SCHAAKMAT Vrijhandel contra Coöperatie Plaatselijk Nieuws Officiële pyhlicatles. Sinterklaasvertelling Het debat tussen de heer Doppen (Z.H.I.) en de heren Vos, Kwaak en Kruithof (Coöperatie). Het was ons wegens plaatsgebrek niet mogelijk om in het vorige nummer van Holtens Nieuwsblad uitvoerig in te gaan op het debat tussen bovengenoemde he ren en zowel van coöperatieve zijde als van de kant van de vrije ondernemers gaf men hierover reeds zijn misnoegen te kennen. Nu ons blijkt dat deze kwestie bij onze lezers veel belangstelling heeft, komen wij op dit debat uitvoerig terug. De heer Vos, als eerste spreker, zei het volgende: Door inleider is gesteld, dat een boer in de coöperatie niet vrij is. Maar is dan de coöperatie geen onderneming van vrije ondernemers, die volkomen vrijwillig toe traden en zich dan aan de spelregels houden, zoals bijv. bij voetbal Dan moet men eerder van een vereniging spreken, dan van collectief ondernemen. Antwoord van de heer Doppen: Het wezenskenmerk van de coöperatie is de binding. Deze kan in vele gevallen zo sterk zijn, dat uittreden zeer Wordt bemoeilijkt. De eerste taak van een land bouwer is zijn bedrijf zo goed mogelijk te beheren. Dit kan hij het beste doen door als vrij man en aan niemand ge bonden te profiteren van de beste aan biedingen der concurrerende bedrijven. Wie zich bindt aan één bedrijf, kan van die concurrentie geen profijt trekken (zie hogere melkgelden). Vrije toetreding zegt niet veel over de aard van de on derneming, waarin men toetreedt (bil jartclubs of smokkelbendes laten ook vrij leden toe). Belangrijker is de vraag of het moreel verantwoord is iemand te la ten tekenen voor 30 jaar of levenslang, als het vaststaat, dat men de gevolgen op zo lange termijn nimmer kan over zien. Vraag 2 van de heer Vos Spreker prijst de nuttige functie van de concurrentie en geeft toe, dat bij monopolies ongezonde toestanden ont staan. Vooropgesteld zij, dat we inder daad met andere argumenten moeten strijden, dan met steeds maar weer de toestanden van 1880 ten tonele te voe ren. Maar is het dan niet zo, dat juist de coöperaties nodig zijn om de concur rentie levend te houden? Wat zou er ge beuren als er geen coöperatie meer is en de particuliere handel dus het monopo lie zou bezitten? Antwoord van de heer Doppen: Een beheerst coöperatiewezen kan bij dragen tot handhaving van gezonde con currentie, mits zij dan ook een eerlijke en loyale concurrent blijkt te zijn. Ook zonder coöperatie is evenwel de concurrentiestrijd mogelijk, omdat de particuliere handel juist bestaat uit al tijd onderling wedijverende zaken, die elkaar soms 't licht in de ogen niet gun nen. Coöperatie is evenwel in zich concur rentie uitschakelend. Dus wel concurrentie in geval van al leen maar particulieren en geen concur rentie meer bij alleen maar coöperatie. Vraag 3 van de heer Vos: Als er geen ernstige mistoestanden waren bij leveringen van kunstmeststof fen, zou dan de overheid juist enkele da gen geleden besloten hebben de vermel ding van het gehalte op de label ver plichtend te stellen? Hier is het kenne lijk de hele groep van vrije ondernemers, die de fouten begaat. Deze maatregel kwam niet af omdat er enkelen knoeiden, maar omdat slechts enkelen in het goede spoor bleven. En moet dan de coöpera tieve voorlichting hierop niet attenderen in haar eigen orgaan Antwoord van de heer Doppen: Als de coöperatoren een knoeierij ont dekken bij een bepaald particulier kunst- mestleverancier, zouden zij verstandiger doen met dit te melden aan de straf rechtelijke instanties, beter dan de hele bonafide handel te bekladden met hun onverantwpordelijk geschrijf zonder vorm van bewijs. Waar iedere groep in onze samenleving naast koren ook kaf bezit, daar moet eerst maar eens aangetoond worden dat knoeierijen bij coöperaties niet voorkomen. De publicaties in de P.P. over de S.O.L.