SM Uit Holtens Historie Fa. E. Wonnink bestaat 100 jaar Overijssel had zeer goed toeristisch seizoen Vier generaties bouwden een flinke zaak op U J |g De avonturen van OOK BEZOEK BUITENLANDERS GESTEGEN TOCH BLIJVEN ER WENSEN Dat de uitzonderlijke fraaie weersge steldheden van 1959 het toeristenbezoek aan Overijssel zeer gunstig zou hebben beïnvloed, is wel gebleken uit een en quête, die de Provinciale VW in Over ijssel onlangs bij de VW's in dit gewest inzake het toeristisch bezoek in 1959 heeft ingesteld. Deze enqête bewijst overduidelijk dat het seizoen 1959 dat van 1958 overtroffen heeft. In vergelijking met 1958 spraken im mers 16 plaatsen van een beter en 4 plaatsen van een gelijk bezoek, terwijl slechts 2 plaatsen een minder bezoek meldden. Dit grotere bezoek trof in de eerste plaats Twente, (9 plaatsen beter, 3 plaatsen gelijk bezoek), gevolgd door Salland, (4 plaatsen beter, 1 plaats min der bezoek). In NW-Overijssel meldden 3 plaatsen een groter en 1 plaats een geringer bezoek, terwijl dit in 1 plaats gelijk bleek. Buitenlanders. Ten opzichte van 1958 steeg het buiten lands bezoek in 1959 aanmerkelijk. Slechts 1 plaats meldde een minder be zoek in tegenstelling met 9 plaatsen die een groter bezoek hadden. Het bezoek in 13 plaatsen bleef gelijk. Twente meldde 4 plaatsen met een groter bezoek en een gelijk bezoek in 8 plaatsen; Salland: 3 plaatsen met een groter en 3 plaatsen met een gelijk be zoek. NW-Overijssel had 2 plaatsen met een groter en 2 plaatsen met een gelijk bezoek, terwijl 1 plaats een minder be zoek noteerde. In Twente was het aantal Duitse gasten het grootst, met daarnaast het bezoek uit Scandinavië. Ook werd Twente bezocht door Engelsen en - in mindere mate - Bel gen, Fransen en Amerikanen. Het percentage Duitsers, dat daarnaast N.W. Overijssel en Salland bezocht, was weer aanmerkelijk hoger. Voorts trok Salland in hoofdzaak Engelsen en Fran sen. In N.W. Overijssel was dit ook het geval, zij het in mindere mate. Het blijkt dus wel, dat het bezoek van Duitsers aan ons gewest zeer groot was nog afgezien van de koopgrage grens- gangers. Onze indruk wordt bevestigd, dat de Duitsers wel naar ons gebied willen, in dien de accomodatie eri vooral de eet- gelegenheden aan hun wensen beant woorden. Natuurschoon is voor hen van minder belang. Bezetting in de logiesinrichtingen. In het hoofdseizoen (juli en augustus) waren de duurdere hotels (pensionprijs per dag f 9,- of hoger) in N.W. Overijssel praktisch bezet; de hotels in Twente en Salland daarentegen resp. voor ruim 85 pet. en bijna 70 pet. De bezetting in de eenvoudiger hotels was resp. 50 pet., ruim 85 pet. en ruim 75 pet. De pensions in N.W. Overijssel waren in het hoofdseizoen voor 83 pet. bezet, in Salland en Twente voor ruim 80 pet. De kampeerterreinen in Twente en Salland hadden in het hoofdseizoen een goed bezoek, terwijl de jeugdherbergen van de NJHC en de zomerhuisjes vrijwel bezet waren. De hotelbezetting in het naseizoen was in Salland het hoogst, in het naseizoen echter in N.W. Overijssel. Dag- en groepsbezoek. In het hoofdseizoen was het dagbezoek aan Twente en Salland in het algemeen druk. Het dagbezoek aan N.W. Overijssel was op Giethoorn en omgeving na middelmatig. Giethoorn heeft door de film „Fanfare" een bijzonder accent ge kregen, hetgeen dit jaar in het drukke dagbezoek goed tot uiting kwam. Ook het ideale zomerweer heeft het hare bij dit drukker bezoek aan Giethoorn bijgedra gen. Het groepsbezoek aan N.W. Overijssel was overeenkomstig het dagbezoek, ter wijl dit aan Salland druk en aan Twente vrij druk was. Ook dit jaar vonden in Overijssel tal van evenementen plaats, die ongetwijfeld het dag- en groepsbezoek in gunstige zin hebben beïnvloed. Wij wijzen in dit ver band op de volgende evenementen, die meer dan van plaatselijke aard waren: de rijwiel- en bromfietsvierdaagse, de bra derie en de leger- en luchtmachttentoon