Indrukken uit Duitsland
De pluimveehouderij
in nieuwe banen?
Uit Hollens historie
Amerikaans productievermogen wordt in
komend decennium verdubbeld
De concurrentie dwingt tot kostprijsverlaging
WIE ADVERTEERT VERKOOPT
WIE NIET ADVERTEERT
WORDT VERGETEN!
No. 46.
Jaargang 12 (Tweed© Blad).
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1960
HOLTENS NIEUWSBLAD
Tijdens de Olympische Spelen heb ik
menige smalende opmerking moeten in
casseren met betrekking tot het (grote)
verschil in gewonnen medailles tussen
Duitsland en Nederland. Aan de Duitsers
was ditmaal ook werkelijk geen eer te
behalen (tenminste door onze landgeno
ten niet). Ze brachten niet minder dan
twaalf gouden, twintig zilveren en elf
bronzen medailles mee naar huis. Mede
lijdend of vol leedvermaak werd ik door
mijn collega's aangekeken als weer een
Nederlander niets of een Duitser goud of
zilver had gewonnen.
Het samenstellen van de Duitse Olym
pische ploeg heeft overigens veel voeten
in de aarde gehad. Omdat er voor het
IOC (Internationaal Olympisch Comité)
slechts één Duitsland bestaat kunnen de
beide staten slechts met één gezamenlij
ke ploeg aan Olympische Spelen deelne
men. De moeilijkheden begonnen met de
keuze van de vlag. De Oostduitse sport
leiders stonden er op dat de gecombi
neerde afvaardiging achter hun vlag
(zwart-rood-goud met hamer en passer)
het stadion zou binnenmarcheren. De
Westelijken (zwart-rood-goud zonder
meer) waren er vierkant tegen. De kwes
tie dreigde fataal te gaan worden; doch
op het juiste moment kwam IOC-voor-
zitter Brundage met het ei van Colum
bus: het zwart-rood en goud met in de
rode baan de vijf Olympische ringen. Dit
probleem was dus opgelost. Ook voor de
meningsverschillen over het volkslied
werd een gulden middenweg gevonden in
de vorm van Beethovens „Hymne der
Freude".
Moeilijkheid nummer drie was de samen
stelling van de equipe. Na een schier on
ophoudelijke reeks van beslissingswed
strijden was de ploeg dan eindelijk ge
reed voor het vertrek naar Rome. (Na
tuurlijk had men bij het aanwijzen van
de wintersportploeg naar Squaw Valley
met dezelfde moeilijkheden te kampen.
Maar toen i.v.m. het kleine aantal sport
lieden in veel geringer mate).
Kort voor de openingsplechtigheid in
Rome was het zoveelste meningsverschil
schuld aan grote kopzorgen bij de Ooste
lijke en Westelijke offials.
In welke volgorde het stadion binnenge
marcheerd! Weer moest er veel wijsheid
aan te pas komen voordat de enig goede
oplossing gevonden werd: naar lichaams
grootte opgesteld kwam het Duitse con
tingent keurig in de pas (daar hebben ze
slag van!) het Olympisch stadion van
Rome binnen. Men moet er respect voor
hebben, .dat deze athleten, na de afmat
tende beslissingswedstrijden te hebben
doorstaan, kans zagen zowel de Russen
als de Amerikanen op volwaardige wijze
partij te geven.
De voetbalsport is hier evenals in Neder
land, enorm populair. Vooral wanneer de
„Nationalmannschaft" speelt en op de te
levisie te zien is, lijken de straten uitge
storven. Van de Nederlandse voetballers
kent men hier Frans de Munck (lange
tijd in Keulen gespeeld) het beste. Ook
Cor van der Hart en Abe Lenstra zijn in
Duitsland geen onbekenden. In het alge
meen interesseert de Duitser zich voor
dezelfde takken van sport als wij. Enkele
uitzonderingen zijn wielrennen, biljarten
en kegelen. Wat bij ons het biljarten is,
is in Duitsland het kegelen. Hier in Sun-
dern b.v. zijn, voorzover mij bekend is,
vijf café's die er een kegelbaan op na
houden. Evenmin als biljarten, is wiel
rennen populair, ondanks het feit, dat de
Duitsers drie van de acht wieier-wereld
titels in hun bezit hebben. Een uitzon
dering vormen de zesdaagsen, die stro
men toeschouwers trekken. Maar mis
schien speelt hier de kermissfeer, die er
tijdens een zesdaagse heerst, wel een be
langrijke rol.
