Tapijtkevers bedreigen
uw garderobe
éewaféó
Ijssm
Ook vakantie sociale verworvenheid
B0SSCHER
BESCHUIT
In de nacht dat de Duitsers ons land
binnenvielen, legde een ambtenaar de
laatste hand aan een vakantiewet
De
avonturen
van
Pepito
No. 40. Jaargang 11. (Tweede blad).
ZATERDAG 10 OKTOBER 1959
HOLTENS NIEUWSBLAD
(Uit: „De Opmars")
Ongeveer 50 jaar geleden was er een
14-urige werkdag, meestal zonder enige
vakantie. In de enkele gevallen dat die
wel werd gegeven, gebeurde dat zon
der behoud van loon.
Vandaag de dag is de situatie precies
omgekeerd. Er zijn nauwelijks werk
nemers aan te wijzen, die geen vakan
tie hebben met behoud van loon plus
vakantietoeslag.
Ontwikkeling
Recht op vakantie is even vanzelf
sprekend geworden als recht op loon.
Het is een sociale verworvenheid, die
in een even snelle als gelukkige ont
wikkeling is bereikt. De aanzet daartoe
ligt in de periode tussen beide wereld
oorlogen, vooral in de dertiger jaren.
Toen werd er „enig recht" op vakantie
aan de arbeiders toegekend.
Na 1945 zettte de ontwikkeling pas
goed door en wel in het kader van de
toen gevoerde loonpolitiek. In bijna al
le collectieve arbeidsovereenkomsten,
bindende regelingen en andere arbeids
voorwaarden zijn vrijwel zonder uit
zondering bepalingen opgenomen over
de vakantieduur, waarbij loon wordt
doorbetaald.
Hoe is deze snelle ontwikkeling te
verklaren? De technische vooruitgang
heeft hieraan veel bijgedragen. Door
mechanisatie nam de produktie toe,
terwijl het aantal man-uren afnam.
De mensen gingen per dag minder
werken, maar ook minder per week,
minder per jaar en minder per mensen
leven. Zo is b.v. de leeftijd, waarop
jeugdigen in het arbeidsproces worden
opgenomen hoger geworden. Er is
reeds een verbod van kinderarbeid.
Meisjes, die nog geen vijftien jaar zijn
mogen niet in bedrijven werken. Straks
zal er ook een verbod komen voor
jongens van veertien jaar en jonger.
Maar het is uiteraard niet alleen een
kwestie van technische ontwikkeling
alleen geweest. Het recht op vakantie
is meegegroeid met het geheel van de
sociale ontwikkeling.
Het begin.
In 1940 oordeelde de wetgever het
noodzakelijk, dat er een vakantiewet
zou komen. De toenmalige minister van
Sociale Zaken, dr. J. van den Tempel,
liet een voorontwerp voor 'n vakantie
wet opstellen.
Er bestonden toen al 1.353 arbeids
overeenkomsten voor 36.G00 onderne
mingen, die een vakantieregeling had
den. Er waren 240.500 werknemers bij
betrokken. Iets meer dan 200.000 van
hen hadden een week, of enkele dagen
meer vakantie.
Anderen, zoals b.v. de 13.240 arbeiders
in de leder-, wasdoek- en rubberindu
strie, hadden slechts één tot drie dagen
per jaar vakantie. Het overheidsperso
neel kreeg over het algemeen twaalf
dagen verlof.
In fabrieken en werkplaatsen had
slechts 38 procent van het totaal aan
tal arbeiders een vakantie van 6 dagen
per jaar. Nog 7,4 procent had in het ge
heel geen vakantie.
Ook in andere bedrijfstakken stond
het er in 1940 nog slecht voor. Zes va
kantiedagen had 32 procent van het
winkelpersoneel en 27 procent van het
personeel in koffiehuizen en hotels. In
kantoren, apotheken en verpleeginrich
tingen stond men er wat beter voor:
12 dagen voor 44,5 procent voor kanto
ren en 62,5 procent voor apotheken.
Niet ingediend.
Het was dus al met al een schuchter
begin. In het voorontwerp werd voor
gesteld om de arbeiders minstens zes
werkdagen per jaar vakantie te geven.
Er werd een strafsanctie ontworpen:
overtreding van de wet zou worden ge
straft met ten hoogste één maand hech
tenis of een boete van honderd gulden.
Het voorontwerp ging om advies
naar de Hoge Raad van Arbeid. De
raad schreef in zijn rapport o.m., dat
het te lang duurde „om langs de weg
der vrijwilligheid" resultaten te berei
ken „hetgeen wettelijk ingrijpen onont
beerlijk maakt".