stelling „Paraat" in Almelo; de voorjaars tentoonstelling, het Congres Goochelkunst 1959, de kleurenwandelmars en de ver scheidene belangrijke sportwedstrijden in Enschede; de militaire Taptoe's in Zwolle en Hengelo; de bus- en boottochten N.S. naar Kampen en de bloei van de kool zaadvelden in de polders bij Kampen en het Internationale Acrobatenconcours in deze plaats; de bloei van de krentebomen in Ommen; de oogstfeesten in Raalte; het Internationaal Folkloristisch Festival in Weerselo; de tentoonstelling Twente Troef in Wierden; de festiviteiten in Vroomshoop ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan en in Dedemsvaart ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Dedemsvaart; het carnaval in Olden- zaal; de jaarlijkse motorraces in Tubber- gen en Markelo; de Gouden Knopentocht, de avondvierdaagse en de HAI-tentoon- stelling in Steenwijk; de Paasgebruiken in Denekamp en Ootmarsum en de Pas siespelen in Hertme en de Deventer Sal- land-show (middenstandstentoonstelling), terwijl daarnaast de zomerprogramma's van verscheidene WV's de nodige be langstelling trokken. In VVV-kringen kan men dus over het toeristisch bezoek aan Overijssel in 1959 tevreden zijn. Toch zou dit bezoek mits het WV- wezen financieel in staat zou zijn de pro paganda grootscheepser aan te pakken in de toekomst nog aanmerkelijk kunnen worden bevorderd. Hiertoe zou behalve een grotere pro- pagandavoering een op grote schaal openstellen van recreatieruimten in par ticuliere handen wenselijk zijn, alsmede vestiging van attraktiebedrijven (ver- maakcentra) en de wijziging van B-we- gen in A-wegen. Dit laatste ten gerieve van het bezoek van touringcargezelschap pen. Deze maand is het 100 jaar geleden, dat de firma E. Wonnink in onze gemeente en omgeving een bekende zaak in manu facturen, confectie en meubelen ge grondvest werd. Van een bescheiden kleermakers winkelt je in het oude Aal- tinkshuis, naast het gemeentehuis, is zij in de afgelopen tien decennia uitgegroeid tot een bloeiend bedrijf, dat thans filialen heeft in Markelo en Bathmen en zijn re laties ook nog uitstrekt tot het naburige Laren. De jonge Egbert Wonnink zal, toen hy zich in november 1859 ais kleermaker en winkelier in Holten vestigde hoewel hij DE HOLTENAAR EN ZIJN WONING IN VROEGER DAGEN. Van den beginne af, zolang er in Over ijssel mensen woonden, zocht de mens be schutting tegen de grillen van het klimaat. Voor twaalf eeuwen kende men te Holten al het boerenhuis, dat vrijwel onveranderd zou stand houden tot voor circa honderd dertig jaar geleden. Met het huis ging een hechte naoberschop samen. De Holtenaar van een eeuw of zeven geleden had heel andere zaken aan zijn hoofd dan de burger van tegenwoordig. De man van vroeger was ook geheel anders georiënteerd. De Holte- naar van pl.m. 1300 keek over onafoogbare heidevelden en over waterachtige sompige broeklanden. Een huis bouwde men solide, het kon dienen voor vele generaties. Het vierkante werk van eikenhout hield het eeuwenlang. En dat vierkante werk was heel werkzaam. Muren kende men op het platteland voor boeren- en burgerwoningen niet. Alleen versterkte huizen met een mili tair doel waren van steen, zoals Arckelstein. In Goor is nog een straat, die men tot ver in de 18e eeuw de Steenstraat noemde, om dat in vroeger eeuwen terzijde van die straat een burcht stond, die men in de volks mond de Steen noemde. Neen, in vroeger eeuwen had men lemen wanden. Van sprok kelhout vlocht men de muren, bestreek ze met een substantie van koemest en leem. Het woongedeelte werd zoveel mogelijk ge kalkt en met een blauwselpap zogenaamd gekiewiet. Het is absoluut waar, hoor, ik heb het zelf als kind nog gezien. De bed steden waren van lemen wanden en ook van een laag kalk voorzien. Om de kou te weren had men er deuren voor. Het woongedeelte voor mens en vee was ongescheiden. Dat gaf iets warms aan het geheel. Men kende