SOLDATEN, WATER EN AFSCHEID.
Enkele weken geleden werd ik op min
der plezierige wijze aan mijn Nederlandse
nationaliteit herinnerd.
Op het Sunderse postkantoor kon ik
namelijk mijn oproep voor de militaire
dienst afhalen. Mijn vrienden hadden
echter geen begrip voor mijn teleurstel
ling. Zij hunkerden min of meer naar de
dag, waarop ze „zur Bundeswehr eingezo-
gen" zouden worden. Hun „plezier" zal
echter niet zo lang duren dan het mijne:
de Duitse dienstplichtige behoeft slechts
één jaar te dienen. Wel kan hij, als het
jaar om is, nog voor zes maanden., bij
tekenen, maar dan ook het niet onbe
duidende sommetje van duizend Mark
in zijn zak steken.
Nu ik het toch over het militairisme
heb: hier kan men er dikwijls niet uit
wijs worden, welke soldaten men voor zich
heeft. Vaak komen er militaire kolonnes
door Sundern, waarvan de mensen op
straat zich afvragen of het Duitse, Belgi
sche, Engelse, Canadese dan wel Ameri
kaanse soldaten zijn.
Ook Elvis Presley de koning van de
Rock and Roll bracht zijn diensttijd
in de Bondsrepubliek door. In tegenstel
ling tot zijn wapenbroeders was sergeant
Presley niet twee jaar van huis weg.
Wanneer hij zijn dagtaak achter de rug
had, stapte hij in z'n wagen en was bin
nen het halve uur thuis. Elvis was name
lijk in Frankfurt gelegerd, terwijl vader
Presley in het naburige Bad Neuheim een
grote villa voor zich en zijn beroemde
zoon gehuurd had.
Tijdens Elvis' verblijf in Duitsland werd
er geen enkele plaat van hem opgenomen.
In die twee jaar is hij ook niet éénmaal
in het openbaar opgetreden. Na zijn aan
komst in Amerika heeft hij de schade ech
ter dubbel en dwars ingehaald: in de
nieuwe film „G. I.-Blues" zingt Presley
niet minder dan twaalf, eveneens nieuwe,
liedjes.
De film handelt over Elvis' belevenis
sen in zijn Duitse tijd. En over de inhoud
van deze rolprent nu zijn de Duitsers iet
wat gebelgd. Hierin worden de Duitsers
namelijk voorgesteld als een lederbroeken-
dragend en bierdrinkend volk.
Wat het eerste betreft, ook hier in het
Sauerland ziet men zo af en toe wel
iemand in een korte lederbroek, maar dat
het mode is kan men toch werkelijk niet
zeggen. Wat het bierdrinken betreft, dat
klopt wel zo ongeveer; ze willen het al
leen niet graag erkennen.
Het is dus net zo iets als zou men een
film over ons land opgenomen hebben,
we allemaal met klompen aan liepen en
dagelijks hopen kaas aten. Of men bij ons
om zoiets ook boos zou worden?
WATER.
Het Sauerland is bekend om zijn stuw
meren. Möhne-, Eder- en Sorpesee zijn
bekende namen voor de Hollandse tou
rist.
