steld ,,de kosten van levensonderhoud met inbegrip van de studiekosten in engere zin", waarbij nog als toelichting werd gegeven, dat „levensonderhoud" ruim moet worden uitgelegd en dat het begrip „studiekos ten in engere zin" niet te beperkt moet worden opge vat. Tevens werd ten aanzien van het eigen inkomen van het kind het standpunt ingenomen, dat niet be slissend is of het kind inkomen geniet en daaruit in zijn levensonderhoud kan voorzien, doch dat moet worden nagegaan of dit in feite ook gebeurt. Het vorenstaande populair vertaald wil dus zeggen, dat eigen inkomsten van het kind in het geheel geen invloed op de hoogte van de kinderbijslag behoeven te hebben, als maar kan worden aangetoond, dat die inkomsten niet voor het normale onderhoud (moeten) worden aangewend. Slechts enkele bestemmingsin komsten, zoals b.v. studiebeurzen, renteloze voor schotten, dienen in eerste instantie voor het onder houd te worden besteed. Het zal duidelijk zijn dat met hantering van deze nieuwe zienswijze niet van te voren kan worden aan gegeven, wanneer nu wel of niet kinderbijslag kan worden genoten. Het wordt temeer moeilijk omdat er sprake kan zijn van: a. onderhoud in belangrijke mate; b. onderhoud grotendeels; c. onderhoud geheel of nagenoeg geheel, hetgeen respectievelijk betekent minstens 20,per week (wordt nagenoeg elk jaar hoger), meer dan 50% en minstens 90%. Al naar gelang punt a, b of c van toepassing is vindt één-, twee- of drietelling plaats, waarbij voor drietelling dan nog de eis wordt gesteld, dat het kind uitwonend moet zijn. Met het bovenstaande is aangetoond, dat bijverdienste voor een student niet in alle gevallen van invloed op de hoogte van zijn kinderbijslag behoeft te zijn. Vaste regels zijn hiervoor echter niet gegeven, doch indien men maar steeds uitgaat van de feitelijke bijdrage die de ouder/verzorger in het onderhoud verstrekt en dit ook tegenover de Raad van Arbeid (als uitvoerings orgaan) waar kan maken, zal men krijgen waar men recht op heeft. KINDERBIJSLAG Het aantal kinderen waarvoor over een kwartaal kin derbijslag kan worden verleend is, zoals bekend, afhankelijk van de situatie op de eerste dag van dat kwartaal. Om deze reden moet elk kwartaal opnieuw worden nagegaan, of zich nog wijzigingen hebben voorgedaan in het aantal kinderen, in de omstandig heden van de kinderen of in de omstandigheden van de werknemer, welke op de uit te betalen kinderbij slag van invloed kunnen zijn. De meeste wijzigingen zijn ons in het algemeen wel bekend uit onze administratie of uit vragenformulie ren. Voor een aantal wijzigingen zijn wij echter af hankelijk van de opgaven van de werknemers. Behalve van de meest voor de hand liggende wijzi gingen zoals adresverandering, geboorte of overlijden van een kind, moet de personeelsadministratie ook op de hoogte zijn van de volgende feiten: 1. Het opnemen in het huishouden van een pleeg- of stiefkind. 2. Vertrek uit het huishouden van een eigen kind of van een pleeg- of stiefkind. 3. Een kind dat ouder is dan 15, doch jonger dan 27 jaar is tussentijds a. onderwijs of een beroepsopleiding gaan volgen, of b. ziek of gebrekkig geworden, of c. het huishouden gaan verzorgen in verband met het ontbreken van de echtgenote, of d. het huishouden gaan medeverzorgen, terwijl nog drie andere kinderen, jonger dan 27 jaar tot dat huishouden behoren, of e. in het huwelijk getreden. 4. De werknemer verkrijgt krachtens een andere re geling recht op kinderbijslag of kindertoelage voor een of meer kinderen, voor welke ook aanspraak op kinderbijslag kan worden gemaakt. 5. De werknemer is van echt gescheiden of duur zaam gescheiden gaan leven. Indien één van de onder de punten 1 tot en met 5 omschreven gevallen zich heeft voorgedaan en/of an dere wijzigingen zijn ingetreden, dan moet hiervan zo spoedig mogelijk kennis worden gegeven aan de loon administratie. Mocht achteraf blijken dat te veel kinderbijslag werd uitgekeerd als gevolg van het feit dat men heeft ver zuimd van zulk een omstandigheid kennis te geven of wel onjuiste gegevens heeft verstrekt, dan zal het te veel betaalde onmiddellijk en in zijn geheel worden teruggevorderd. Tevens zal daardoor vertraging kunnen ontstaan bij de uitbetaling na afloop van het kwartaal. Ter controle volgt hier de uitkeringstabel: 1 kind 164,58 2 kinderen - 349,44 3 kinderen - 534,30 4 kinderen - 781,56 5 kinderen - 1028,82 6 kinderen - 1301,82 7 kinderen - 1574,82 8 kinderen - 1877,46 9 kinderen - 2180,10 10 kinderen - 2482,74 voor elk kind méér dan tien 302,64 meer. Indien men gedurende een of meer dagen onbetaald verlof heeft gehad, ontvangt u voor de eerste twee kinderen over die dag(en) geen kinderbijslag. Bovenstaande bedragen gelden dus eerst voor de kin derbijslag over het 3e kwartaal 1972, die na 1 okto ber 1972 uitbetaald wordt. 9

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1972 | | pagina 11