De Hoge Raad zond het voorontwerp
met zijn advies terug aan de regering.
Hij was het er in grote lijnen mee
eens en vond, evenals de regering, dat
een recht op vakantie in de wet veran
kerd moest worden.
In de nacht van 9 op 10 mei 1940, en
kele uren voordat de Duitse legers Ne
derland overvielen, legde een ambte
naar van het ministerie van Sociale
Zaken de laatste hand aan het werk
stuk. De oorlog maakte het onmogelijk
dat het wetsontwerp werd ingediend.
In de na-oorlogse jaren is het voor
ontwerp Van den Tempel een archief
stuk geworden. Alle CAO's hebben
thans vakantieregelingen.
Toch is er nog een wettelijke regeling
in voorbereiding: in het burgerlijk wet
boek zullen een aantal bepalingen over
de vakantie worden opgenomen.
Zoals gezegd heeft de SER er in 1957
de regering er advies over uitgebracht.
De raad schrijft onder meer: „De ont
wikkeling van het vakantievraagstuk,
met name in de laatste tien jaar, wijst
er op, dat de erkenning, dat de arbei
dende mens recht op vakantie heeft,
sterk veld heeft gewonnen". Een deel
van de raad heeft duidelijk aangegeven
waarom toch nog aan wettelijke bepa
lingen behoefte bestaat.
Het recht op vakantie is verankerd
in het rechtsbewustzijn van het Neder
landse volk, staat in het advies te le
zen. Juist daarom is het goed, dat dit
wettelijk wordt vastgelegd.
Het is immers zo, dat verschillende
groepen van werknemers door de on
regelmatigheid van hun werk dikwijls
van vakantie verstoken blijven. Boven
dien leert de practijk, dat er voor en
kele „restgroepen" - bijvoorbeeld het
huispersoneel - nog steeds geen vakan
tie overschiet. Voor deze groepen be
staan immers nog geen regelingen der
arbeidsvoorwaarden.
In het nieuwe wetje, dat thans op
stapel staat, wordt voor alle werkne
mers een minimum-aantal van twaalf
vakantiedagen vastgelegd (met behoud
van loon) voor de ouderen en van 18
vakantiedagen voor de jongeren (tot 18
jaar).
Talloze CAO's geven nu reeds meer.
Aanbevolen wordt om, indien enigszins
mogelijk, de vakantie te geven tussen
30 april en 1 October. Wanneer 't wets
ontwerp naar de 2e Kamer gestuurd
zal worden is een open vraag.
Het huidige kabinet heeft ongetwij
feld zaken af te handelen, die beslist
dringender zijn. dan het consolideren
van iets dat in feite gewoonterecht ge
worden is en een onderdeel vormt van
de moderne arbeidsvoorwaarden.
Ook de middenstand.
Er was tot voor kort nog een belang
rijke groep van de bevolking, die niet
of nauwelijks aan vakantie toekwam:
de winkeliers en dan .met name de
melkhandel, bakkers, kruideniers en
groentehandelaren. In onderling over
leg regelen ze voortaan plaatselijk hun
vakanties.
Niet alle huismoeders vinden dit leuk,
maar wanneer hen op de man af ge
vraagd wordt of ze vinden, dat ook de
winkeliers recht hebben op vakantie,
antwoorden ze volmondig: „Ja!"
Een andere vorm van voorkomende
„tegenstelling" hebben wij wel gezien
in het feit, dat raadsleden door kiezers,
door de bevolking, worden gebrand
merkt ja-knikkers te zijn. Het pu
bliek is zo vaak op „rel" belust, althans
op een verslag van hun raadsverga
dering met sensatie en men kan zeg
gen, dat het bepaalde raadslid het weer
eens goed gezegd heeft! Men heeft ech
ter niet het recht om iemand als ja
knikker te betitelen die het met een
ander eens is. In het dagelijkse leven
wordt zoveel besproken en afgespro
ken zonder dat de partijen het oneens
met elkaar zijn. Wat zou het vreselijk
zijn als elke gedachte, elke overweging,
In de Mijnstreek is de tapijtkeverplaag
uitgebroken. Op een kwade dag ontdek
ten daar diverse huisvrouwen harige rup
sen, die bezig waren zich te goed te doen
aan winterjassen, dekens, vloerkleden en
allerlei ander eetbaar spul. Steeds meer
van deze vraatzuchtige diertjes werden
er gevonden, zodat binnen enkele dagen
de plaatsen Sittard, Hoensbroek, Heerlen
en Geleen geteisterd bleken door een in
sectenplaag, die trouwens niet tot de
Mijnstreek beperkt bleef, maar intussen
ook naar oostelijk Nederland is overge
slagen. Het is dus zeker niet denkbeeldig,
dat, wanneer het droge, warme weer aan
houdt, ook in andere delen van ons land
de larven van de tapijtkever hun vernie
lend werk in groten getale zullen ver
richten!