-affaire bewijst voldoende, wie er boter op z'n hoofd heeft! Controle kan zeer goed zijn, mits ook het controle-apparaat aan minimum-eisen voldoet. Hetgeen hierover tot nu toe is getoond is nog niet zo vertrouwenwek kend, dat de gegevens ook inderdaad ga ranties zijn voor de inhoud. De heer Kwaak (Coöp. Melkcentrale) Vraag 1: De oprichtig van coöperatieve zuivel fabrieken is door inleider zo voorgesteld, alsof alleen bij afwezigheid van particu lier initiatief het vormen van coöpera ties voor de boer toegestaan zou zijn. Heeft de boer dan geen recht naar eigen inzicht tot coöperatie over te gaan? Antwoord van de heer Doppen: Daar we gelukkig nog in een vrij land leven met de vrije arbeidsverdeling als basis van ons economisch leven heeft iedereen, dus ook de boer, het recht te doen, wat hij als verkieslijk ziet. Hij mag zelfs met zijn auto tegen een boom of in het water rijden. Dat neemt niet weg, dat het ook aan ieder vrij staat iemand te wijzen op de vóór- en nadelen van be paalde handelingen, vooral als deze een bindend karakter dragen of moeilijk te herroepen zijn. Vraag 2 van de heer Kwaak: Men kan het met spreker eens zijn, dat concurrentie uitwassen van egoïstisch handelen tegengaat. Maar dan moet die concurrentie ook bestaan. In het Westen maken de particuliere zuivelfabrieken af spraken met elkaar en men betaart nooit méér, dan de coöperatie dwingt te be talen. Mogen we dan niet via coöperatie hogere melkprijzen nastreven? Antwoord van de heer Doppen: Natuurlijk mag dat. Maar de praktijk bewijst, dat de coöperatie minder uitbe taalt voor de melk dan de particuliere fabrieken en bovendien verhindert men de leden ook nog door het heffen van uittreegelden, hun melk daar te leveren waar men het meest wil betalen. Vraag 3 van de heer Kwaak: De particuliere fabrieken betrekken ook goedkope melk uit België, Dit gaat tegen de belangen van onze Nederlandse boeren in. Antwoord van de heer Doppen: Indertijd is deze vraag reeds afdoende beantwoord door een deskundige uit zui- velkringen, n.l. door de heer Grevelink. Waar de heer Kwaak dus van die zijde reeds op de meest volledige wijze beant woord is, acht spr. als niet-deskundige het voldoende naar dat antwoord te ver wijzen. Vraag 4 van de heer Kwaak: Uit de hoge dividenden, die soms wor den uitbetaald door particuliere bedrij ven, blijkt daaruit niet, dat men daar minder melkgeld betaalt, dan men wel zou kunnen betalen? Antwoord van de heer Doppen: Cijfers van dividend zeggen op zichzelf niets. Een ondergekapitaliseerd bedrijf moet hoge dividenden uitbetalen om een redelijke rente te bereiken voor het ge- investeerde kapitaal. Als blijkt, dat de z.g. op het boerenbelang gerichte coöpe raties nog minder betalen voor de melk, dan interesseert het niemand, als ook voor degenen, die met risico-dragend ka pitaal de exploitatie van zo'n fabriek mo gelijk maakten, er ook wat aan ver dienen. De heer Kwaak: De particuliere zuivel voert een unfaire concurrentie, want daar waar coöpera ties zijn betalen ze meer voor de melk dan elders. Antwoord van de heer Doppen: Dit bewijst alleen, hoe juist de stelling is, dat concurrentie goed en noodzake lijk is. Daar hetzelfde ook geconstateerd wordt ten aanzien van de melkprijs van coöperaties, die meer betalen waar par ticuliere concurrenten zijn, kan men hier uit alleen maar vaststellen, hoe goed het is, dat er particuliere bedrijven zijn, ook voor de belangen van de coöpererende boer. De heer Kwaak: De coöperaties zijn uit nood geboren. Als deze