De stuwmeren zijn uiteraard niet uit
touristisch oogpunt aangelegd. Alle
Sauerlandse „Stauseeën" hebben tot doel
de waterbevoorrading van het Ruhrgebied
op peil te houden. Het nut van deze me
ren werd in de (kurk) droge zomer
van het vorige jaar bewezen. Als toen
niet dagelijks miljoenen kubieke meters
water aan de Ruhr zouden zijn toege
voegd, hadden de grote industrieën spoe
dig zonder deze onmisbare vloeistof ge
zeten. Alleen de pl.m. tien kilometer lange
Sorpesee bevat al 83 miljoen kubieke me
ters water.
AFSCHEID VAN SUNDERN.
En dan ga ik over veertien dagen
weer naar huis, om het burgerpak voor
's Konings wapenrok te verwisselen. Ik
heb geprobeerd om u een indruk te geven
van Duitsland, van het Sauerland en van
Sundern. De mensen hier waren vrien
delijk en hulpvaardig. Ze hebben me ge
holpen bij het bereiken van mijn doel:
het meester worden van de Duitse taal.
Maar daarnaast heb ik ontzaglijk veel
andere dingen gehoord, gezien en mee
gemaakt. Ik hoop dat u zich tenminste
een voorstelling kunt maken, hoe het
leven ook hier reilt en zeilt.
JAN DE GROOT.
In een goed bezochte gecombineerde
vergadering van de Bedrijfsvereniging
Holten en de plaatselijke afdelingen van
de OLM en CBTB heeft de heer G. J. W.
Beestman, hoofdassistent bij de Rijks
voorlichtingsdienst voor pluimvee, j.l.
woensdagavond in hotel Vosman een le
zing gehouden over de pluimveehouderij.
De heer Beestman wees er zijn gehoor
op, dat ons land pl.m. 12 miljoen inwo
ners en 25 miljoen geregistreerde kip
pen telt en dat het aantal ongeregis
treerde kippen bij niet beroepsmatige
pluimveehouders geschat kan worden op
5 miljoen. Wanneer men bedenkt, dat
een kip gemiddeld 210 eieren per jaar
legt en de consumptie per inwoner ge
middeld 200 stuks per jaar bedraagt, dan
kan men nagaan, dat er nogal wat eie
ren geëxporteerd moeten worden. Deze
export is hoofdzakelijk gericht op West-
Duitsland, terwijl kleinere hoeveelheden
naar andere landen gaan. Hieruit kan
geconcludeerd worden, dat onze han
del in dit opzicht zeer kwetsbaar is.
Duitsland gaat zelf ook zijn kippensta-
pel sterk uitbreiden, maar men kan er
anderzijds nog steeds meer eieren ge
bruiken, zodat er voorlopig geen gevaar
voor onze eier-export bestaat. In Olden
burg telt men pluimveebedrijven waar
wel 5 a 10.000 kippen gehouden worden.
Spreker waarschuwde zijn gehoor dan
ook, dat men ernst zal moeten maken
Voor op reis
Op de grote rijwiel- en motorententoon
stelling, welke in Londen wordt gehou
den, is deze „brom-scooter" te zien, wel
ke speciaal ontworpen is om in boot of
auto mee te nemen. Het machientje is
slechts 60 cm hoog en weegt ongeveer
25 kg. Het wordt voortbewogen door
een Clinton A 490 Panther tweetact-
motor, welke goed is voor 45 km/u bij
een verbruik van ongeveer 1 50.
met kostprijsverlaging om op den duur
tegen andere landen te kunnen concur
reren. De vraag is dan ook niet onge
wettigd of men in Nederland ook naar
zulke bedrijven toe moet.
PROEFBEDRIJVEN
Om dit te onderzoeken zijn er van
overheidswege in ons land 35 bedrijven
gesticht waar van 2000 tot 12.000 kippen
gehouden worden, onder voorwaarde,
dat het bedrijf een boekhouding voor het
T,EI bijhoudt, zodat men kan nagaan,
hoe het met deze kostprijs staat. Over
ijssel telt 5 van zulke bedrijven, o.a. in
Hengevelde en Wierden.