Hoe ziet zo'n tapijtkevertje er uit?
Het heeft wat de vorm betreft iets weg
van een lieveheersbeestje, is evenwel
iets kleiner en heeft beige-bruine schil
den, waarop kleine zwarte vlekken voor
komen. Het kevertje zelf is niet schade
lijk. Het leeft op bloemen en de ellende
begint eigenlijk pas in dit jaargetijde. Dan
zijn de wijfjes bevrucht en deze zoeken
het donker en de warmte van de mense
lijke woning, om op een geschikte voe
dingsbodem eitjes te leggen. Die voe
dingsbodem vinden ze in de kieren der
houten vloeren, stofnesten tussen gebinte
én ook deponeren zij hun eitjes in de be
kleding van stoelen, op gordijnen en op
het kostbare goed, dat in de garderobe-
kast hangt; tot in de bedden toe dringen
zij door.
Een enkel kevertje, dat in Uw huis
weet binnen te dringen wat op deze
zonnige dagen wanneer overal de ramen
wijd open staan, geen moeite is kan
een onplezierig groot aantal eitjes leg
gen, waaruit dan de vraatzuchtige larven
komen kruipen, die zich dwars door alles
heen een mooi rond ga-t vreten. Het vlie
gen van de kever heeft over het algemeen
na de middag plaats, zodat een eerste be
strijding gezocht moet worden in het na
het middaguur gesloten houden van deu
ren en ramen, of door daarin horren te
plaatsen. De larve van de tapijtkever
heeft niets gemeen met die van de mot.
Mottenlarven zijn veel gemakkelijker uit
te roeien dan de stekelharige sneleters,
die nu in zo groten getale in de winter-
garderobe huishouden. Met een eenvou
dige schoonmaak blijven nog te veei lar
ven levend, zodat inderdaad een vodedige
grote schoonmaak moet worden begon
nen, zodra men enige larven heeft ge
signaleerd. Niet vergeten mag worden de
vloerbedekking op te nemen, daar juist in
de vloernaden zeer dikwijls concentraties
van deze onprettige commensalen worden
aangetroffen. Het is reeds gebleken, dat
niet alle insectenbestrijdingsmiddelen het
gewenste resultaat hebben. Door de we
tenschapsmensen, die zich de laatste da
gen met de bestrijdingsmethoden hebben
beziggehouden, wordt evenwel algemeen
een spuitvloeistof als bijv. Nourycid-extra
HET KLEINE TAPIJTKEVERTJE links
boven brengt de zo vraatzuchtige lar
ven voort, die het op onze garderobe
en dergelijke voorzien hebben. Daar
onder het iets grotere bont- of pelske
vertje, wier larven eveneens grote
schade kunnen aanrichten. De streep
jes naast elk diertje geven de werke
lijke grootte aan.
als effectief bestrijdingsmiddel aangewe
zen. Bij de toepassing hiervan moeten de
ramen en deuren van het behandelde ver
trek enige uren gesloten blijven, zodat
de fijne nevel de gelegenheid heeft om in
MOHAIR DE GROTE MODE
Mohair is op het ogenblik de grote mo
de speciaal voor mantels. Op een
show in Windsor (Engeland) werd dit
model getoond; eenvoudig, charmant en
praktisch.
WIE NIET ADVERTEERT
WORDT VERGETEN!
kieren en reten door te dringen. Bij het
bespuiten van kleding en gordijnen dient
men een afstand van minstens een halve
meter in acht te nemen, daar er zich an
ders vlekken kunnen vormen. Ook de
binnenzijde der revers, de binnenkant van
de mouwen, de voering dient te worden
bespoten. Als aanvulling op de bespuiting
verdient het nog aanbeveling om een
laagje poeder onder de vloerbedekking te
verstuiven, zodat eventueel nog binnen
vliegende kevertjes niet opnieuw de
grondslag voor een plaag kunnen leggen.