koeien en paarden, varkens, kippen, ganzen en eenden bij name. Het kleinvee had de gehele dag vrij entree. De kippen waren nogal indringerig, zij legden meermalen hun eieren in een der bedden, het werd oog luikend toegestaan. Wanneer het tijd van voeren was, hoefde de boer niet op de klok te kijken, die was trouwens als slinger uurwerk in 1300 nog niet uitgevonden. Dit moest in de 17e eeuw Christiaan Huygens doen. Maar de koeien waarschuwden hem wel. De koeien wendden hun koppen naar het woongedeelte, de paarden keken over de kribbe en de varkens deden het luider. Honden en katten konden ongestoord een nacht- of avondwandeling maken, vrij in en uit door het hoendergat. Schilderijen of an der opschik kende men weinig. Wat grof aardewerk en tin, een jachtgeweer ,spek in de wieme (als het er ten minste was). Op de scheiding van deel en haard daar zaten rechts in de stekband de zichten, links de vlegels. Aan houten knoppen op de deel de paardentuigen en de wan. Dit laatste ge bruiksvoorwerp kende men tijdens het leven van Christus op aarde ook al. En zelfs lang er vóór. De kap van het huis was gedekt met riet of stro. Dit was uitstekend isolatie materiaal. Men maakte met het bouwen van een huis geen grote omslag. Men had immers in die dagen de bouwmaterialen bij de deur. Behalve het woonhuis had men een bak- spieker, men bakte zelf brood. Men had een schaapskooi en een bijenstal. Vooral aan de bijen waren onze voorouders gehecht. Bij versterf aan huis deelden zij in de rouw. Zolang een lijk boven de aarde stond, ging er een zwarte doek over de bijenkorven. Verzekeringen en dergelijke zaken van onze tijd kende men niet. Zij waren ook niet noodzakelijk. Bij brand hielp de gehele Hol- ter markegemeenschap elkaar. Men gaf hout en riet voor de opbouw van het huis. Er waren destijds handige boeren, die van alles konden: timmeren, dokteren, ja wat niet al. Dat moest ook trouwens wel, want waar zou je de timmerman, de dokter of de kraam verpleegster halen? Ze waren er eenvoudig niet. De naastbije dokter woonde in Goor. Of men moest naar Deventer. En de recht geaarde Holtenaar oordeelde: de meeste kwalen genezen vanzelf wel weer, maar met of zonder dokter, duren ze drie weken. Maar wanneer wij bedenken, dat pest- en cholera- epidemieën in de loop der eeuwen vaak de Holter gemeenschap teisterden, waar men machteloos tegenover stond, dan was zoiets vreselijk. De avonden, vooral de heel lange winteravonden, dan had men kuieravonden. Men sprak elkaar moed in of vertelde elkaar sprookjes. In het dorp zelf had men een aantal door getimmerde huizen. Maar ook de bedsteden ontbraken hier niet. En soms had een los huis nog voordelen ook. De rook trok in een los huis beter weg dan in een doortimmerd huis. Bovendien stopten de dorpelingen alle reten en naden dicht om de warmte binnen te houden. 32. Het was een lawaai van jewelste aan dek. De vo gels waren spinnijdig en verontwaardigd over de be driegerij door Bloobeest bedreven, die als een kippen boer tussen de vogels doorliepen ze stuk voor stuk een lang touw om hun hals bond. „Hé", raadde Pepi- to, „je bindt ze zeker aan de mast vast en laat ze de „Brul" voorttrekken!" „Juist, juist", lachte Bloobeest, ,je hebt het geraden". „Hoe kom je plotseling zo slim, Bloobeest', vroeg Pepito, „ik dacht, dat je eigenlijk een beetje dom was, ik bedoel, dat je niet zo slim bent als iemand, die erg slim is!" ..Ach", antwoordde Bloobeest luchtig, die nog steeds vogels van de vis bevrijdde, „studie hè, studeren en nadenken. Op school was ik altijd de voorste van de klas!" „Ha, ha", lachte Pepito, „je zat zeker vóór in de klas!" „Nee, neeeh.opschieten baasje", zei Bloobeest ge prikkeld. De rest was niet moeilijk. Ze klommen beiden in de mast en bonden daar de vogels vast, die blij wilden wegvliegen, maar tot hun grote schrik bemerkten, dat ze als trekpaard moesten dienen. Alles ging in eens geweldig, de