Hoe de ontwikkeling zal zijn, is niet
bekend, dat hangt van de kostprijs af,
maar naar het oordeel van de heer Beest
man zal de boer, die werkelijk belang
stelling heeft voor zijn pluimveestapel,
het nog lang kunnen volhouden.
Het boerenbedrijf is minder kwets
baar als zo'n kippenfarm, omdat men
ook nog andere takken van veeteelt be
oefent. Veel kan gedaan worden door
gebruik te maken van waterleiding, elek
tra en mechanische voedering.
Bedrijven met een paar honderd kip
pen zullen op den duur wel moeten stop
pen of radicaal uitbreiden.
Spreker verklaarde, dat in de maand
januari het aantal kippen dat men mag
houden, wel gebracht zal worden op 900
stuks per bedxljf. Ook de kwaliteit van
het ei en van de schaal kan nog aan
merkelijk verbeterd worden en de boe
ren zullen er mee moeten ophouden de
eieren af te wassen indien zij vuil ge
wonnen worden. Betere behartiging van
de legnesten is een eerste eis. Evenals
de Amerikanen fokken de Duitsers
steeds meer Witte Leghorns, omdat het
publiek een wit ei wenst en niet de ge
kleurde eieren, zoals deze door kruising
van leghorns en x*eds worden verkregen.
Wij moeten zorgen voor een goed pro-
dukt tegen lage prijs. Het produktschap
wil prenües uitloven voor bettre scha
len, terwijl men van de zijde van de
eierveilingen pluimveewedstrijden orga
niseert voor een betere winning van de
eieren, omdat op vele bedrijven nog
allés aan de legnesten mankeert. Vxxil-
schalige eieren worden aangemerkt als
tweede soort.
Uitvoerig ging spreker nog in op de
piepkuikenmesterij. De consumptie van
slachtpluimvee is in ons land gestegen
van 1 pond per ziel per jaar enkele ja
ren geleden tot 214 kg nu. Momenteel
is geen 75 ct. meer te verdienen op elk
kuiken, maar bij een efficiënte mesterij
kan toch nog wel 50 ct. per kuiken ge
haald worden.
De heer Beestman adviseerde de pluim
veehouders om te zorgen voor goede kui
kens om zodoende de achterstand op
Amerika te kunnen inlopen. De vroe
gere Hollandse blauwen zijn niet meer
aan te bevelen. Wil men hier een mesterij
beginnen, dan is het wenselijk eerst
eens rechts en links te gaan kijken, voor
dat men grote bedragen gaat investeren
in hokken en dierlijk materiaal.
Nadat een fraaie kleurenfilm was
vertoond door de heer Lammers van de
voorlichtingsdienst, die vooral gericht
was op de propaganda voor het ei en vele
vragen waren beantwoord, heeft de
voorzitter, de heer H. Landeweerd, die
de heer Beestman met een kort woord
inleidde, hem bedankt voor zijn leer
zame causerie.
HOLTEN EN ZIJN KERK (II).
Iedere predikant heeft een andere aan
pak van zaken dan zijn voorganger, dat
is nu eenmaal een menselijke wezenstrek.
Was een predikant precies als zijn voor
ganger, dan had de marke daar wel de
nodige critiek op. De predikant B. Pisto-
rius, in het jaar 1627 beroepen, diende
de gemeente Holten drie-en-dertig jaar.
Ds. Pistorius was een, voorganger, die er
van hield orde op de zaken te stellen. De
boeken, waarin de financiën der kerk wer
den geregistreerd, zwierven doorgaans
door de marke. De marke was te Holten
baas van de kerk. Holten kende geen
ambachtsheer. En de predikant was her
der en leraar, geestelijk voorganger dus.
Maar ging het om de financiën der kerk,
dan marcheerde de marke voorop. Na
tuurlijk is bij de stichting der kerk wel
voor de nodige fondsen gezorgd. Maar de
stichters konden toen nog niet weten,
welk een vlucht de kerk zou nemen. Voor
uitzien deed men voor een honderd jaar
of vijf zes niet. Men keek toen veelal
niet langer vooruit dan de neus lang was.