instellingen niet goed waren, zou men dan vauit de Verenigde Naties de achterlijke gebieden wel met coöpera ties gaan hervormen? Antwoord van de heer Doppen: In de coöperatie zit de mogelijkheid totdoorvoeren van dwingende maatre gelen, omdat de vrijheid daar aan ban den gelegd is. Begrijpelijk, dat men in die gebieden, waar de bevolking tot iets gebracht moet worden volgens bepaalde plannen, men liever met concentraties werkt. Het is overigens erg onvriendelijk en weinig verheffend de ontwikkelde Ne derlandse boer op gelijke lijn te stellen met zijn achterlijke collega's in de oer wouden. De heer Kwaak Als coöperatie zo iets gevaarlijks is, waarom gaat dan de bedreigde midden stand zelf coöpereren? (Vivo-Spar-Cen- tra). De heer Doppen: In de eerste plaats is het zeer de vraag, in hoeverre de genoemde inkoop combinaties op één lijn gesteld kunnen worden met de coöperatie. Voorts blijft de gezamenlijk inkopende middenstand op zijn eigen terrein, n.l. de distributie, terwijl de boer als producent door een handelslichaam op te zetten zich buiten zijn productie-terrein begeeft. Ten slotte, als men coöperatie als middel er kent, waarom zou dan diezelfde erken ning niet gelden voor de middenstander De heer Kruithof (Leraar Goedhart Stichting te De Steeg). De heer Kruithof geeft eerst een theo retisch betoog over het historisch ont wikkelingsbeeld van de 19e eeuw, waarin zich de strijd tussen collectivisme en vrij heid afspeelde. Zijns inziens bestaat die tegenstelling in het huidige West-Europa niet meer. Thans alleen tegenstelling Oost en West, waarbij West de kampi oen is voor de vrijheid. Is het wezens kenmerk van de coöperatie soms niet ge legen in de vrije toetreding? De heer Doppen: Neen. Vrije toetreding is geen wezens kenmerk, omdat dit ook voor alle andere vormen van maatschappelijke verschijn selen kan gelden (voetbalclub, smokkel bende, enz.). De heer Kruithof: Is het niet typisch, dat juist in Zuid- Italië en Zuid-Frankrijk het communisme onder de boeren zo sterk is, dus juist in die gebieden, waar geen of weinig coöperaties zijn? De heer Doppen: Het is volstrekt onjuist te bewe ren, dat in Zuid-Frankrijk geen uitge breide coöperaties zouden zijn. Ze zijn er zelfs veel onder de boeren. Spreker is nog maar pas terug van een reis door Zuid-Frankrijk en heeft zelf kunnen con stateren, .dat er veel coöperaties zijn. In Rusland worden enkel coöperaties toe gestaan, als de enigst passende onder nemingsvorm. Of het communisme aan hang vindt onder de boeren hangt min-:, der af van de a.1 of niet aanwezigheid van coöperaties dan van de mate hunner godsdienstige overtuiging. De heer Kruithof: Aangenomen dat zelfstandigheid van nature bij de mens behoort, is het dan ook niet volgens het christelijk beginsel dat hij ook en vooral een sociaal wezen is? Dat vindt U in de coöperatie. De heer Doppen: In de eerste plaats is de mens zelf standig en persoonlijk verantwoordelijk. Daarnaast is hij ook sociaal wezen, waar op het liefdes-gebod betrekking heeft. Maar dan vanuit de zelfwerkzaamheid van mens tot mens en niet vanuit de coöperatieve statuten. De heer Kruithof: Spreker zegt, dat de coöperatie geen eigendom is van de boer, maar is het dan geen gemeenschappelijk bezit? Bezit dat rechten geeft en verplichtingen. De heer Doppen: Men zou kunnen zeggen, dat collectief bezit ook 'n vorm van bezit is. Maar geen persoonlijk bezit, waarover men kan beschikken naar eigen inzicht. Het is daarom als bezit voor de boer ook niet te verwerkelijken. Dit. zou wel kunnen, als men van de coöperatie een N.V. maakte met aandelen. Als dan een boer geld nodig heeft voor eigen boerenbe drijf, kan hij er geld voor maken. Nu niet! De heer