit de broek ook ftebben wilde bij het on derzoek. De schout keek verdacht op de vuile lap. Hij riep zijn vrouw en deze weer haar bijdehande Jenne, haar dienst bode. En de dienstbode riep: dat is een stuk uit de daagse broek van meneer Egbert, zal ik maar zeggen, de man van de Juffer, die hier logeert. De schout had de Siepel verzocht nog e»ven bij de hand te blijven, want hij stelde 'dadelijk een onderzoek in. Dieks, de schoutsdienaar, moest dadelijk Egbert-oom roepen, die stond een paar huizen verder naar het graafwerk van zijn nieuwe huis te kij ken. Toen Dieks, de veldwachter, hem haalde, hield Egbert zich goed. Maar Dieks zag dadelijk, dat er iets niet in de haak was. Want Egbert verschoot van kleur. Jenne was intussen naar Egberts kamer gegaan, waar ze de kapotte broek in een hoek verborgen vond. De schou tinne bekeek de zaak met opgetrokken wenkbrauwen. Meneer Egbert heeft zeker een ongeluk gehad, vertelde zij aan Jen.ne. En meteen gaf zij het meisje een berg werk op buitenshuis. Zij wilde de vuile was, die haar aangetrouwde neef haar bezorgd had, niet buitenshuis hebben. Egbert moest in de schoutenkamer komen en daar zat zijn vriend Gradus Siepel, die uitsluitsel wilde hebben over de in braak. VAN COEVERDEN. Onlangs verscheen van de hand van dr Van Duinen, een aldus getitelde brochure samengesteld onder auspiciën van de Voorlichtingscommissie van de Landelijke Organisatie voor de Kankerbestrijding. Deze uitgave werd financieel mogelijk ge maakt door de Stichting Koningin Wil- helmina Fonds. De inhoud van deze brochure is belang wekkend, omdat hierin o.m. een duidelijke stelling wordt genomen tegen de redeloze angst van de mens voor alleen al het woord kanker. Het is helaas niet zo, dat, zoals sommi ge sensationele krantenkoppen ons graag zouden willen doen geloven, het geheim van de kanker al ontdekt zou zijn. Men hoort er na zo'n eerste berichtgeving nooit meer iets van of vindt enige tijd later weer een sensatie kop van het kan kerfront. Helaas wekken dit soort publicaties een hoop op genezing, die de patiënten straks J toch weer zullen moeten laten varen. De bittere ontgoocheling en het leed dat deze onverantwoorde publicaties teweeg bren gen is met geen pen te beschrijven. Kanker altijd ongeneselijk? Een geheel a.ndere zijde van dit pro bleem is, dat men uit deze opvolgende sensatie-berichten, die,op niets uitlopen, de indruk moet krijgen, dat men met het kankervraagstuk nog niet veel verder is gekomen. Dit zou het grote publiek ove rigens ten onrechte, „kopschuw" kunnen maken. Voeg daarbij het feit, dat het woord kanker op zichzelf al met de nodi ge omzichtigheid en angst wordt uitge sproken, dan raken wij nog verder af van het do&l dat'wij zouden willen bereiken: het wegnemen van de redeloze angst voor deze ziekte. Een ziekte die tot nu toe in Nederland volgens de leek bij voorbaat doch volkomen ten onrechte - als onge neselijk wordt bestempeld. Toch worden er vorderingen gemaakt. Er worden echter wel degelijk vorde ringen gemaakt om de ziekte te bestrij den, getuige het feit dat alleen al in Ame rika ruim een miljoen mepsen genezen zijn van kanker. Is de wetenschap in Amerika dan ai verder voortgeschreden dan in Nederland? Neen, Nederland staat daarbij geenszins ten achter, maar de in stelling van het Anierikaanse publiek t.o.v. kanker is een geheel andere dan hier te lande. Men durft er daar vrijuit over spreken! Toch zouden deze Ameri kaanse cijfers eigenlijk al |n staat moeten zijn, de nuchtere beschouwer het redeloze van de angst voor kanker- te doen inzien. Maar tot dit punt is het Nederlandse pu bliek helaas nog niet gekomen. Angst een slechte raadgever. En dan te bedenken, dat het nog niet zo lang geleden is, dat rnen uil angst