De boeken van voor de Hervorming zijn
spoorloos. Zijn zij meegenomen door de
laatste pastoor? Zijn ze wellicht ver
brand? Er komt geen antwoord op. Al
leen uit Ds. Pistorius' tijd komt de ge
schiedenis van Holtens kerk wat de fi
nanciën betreft, even aan de oppervlakte.
Uit het feit, dat van de jaren 16431654,
elf jaren dus, de kerkelijke administratie
is bewaard gebleven, hebben wij enig hou
vast. De marke zorgde voor de inkom
sten der kerk. De kerk moet in de marke
Holten nog flink gegoed zijn geweest. De
pachten bedroegen in 1651 honderd acht
en vijftig goudguldens en veertien stui
ver en veertien schepel rogge. Nu lijkt
op het ogenblik 158 goudguldens, in gul
dens uitgedrukt vermoedelijk driehonderd
van onze guldens, geen groot bedrag.
Maar wanneer wij de pachten nagaan van
de landerijen, dan moet de kerk nog heel
wat landerijen bezeten hebben in den jare
1651. In de R.K. tijd hebben parochianen
zich bereid verklaard, om jaarlijks een
vrijwillige bijdrage te geven. Dit werd
later een, gewoonterecht. Dit was in het
grijs verleden zo: Boer A, verklaarde
zich bereid om per jaar idem zoveel te
geven. Boer B. idem zoveel. De pastoors
volgden elkaar op en de bisschoppen ook.
En op een goede dag in het grijs verleden
vertelde een bisschop aan de Holtenaren,
dat de bijdrage die ze betaalden, voortaan
een vaste belasting was. Die het er niet
mee eens was kon het zeggen. De ban
vloek kon over hem uitgesproken worden.
En dan ging de onwillige betaler hel en
verdoemenis tegemoet. En zo zien wij dan
ten tijde van Ds. Pistorius naast de 158
goudguldens, de veertien stuiver en de
veertien schepels rogge nog 60 daalders
en vijftig gulden. De kerkelijke belasting
der markegenoten was tweehonderd twee-
en-twintig gulden en negentien stuivers.
En het kerkbestuur legde er nog opstui-
vers op. Dat was ook een grappige uit
vinding. De kerkelijk ontvanger had het
niet zo gemakkelijk als tegenwoordig.
Vóór 1644 bedroeg het gehele saaris van
de kerkelijke ontvanger vijf goudguldens.
Dity geld was natuurlijk meegenomen.
Maar hoeveel dagen en hoeveel zure ge
zichten en jammerklachten hij moest aan
horen in de gehele marke van Holten
staat er niet bij. En hoe vaak hij moest
terugkomen, ook niet. Vele mensen had
den eenvoudig geen geld. Er waren ker-
kegoederen en kotersteden, waar hij met
Sint Marten de pacht moest halen. Later,
toen Ds. Pistorius er al lang niet meer
was, is het tractement van de ontvanger
verdubbeld. Tot kerkelijk ontvanger be
noemde men vaak de schout. Deze had
meer ontzag dan een gewoon burger. Dus
zien wij te Holten in 1651 de schout als
burgemeester, deurwaarder, notaris en
kerkelijk ontvanger. Al deze eigenschap
pen kon de man in zich vex-enigen, dood
eenvoudig, omdat er te Holten niet veel
te beleven viel. Er waren feitelijk drie
besturende lichamen. De schout, die te
vens hoofd van de politie was. Dit laatste
hoofdzakelijk in naam, want de marke
stelde de politie aan, en keek er op toe
of alles goed ging. Dan was er het kerk
bestuur, dat ook ter dege toekeek of
alles richtig was. Wanneer de kerkereke-
ningen moesten nagezien worden, dan
pakte men des morgens de boekenkist op
de kar en x^eed er mee naar Deventer-,
naar de herberg „Den, Ouden St. Oloff".