Kruithof De coöperatie is anti-trust. Die trusts zijn een gevaar voor de economisch zwakkeren, en proberen hnu de das om te doen. Is het dan niet juist op te tre den als beschermer van de economisch zwakkeren. De heer Doppen: U beweert wel, dat de coöperaties te gen trusts gericht zijn, maar in feite draaien zij de economisch zwakkeren in middenstand en handel de nek om, ter wijl zij met de trusts zaken doen. Dit bewijst de juistheid van de stelling, dat het fout is Beëlzebul met de duivel te bestrijden. Want de coöperaties hebben zichzelf via hun toporganen tot enorme trusts omgebouwd, waarin het belang van de coöperatieve onderneming voorop staat en niet langer het boerenbelang nummer één is. De economisch zwakkere boer heeft meer belang bij hogere uitbetalingen, die in eigen zak terecht komen, en waarmee hij zijn eigen boerderij op de been kan houden, dan met enorme coöperatieve gebouwen in handen van topcentrales. De heer Kruithof: In de directie-kamer van de Unilever te Rotterdam hangt een schilderij, dat een poliep afbeeldt. Die poliep is Unilever met de dochterondernemingen. Dat is nu het symbool van de zelfstandige handel en industrie, die steeds bezig is de zwak keren voor eigen doel te winnen. Ook staat daarop afgebeeld een schildpad. Dat is het Centraal Bureau, waarop de vangarmen van de poliep geen vat kun nen krijgen. De heer Doppen: Het zou ook wel een wonder zijn als de bekende boeman van het poliep-be drijf Unilever van coöperatieve zijde in deze vergadering niet ten tonele werd gevoerd. Een handige speculatie op de antipathie, die bij de meesten van ons gekweekt is. Laten we echter voorop stel len, dat veel van de antipathie ontstaan is bij de strijd tussen de boter en de margarine. Het is evenwel de vraag of hier het boerenbelang indertijd wel juist in het geding werd gebracht. Was het niet veeleer zo, dat de coöperatieve zui vel teveel vastgeplakt bleef aan de bo- terbereiding zonder zich tijdig aan de ge wijzigde markt aan te passen. Want niet de boter was boerenbelang, maar het melkgeld. En omdat de coöperaties in de ontwikkeling achterbleven en zich niet zoals de particuliere industrie tijdig omschakelden op meer gevraagde pro ducten, daarom konden zij niet meer voor de melk betalen. Dat bezorgde de boer stroppen. Het lijkt er bedenkelijk veel op (achteraf), dat men de eigen tekort komingen heeft proberen te dekken door de Unilever als zondebok te gebruiken. Het zou van meer werkelijkheidszin ge tuigen te stellen, dat zelfs een bedrijf als Unilever in de vrije concurrentiestrijd alleen dan onze klandizie krijgt, als ze een goed product brengt tegen redelijke prijs en anders gaan we naar de concur rent. Niet de grootte van het bedrijf, maar de kwaliteit van het product is in deze beslissend. We zullen dan nog maar zwijgen over het feit, dat we door Unilever met onze zwakke Hollandse gulden de grondstof fen kunnen betrekken, die we anders met harde niet aanwezige dollars zou den moeten betalen. Waar het Centraal Bureau zelf op grote schaal met Unilever zaken doet, klinkt een dergelijk argument uit de mond van de heer Kruithof, die propa gandist wil zijn voor de coöperatie, wel erg vreemd. JAARVERGADERING ARJOS. De A.R. Jongeren Studieclub (Arjos" hield Vrijdagavond haar jaarvergadering in gebouw „Rehoboth". De vergadering stond onder leiding van de voorzitter der Arjos, de heer H. Beltman. Deze liet zingen Rsalm 138 vers 1, las vervolgens Matth. 