wind stak weer op, de vogels de den voor de beste paarden niet onder, zodat de „Brul" met een reuzevaart door het \yater sneed en de ka pitein was voor het eerst sincfe vele dagen weer in een goede stemming. Door een patrijspoort bekeek hij de resultaten van Bloobeest. „Ach ja", pochte hij in zijn eentje, „een Druppel staat voor niets! Je moet je bemanning weten te kiezen. Wat ben ik toch een flinke vent! Ik zal die eenvoudige ziel bevorderen". energiek zakenman moet zijn geweest, die alles gedaan heeft om zyn op bescheiden voet begonnen winkel tot bloei te bren gen wel nimmer gedacht hebben, dat zijn zaak nog eens zulke vormen zou aan nemen en dat zijn gehele nageslacht zich zo intensief met het manufacturenvak zou bezighouden, als thans het geval is. De herdenking van het 100-jarig be staan zal niet met feestelijkheden gepaard gaan bij de belangrijke verbouwing in november 1958 is er voldoende gelegenheid geweest om by de verschillende aspecten van het bedryf stil te staan maar aan de kopers en koopsters, met name dus de klanten, zal dit jubileum niet onopge merkt voorbijgaan. KLEIN BEGONNEN. Of Egbert Wonnink ook al vóór 1859 in Holten werkzaam is geweest, valt niet te zeggen. Zeker is, dat hij zich op 26-jarige leeftijd, komende uit Markelo, in de maand november van dat jaar in onze plaats vestigde en dat hij het beroep van kleermaker uitoefende. Daarbij werden zoals gezegd, in het Aaltinkshuis ook enkele manufacturen verkocht. Enige jaren later hij was op 12 juni PRACHTIGE OPBRENGST VLUCHTELINGENHULP. De dezer dagen door de vrouwen- en meisjes verenigingen in onze gemeente op verzoek van de burgemeester gehouden geldinzameling voor het Vluehtelingenjaar 1959 heeft het mooie bedrag van ƒ2321.40 opgebracht. NAOBERSCHOP VOLGENS ONGESCHREVEN WETTEN Van Deinsze dichtte eens: „Woer naoberplich nog is in ere, Woer völl' nog is nao 'n olen traant. Woer Jan en Hanna daanst te hope, As t' stoppelhanen is in 't laand!" Die naoberplicht was een der hechte pijlers van de markesamenleving. Tot voor een hal ve eeuw was de naoberplicht nog in voilé glorie. De moderne tijd heeft hier een grote verandering in gebracht. Maar eeuwenlang heeft bij nood en dood, bij blijheid en feest vreugde de naoberplicht triumfen gevierd. Men was in de buurt één grote familie. En kwam er al eens onenigheid, door te veel jenever of zo, geen nood, een paar dagen later waren de naobers weer verzoend. Hét was een oude, gedegen wereld, die naober- en markegemeenschap van Holten. En dat is het in de veranderde tijdsomstandigheden nog. Een volgende keer zullen wij iets ver tellen van de naoberplichten. Waarom wij dit doen? Hierom, omdat de lezers dan met een een overzicht krijgen van het huis houdelijk leven van onze Holtense voor ouders. Die leefden in een tijd, die een voudiger was dan de huidige, maar ook zijn complexen had. Zo moest b.v. de dominee in de eerste helft der 17e eeeuw geloven aan heksen en spoken, aan nacht-, bos- en onzalige huisgeesten. Deed hij dit niet, dan kon hij zich op zijn standplaats niet handhaven. De gehele marke geloofde er aan plus het dorp. Vele ziekten, die wij nu ken nen, en waar goedonderlegde specialisten thans een remedie voor weten, werden vroe ger toegeschreven aan de kwade hand en hekserij. Hoeveel onschuldige vrouwen zijn er vroeger niet voor heksen aangezien. En hoeveel zwarte katten stierven geen ontij dige dood, daar ze verdacht werden van hekserij. Nog voor zestig jaar geleden was in de Holter buurtschappen voor Derk met de beer de schrik zeer groot. Prikkel- en schrikdraad heeft echter Derk het veld doen ruimen, en tal van spoken en boze geesten hebben hem moeten volgen. Maar als de Holtenaar van drie vier eeuwen geleden eens een kijkje kon nemen bij zijn thans levende buurtgenoten, waar hij radio en te levisie 2ag, hij zou in wanhoop de handen in de lucht slaan en roepen: „de hele wereld is behekst!" VAN COEVERDEN. Bovenstaande foto geeft een beeld van de jongste verbouwing van de zaak aan de Kerkstraat. Zij vormt een onderdeel van het volledige plan om ook het pand aan de Oranjestraat te verbouwen, waarin thans o.a. de kleermakerij gevestigd is, het vroegere hotel Müller. 