En was deze secure arbeid verricht, wel
nu, dan nam men een borrel!
VAN COEVERDEN.
De Amerikaanse elektriciteitsmaat
schappijen hebben grootse uitbreidings
plannen, die al ten dele in het stadium
van uitvoering zijn gekomen. Teneinde
het hoofd te kunnen bieden aan de voort
durend toenemende vraag naar elektri
sche stroom is men voornemens de capa
citeit tegen 1970 te verdubbelen en we
derom te verdubbelen tegen 1980. In het
verleden is namelijk gebleken, dat met
vrij grote regelmaat het stroomverbruik
iedere 10 jaar verdubbelde.
In 1970 zullen de particuliere elektri
citeitsmaatschappijen volgens de thans
bekende plannen een vermogen bezit-
Len van 263 miljoen kilowatt (kW) tegen
127 miljoen begin 1960. Aangenomen
wordt dat het vermogen in 1980 meer
dan 492 miljoen kW zal bedragen on
geveer viermaal zoveel als thans en
tweemaal het voor 1970 voorspelde ver
mogen.
Ongeveer 76 procent van het huidige
geïnstalleerde vermogen is bezit van
particuliere maatschappijen, die stroom
leveren aan 77 procent van alle stroom
verbruikers. De rest is eigendom van
federale, staats- en gemeentelijke over
heden. Industrie en vervoersmaatschap
pijen wekken in de regel hun eigen
stroom op en hebben een geïnstalleerd
vermogen van ongeveer 47 miljoen kW.
Met ongeveer 6 procent van de wereld
bevolking produceren de Verenigde Sta
ten rond 40 procent van de wereldener
gie meer dan driemaal zoveel als de
Sowjet Unie, de op een na grootste ener
gieverbruiker. In 1959 was de totale
elektriciteitsproduktie in particuliere en
openbare nutsbedrijven en fabrieken
794,5 miljard kWh.
Het elektriciteitsverbruik in de wo
ning is de laatste jaren hand over hand
toegenomen. Er zijn thans letterlijk tien
tallen apparaten te koop, die in 1940 nog
niet waren uitgevonden. Ongeveer
600.000 Amerikaanse woningen worden
thans elektrisch verwarmd en dat is nog
maar een allereerste begin. Tien jaar
geleden was het stroomverbruik in het
huishouden gemiddeld 1.830 kWh per
jaar. Verleden jaar was dit bijna ver
dubbeld en aangenomen wordt dat het
tegen 1970 7.000 kWh zal bedragen.
De constante bevolkingstoename van
de Verenigde Staten 195060 bei-
droeg deze 18,5 procent is een mach
tige factor, want deze verzekert een
jaarlijkse toename van de elektriciteits
verbruikers met ruim 1 miljoen.
Op het platteland zijn de mogelijk
heden voor een toename van het stroom
verbruik nauwelijks te voorspellen. Een
aantal nieuwe toepassingen bieden on
gekende perspectieven: wandpanelen,
waarmee vertrekken elektrisch ver
warmd of gekoeld kunnen worden, ul-
tra-sonische wasmachines en borden
wassers, waarin met geluidsgolven
wordt gewassen, elektro-luminiscentie
wandpanelen en de volautomatische
wasmachine.
Voor de produktie van deze grotere
hoeveelheid elektriciteit moeten grotere
centrales gebouwd worden. Hiermede
wordt tegelijk een verlaging van de
kostprijs bereikt. Van deze centraal ge
legen krachtstations zal de stroom over
grotere afstanden en met een hoger vol
tage dan thans gebruikelijk is moeten
worden getransporteerd. Hand in hand
met deze stroom-distributie over groter
afstand zal een ingrijpender coördinatie
tussen de centrales onderling noodzake
lijk zijn en zal een uitgebreid koppe-
lingsnet tot stand worden gebracht.