5 van vers 13-16 en Markus 10 vers 13-16 en ging daarna voor in gebed. De aanwezigen werden verwelkomd, in 't bijzonder de afgevaardigden van de A.R. Kiesvereen. „Nederland en Oranje" en de afgevaardigden van enkele andere verenigingen. De voorzitter sprak er zijn teleurstel ling over uit, dat zo weinig ouderen wa ren opgekomen. Vervolgens werden de notulen gelezen door de secretaresse, Mej. D. Hazewinkel, die deze avond als zodanig voor het eerst in functie was. Door de heer G. v. d.1 Meulen werd hierna een inleiding gehouden over „De schoolstrijd". Inleiding en bespreking han delden over de schoolstrijd die in de vo rige eeuw gevoerd is, maar ook over de schoolstrijd, die heden ten dage weer ge voerd wordt (Idardegarijp een teken). Slotsom was, dat de schoolstrijd van vandaag in veel opzichten gevaarlijker is dan de schoolstrijd in de vorige eeuw. Toen waren het felle aanvallen van buiten af, nu tracht men de christelijke school van binnen uit te hollen door mensen, die eigenlijk tot de eigen kring behoren. In oude bekende termen en leuzen tracht men nieuwe gedachten te schui ven, die linia recta in tegenstelling zijn met wat vroeger bedoeld werd. Daarom is waakzaamheid geboden; het sein staat op onveilig. N>ch doorbraakt!) coriëen, noch de leer- van Karl Barth, doen de eis van Gods Woord te niet, dat het zaad des Verbonds opgevoed moet worden in de vreze des Heren. Reeds in de prilste jeugd, bij de doop, legt God beslag op het Verbondskind, dat Hij schonk aan de ouders. Daarom de school aan de ouders en niet aan de staat. De ouders zijn verant woordelijk voor de opvoeding van de kin deren. Een vrije school met de Bijbel zij dus de regel en een openbare school, de staatsschool, uitzondering. Ook wanneer die openbare school z.g. „gechristianiseerd" wordt, blijft ze in feite toch onchristelijk. We hebben niet alleen nodig een Bijbel op school, maar bovenal een school op de Bijbel. Het verdere deel van de vergadering droeg een meer feestelijk karakter. On der leiding van de heer J. v. d. Meulen werd een geheugen-estafette gehouden, een wedstrijd ónder het motto „Neem de handschoen op" en de wedstrijd „Wie ben ik". Dit gedeelte van het programma was zeer goed verzorgd en men amuseerde zich kostelijk. Nadat de voorzitter een kort woord van dank had gesproken tot allen die aan het welslagen van deze jaarvergadering hadden meegewerkt, werd gezongen ,,'k Wil U, o God, mijn dank betalen", waarna de heer P. v. d. Meulen met dankgebed eindigde. UITVOERING WET AUTOVERVOER PERSONEN. Burgemeester en Wethouders van Hol ten brengen ter openbare kennis, dat door hen op 20 November 1952 is be sloten aan de Overijsselsche Autobus diensten N.V. te Holten vergunning te verlenen voor het exploiteren van één huurauto. Ingevolge artikel 55 van de wet auto vervoer personen staat van deze beschik king voor belanghebbenden beroep op gedeputeerde staten open binnen dertig dagen na openbaarmaking van de be schikking. Gedlurende die termijn ligt de beschik king ter inzage op de secretarie van de gemeente. Holten, 20 November 1952. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, S. SIKKES. W. H. ENKLAAR. OPENBARE KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Hol ten maken bekend, dat op Zaterdag 29 November 1952 gelegenheid zal worden gegeven tot kosteloze inenting en her inenting tegen pokken in het gymnastiek lokaal van de Dorpsschool, des voormid dags van 11 tot 12 uur en in de o.l. Dorpsschool te Dijkerhoek des namid dags precies 3 uur. Belanghebbenden wordt verzocht het trouwboekje in te brengen, alsmede de inentingskaart, welke de laatste tijd bij .de geboorte-aangifte wordt uitgereikt. De aandacht wordt er op gevestigd, dat uitsluitend kinderen beneden de leef tijd van 2 jaar zullen worden ingeënt. Holten, 20 November- 1952. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, S. SIKKES. W. H. ENKLAAR. Do oude heer Verhoog was weer jong geworden door het schaakspel. Hij had zijn koetjes op het droge gekregen, zijn zaken in de stad op voordelige wijze overgedaan en nu genoot hij de rijpte zij ner jaren in het mooie en, rustige dorp, niet al te ver van de stad gelegen - daar mede een levensdroom in vervulling zien de gaan. Inderdaad, hij genoot. Jammer overigens, dat zijn vrouw geen deelgenoot kon zijn in dat leven, dat hij als een loon van zijn en haar harde wer ken beschouwde. De rouw was zwaar en diep geweest, maar de tijd had de gesla gen wonde geheeld, al schrijnde nu cn dan nog het litteken in zijn ziel. De huishouding liep geordend, dank zij het vertrouwde personeel, dat hij in het dorp getroffen had 'en de leiding van zijn dochter, zijn enig land: Ans. Een flinke, knappe, altijd opgewekte en toegewijde dochter; een zonnetje in huis. Hij zou ze niet graag missen, - neen, daar moest-ie niet aan denken. Want ja, het buitenleven mocht dan zo mooi zijn als hij zich had voorgesteld, het was toch wel anders in de stad. Een stille zomeravond had z'n bekoring bui ten, maar de winteravonden waren er als overal elders: lang cn toonloos. Des winters was er buiten weinig, wel een beetje èrg weinig afwisseling. Daarom vond de oude heer Verhoog, dat hij het toch maar erg goed getroffen had met de vriendschap van de jonge Piet Boenders. Hij had hem een keer getrof fen in het „Gouden Hert" en het ge sprek was toen gekomen op de kampi- oensslrijd der grote schaakmeesters. De oude Verhoog had het verloop van de match in zijn dagblad gevolgd, maar zijn sportieve belangstelling kon niet verder gaan dan het bezien van het puntenver- loop - hij kende het schaken niet. Piet Boenders had hem er wat van verteld, zelfs zijn interesse weten te wekken en tenslotte zich bereid verklaard om eens een avond met bord cn stukken bij de heer Verhoog thuis te komen. Verhoog leerde die avond van Piet Boenders de loop der stukken en Piet Boenders leer de óók wat, n.l. dat de oude heer Ver hoog een knappe en lieve dochter had...., Boenders studeerde in de stad. In di rechten. Maar als hij vacantie had of eci week-end over was, schoof hij menif partijtje schaak ten huize van zijn ouden vriend. Op een dezer avonden was de heet Verhoog even van zijn partij weggeroepet om iemand in de gang te woord tt staan. Het duurde vrij lang. Ans had zie! gedurende die tijd met de gast van haat vader geoccupeerd; geleidelijk had ze he spel mede geleerd en terwijl vader in di gang verbleef, waren Piet en Ans di partij aan het analyseren gegaan. „AJs nu de koningin naar hier gaat had Ans gezegd - en de koning trek zich terug naarMaar Piet had zijivan hand op die van Ans gelegd en haat duidelijk gemaakt, dat een koning ziel niet terugtrekt voor de koningin, maat dat hij Toen de oude heer Verhoog de kamet inkwam, bleef hij als versteend op di drempel staan. Ans maakte zich ver schrikt los uit Piet's omarming. Piet voelde zich liet bloed uitliet hoofd terug zakken, maar hij verstoutte zich, deet een stap naar voren en zei dapper: „Mijn heer Verhoog, ik vraag u... Ik bedoelseei Ans en ikëen Maar het bloed was de oude heer ie andere richting gelopen. „Wat?" bruldt hij. „Kwajongen! Durf je zó mijn gast vrijheid misbruiken? Durf jijEn not d'r uit, hè?!" Boenders stamelde excusen, vroeg om hem te willen begrijpen. - Ans schreidi en liep op haar vader toe. Maar dezt weerde haar af. Enkele ogenblikken later stond Piet>Sra' buiten in het schaamtevolle besef, dafvafl hij voor het eerst een partij, maar een'zon voorname partij, aan de oude heer Ver-! I: hoog verloren had. Een jaar later. De heer Verhoog denkt er over om te rug te verhuizen naar de stad. De ver latenheid van het stille dorp drukt hem zwaar - het aantrekkelijke van „den buiten" heeft op hem zijn bekoring ver loren. Ook in zijn huis schijnt de zon niei, meer. Ans is stil en in zichzelf gekeerd,|zaa Verhoog, die altijd zo gevréesd had Ofljkac: zijn dochter aan een ander te moeten af-} staan, beseft het thans, dat hij zijn kind ook zou kunnen verliezen door het bijieno zich te houden. Ans doet wat haar vader har van haar verwachten mag, maar deze: C kan zich niet meer koesteren in haat Pal levenswarmte. 