1862 gehuwd met Johanna Wes uit Goor werd in de Oranjestraat, op de plaats waar nu de zaak nog steeds gevestigd is, begonnen met de verkoop van manufac turen, ijzerwaren, galanterieën, goud en zilver, tabak en sigaren, terwijl men ook nog een boerderijtje hield. De winkel werd eerst gedreven door hem en zijn vrouw. Later werden ze bij gestaan door de op een na oudste dochter, die reeds met haar 8ste jaar in de winkel helpen moest, daar haar vader aan typhus leed. Ze ging al met 3 jaar naar de lagere school, omdat ze erg bijdehand was. Deze firmante, want dat werd zij later, was bij de Holtenaren algemeen bekend als tante Rika van Wonnink. Haar zuster tante Mina velen nog bekend van haar onderwijs aan de Zon dagsschool, kwam op 12-jarige leeftijd in de zaak en zij is daarin steeds actief werkzaam gebleven tot het einde van de tweede wereldoorlog De jongste zuster toen algemeen be kend als Jet van Wonnink trouwde in 1900 met de heer B. J. Wissink, waarmede 't geslacht der Wissinks zijn intrede deed in de firma Wonnink. Deze heeft gedurende de pl.m. 25 jaren, dat hij actief in de zaak werkzaam was, veel tot de bloei van het bedrijf bijge dragen. Zijn schoonvader, de heer E. Wonnink, was op 26 juni 1898 overleden. DE BOER OP. Hij ging veel de boer op met een pak op de rug, eerst lopend, later op de fiets en nog weer later op de motor. Tegen woordig gaat dat klantenbezoek met de auto heel wat gemakkelijker. Het goud en zilver, de tabak, de sigaren en de galanteriën waren zo successievelijk, bij de vestiging van andere zaken in deze branches in ons dorp, uit de winkel ver dwenen, zodat alleen de manufacturen, de confectie en de kleermakerij overbleef. Dat goud en zilver was maar niet een toevallig artikel, maar behoorde ten nauw ste bij de zaak, want als de jongens en meisjes met Pasen werden aangenomen, dan kwamen daar gouden en zilveren sie raden bij te pas. Een gouden slot aan de kralen, broches, speldjes, horloges en an dere sieraden. Later zijn deze dingen naar de plaatselijke horlogerie overgegaan. JONGERE GENERATIE. Tot omstreeks 1925 bleef de heer B. J. Wissink volledig en actief in de zaak werkzaam. Toen droeg hij deze over aan zijn vier zoons, van wie thans ook al weer zoons in het bedrijf werkzaam zijn. Zelf hield hij zich tot aan zijn dood bezig met de makelaardij en het taxeren van gron den enz., waaraan hij zijn hart had ver pand. Het is vooral de jongere generatie ge weest, die overigens gesteund door'de oudere firmanten de uitbouw van de zaak in sneller tempo hebben bevorderd. In 1931 werd de meubelzaak aan de Oranjestraat gesticht; in 1938 volgde de aankoop van de zaak in Markelo; in 1958 werd de op de foto afgebeelde ruime con- fectie-afdeling, met daaronder een meu- beltoonkamer, gesticht; en op 1 juli 1959 had de definitieve vestiging van het fi liaal in Bathmen plaats. Activiteiten, welke belangrijke investe ringen gevraagd hebben, maar die ook met een modernisering van het gehele bedrijf gepaard gingen. Niet alleen wat b.v. het interieur van de zaak in Holten betreft, maar ook ten aanzien van de be drijfsvoering. De jaarlijks terugkerende modeshows zijn er o.m. het bewijs van. De firma zal nu zeker als slagzin kun nen gaan voeren: „Honderd jaar Won- nink's kwaliteiten". Aan degelijkheid heeft het de door haar gevoerde en ver vaardigde goederen nimmer ontbroken. Vier generaties bouwden in 100 jaar een zaak op met een uitstekende naam, die een aanbeveling vormt voor onze plaats. Met dit jubileum willen wij de firma Wonnink dan ook gaarne feliciteren.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1959 | | pagina 2