Hoe snel de kevers zich voortplanten,
blijkt wel uit het feit, dat uit de in mei
gelegde eitjes reeds in oktober via de
eitje, larve, volwassen insect-cyclus
een volwassen generatie tapijtkevertjes is
voortgekomen, die op haar beurt in de
cember al weer voor nieuwe eitjes weet
te zorgen. De larven van de tapijtkever
vreten zich niet slechts dik en rond aan
wollen stoffen; ook kunstzijde blijkt voor
hen niet veilig te zijn, evenmin als veren,
bont, borstels en zelfs zijn ze in meel ge
zond en wel aangetroffen.
Een andere bedreiging van onze stoffe
ring en garderobe vormen de bruine lar
ven van de pelskever, die heel dikwijls
samen met hun neefjes opereren. Zij dra
gen aan het achtereinde een donker ge
kleurd bosje haar, waardoor ze o.m. te
onderscheiden zijn van de tapijtkever-
larve, die tevens langer is. Op het menu
van beide komen dezelfde kostbare goe
deren voor, zodat de bestrijding van deze
larven en de zwartblauwe vaders en moe
ders, die twee witte stippen op de dek
schilden dragen, in huis een eerste ver
eiste is, wil men geen grote schade onder
vinden.
Op de maandag j.l. te Rijssen gehouden
veemarkt waren aangevoerd: 1602 stuks
vee, runderen 220, varkens 1382.
Prijzen: 62 vette koeien, eerste kwali
teit van f3,- tot f3,20 per kg slachtge-
wicht; 88 melk- en kalfkoeien van f 900,-
tot f 1000,- per stuk; 30 pinken van f 500,-
tot f 650,- per stuk; 40 graskalveren van
f300,- tot f450,- p. stuk; 36 drachtige zeu
gen van f 285,- tot f 365,- per stuk; 27
loopvarkens van f85,- tot f 110,- per stuk;
1319 biggen van f 55,- tot f 68,- per stuk.
Overzicht handel:
Vette koeien en stieren, gebruiksvee,
pinken en kalveren, nuchtere kalveren:
Handel kalm, prijzen gelijk.
Zeugen: Handel kalm, prijzen iets da
lend.
IEDEREEN
LOOPT
WEG
MEI
&0SS6
IfBgrscHS't
bros en beter
27. Kapitein Druppel ijsbeerde driftig in zijn hut
heen en weer, maar kon niets bedenken, wat de goeie
ouwe „Brul" sneller zou doen varen. „Wist ik maar
wat oom Stoffel Kraakbeen bedoelde met dat gekke
versje!'', peinsde hij. „Hoe was het ook als weer! Oh
ja.je moet en zal de wedstrijd winnen, zoek niet
van buiten, wel van binnen.en nog iets van wat
in het vat zit, verzuurt niet. Hm, ik begrijp er geen
steek van! Jef Aluin en zijn makkers zoeken ook al
naar een geheim op mijn schip, maar kunnen niets
vinden. Enfin, dat is gemakkelijk, dan behoeven wij
niet meer te zoeken. En toch wil ik winnen! Ze we
ten, dat ik niet tegen mijn verlies kan! Kom, ik ga
eens aan dek kijken".
Maar o, toen de kapitein omhoog keek om te zien
hoe het met de ballonvaarder stond, zag hij, dat de
zeilen als slappe vaatdoeken langs de mast hingen!
„Alle kwallen!", barstte de kapitein uit. „Oh, wat een
tegenspoed voor een eerlijk zeeman, de wind is weg,
we liggen zo stil als eenen wanhopig sloeg hij
zijn handen voor zijn gezicht. „Daar gaan ze", jam
merde hij en wees met bevende hand naar de voor
bijsnellende mededingers. „Alle hazewindhonden en
wij stakkers dobberen rond, als augurken op een
kurk!" Bloobeest en Pepito werden er bedroefd van
en waren blij, dat de kapitein weer in zijn hut ver
dween. Tot ineens hun aandacht werd getrokken door
vreemde geluiden, die uit de kapiteinshut kwamen
,Hoor je dat Bloobeest?" vroeg Pepito en Bloo
beest knikte ontroerd van ja. „Hoor jij het ook Pe
pito", vroeg Bloobeest met door tranen verstikte stem.
Pepito knikte van ja „De kapitein huilt", zei hij. „Ik
hoor 'm snikken", zei Bloobeest en toen trokken ze
allebei de stoute schoenen aan en gingen bij de kapi
tein naar binnen, die grienend aan tafel zat. „Kun
nen wij u helpen, kapitein?" vroeg Pepito met ont
roerde stem. „Ach, beste jongens", sprak hij en smolt
weg in tranen, „ik wil die wedstrijd niet meer win
nen, ik doe niet meer mee