1 me De avonden zijn weer lang en monotooiLg - de radio alleen brengt nog enige ver- strooiïng. Met spijt denkt Verhoog terud aan de gezellige schaakpartijen met Boen-! dersNu en dan knipt Verhoog eeiij schaakpuzzle uit de krant en hij probeert aui turende op het stukje papier, een oplos-spr sing te zoeken. Maar zó valt het niet mee, chi Hij heeft geen bord en geen stukken iijln huis; - Boenders bracht die altijd mee. !jn Ans heeft met belangstelling die her-! ^er nieuwde interesse van vader voor he| schaken opgemerkt. Er twinkelt soms weer iets blij's in haar ogen.... En - on der ons gezegd - ze heeft er Piet al van verteld. Piet is afgestudeerd en vestigde In rika Cor: van zam mac den lanc pro< mer ken sati D ven van het VOO len. Ui mil verl exp den een een den Fra te om zich onlangs in het dorp; zijn praktijl na; d( Af! ontwikkelt zich veelbelovend toekomst. 't Is Sinterklaasavond. Er wordt gebeld; het meisje brengs een pak binnen. „Voor meneer." Verhoo| neemt 't pak aan en ziet naar zijn doch ter, die met de toppen van haar vingerf verlegen de gouden armband aait, die straks van paps heeft gekregen. „Voor mij?" vraagt vader Verhoog aan Ans. Deze knikt en glimlacht, daarmede te vens verradend, dat ze er méér van weet. Zenuwachtig frommelt haar vader d< papieren los en dan staat hij met een schaakbord in de ene en een doos me stukken in de andere hand. Hij kijkt nie op - z'n gezicht vertrekt zenuwachtig, Eindelijk slaat hij zijn ogen naar zijn dochter, die hem wederom toelacht. Dan gaat Verhoog zitten en moeilijl slikt hij iets weg door zijn keel. Hi opent de doos met stukken en verberg nauwelijks zijn verrassing. Een kostbaar ,Ji ivoren spel. Paps Verhoog weet zich niet goed raad met zijn figuur; hij neemt de stuk ken uit de doos en zet die een voor eet jgj vóór zich op tafel. Eindelijk zegt hij verwonderd „Ans, de witte dame ontbreekt.' „Ja?" vraagt zijn dochter. Verhoog lelt de stukken en hertelt. Dar wordt cr aan de kamerdeur geldopt et onmiddellijk daarop staat Piet Boender! op de drempel „Mijnheer Verhoog", zegt hij, „ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar ik zit tegenwoordig óók zo alleen avonds. Zouden we de partij niet kunnen hervatten, die het vorig jaar zo plotselinj werd afgebroken?" Verhoog ziet van zijn dochter naar Piet cn dan naar de schaakstukken op tafel, Hij wacht even met zijn antwoord. Ditn zegt hij: ,,'t Spijt me, maar aan dit spel ont breekt de witte dame." „Die heb ik", zegt Piet Boenders. Hij grijpt in zijn jaszak en haalt er het ont brekende stuk uit. „Ik heb gedacht: als we er eens een damesgambiet van maak ten... Van de partij, bedoel ik." „Een wht?" vroeg Verhoog. „Ik bedoel: als we de dames eens af ruilden Even keek Verhoog voor zich heen. ontspanden zich zijn trekken. Hij nam de hand van zijn dochter en legde die in de hand van Boenders. „Goed", zei hij. „We zullen de dame! ruilen. En laten we daarmee de partij remise verklaren. Even later moest Verhoog „nodig even weg", zoals hij zei. Hij stapte naar hel „Gouden Hert" en kwam terug met een fles Punch van 't Beertje, „Ziezo", zei hij toen hij thuis kwam. „Zet nou de stukken maar eens op!" sp.

Erfgoed Rijssen-Holten

Holtens Nieuwsblad | 1952 | | pagina 2