voor het woord tuberculose dit maar afkortte i tot T.B.C. Thans spreekt ieder openlijk j over tuberculose, omdat het sterfteper centage is gereduceerd tot een betrekke- lijk klein percentage. Dat weet iedereen! j Op dit ogenblik moei men helaas nog con- i statoren, dat de angst voor kanker cp zichzelf al een ziekte is, die erger dreigt te worden dan de ziekte zelf. Is dat rede lijk? „Ja" zegt het grote publiek, „want de ziekte neemt toch maar in omvang toe". Is.dat waar? Geen overhaaste conclusies. Inderdaad komt kanker als doodsoorzaak op de tweede plaats in de statistiek. Dus toch Geen overhaaste conclusie alstublieft. Want bedenk dan wel, dat, door verfij ning van de diagnose, kanker steeds meer als doodsoorzaak kan worden vastgesteld. Bovendien is hier nog een geheel andere factor in het spel. De bevolking van Nederland is de afge lopen eeuw n.l. geweldig toegenomen en de gemiddelde leeftijd van de Nederlan ders wordt gelukkig steeds hoger. Een vergelijking tussen 1850 en 1950 leert, dat in 1850 het gemiddelde aantal te verwach ten levensjaren voor de pasgeboren jon gen 36,2 jaar was, voor een pasgeboren meisje 38,5 jaar. Deze te verwachten leeftijden in 1950 zijn resp. 70,6 en 72,9 jaar. Deze stijging van de gemiddelde leeftijd is enerzijds te danken aan de voortuitgang der sociale omstandigheden hogere levensstandaard, betere wonin gen). anderzijds aan de vooruitgang op hygiënisch gebied (goeclc riolering, vuil- verwijdering, waterleiding) etc. Voorts ontwikkelde de preventieve geneeskunde - het voorkomen van ziekten dus - zich tot een ongekend hoge trap. Ook de voort schrijding der curatieve geneeskunde (pe nicilline, bloedtransfusie, long- en hart- chirurgie) heeft tot die verhoging van de gemiddelde leeftijd een belangrijke bijdrage geleverd. Hoe gelukkig dit steeds hoger worden van de gemiddelde leeftijd ook moge zijn, het aantal kankergevallen wordt daar door ongunstig beïnvloed. Immers, het is een ziekte, die voornamelijk begint op middelbare leeftijd en het meest vooi- komt op oudere leeftijd. En juist deze hoogste leeftijdsgroepen nu zijn, zoals hierboven bleek, de laatste jaren aanmer kelijk toegenomen. Zoals gezegd, kan door verfijning van de diagnostiek kanker beter dan vroeger als doodsoorzaak worden vastgesteld. M.a.w. vroeger overleden ook mensen aan kanker, zonder dat dit medisch als oor zaak kon worden aangetoond. Dit bete kent geenszins dat door de perfectione ring van het onderzoek en. ten gevolge van het daardoor veelvuldige ontdekken van kanker, de ziekte aan de winnende hand zou zijn. Integendeel, want er kan ook veel meer dan vroeger met succes worden ingegrepen. Reeds thans kan worden gesteld, dat de kankersterfte voor vrouwen aan het afnemen is. terwijl deze sterfte bij man nen blijft schommelen om een gemiddelde van 88 per 100.000 inwoners per jaar. En dat terwijl de gemiddelde leeftijd van de bevolking nog steeds stijgt. Toch blijft het een feit, dat kanker in ons denken en in onze gesprekken zo'n grote plaats in neemt en zo'n ongunstige betekenis heeft gekregen. Wees er van overtuigd, dat er övera! in Nederland - en niet in de laatste plaats in dertien speciale centra - onafgebroken wordt gevochten legen deze ziekte. Ook u kunt daarbij helpen, door allereerst die angst te laten varen. Laat u hierbij op weg helpen door le zing van de in de aanhef van dit artikel genoemde brochure, die tegen betaling van 30 cent verkrijgbaar is bij het Bureau Voorlichting van de Landelijke Organi satie voor de Kankerbestrijding, de Lairesseslraat 33, Amsterdam-Z, tel. 0 20 73 55 74 en bij de Ver. t ot Steun aan het K.W.F.. Koninginneweg 28. Amsterdam Z tel. 0 20/72 60 00.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1962 | | pagina 2