Problemen rond d
e Kinderbijslag
(uit „VAST ZEKER")
Een probleem dat ons in verband met de toe
passing van de kinderbijslagwetten werd voor
gelegd, ging over het volgende:
We hebben, aldus een briefschrijver, voor een
24-jarige dochter steeds kinderbijslag ontvan
gen, omdat zij ons huishouden mééverzorgde.
Buiten haar behoorden er namelijk nog drie
andere kinderen jonger dan 27 jaar tot ons
gezin, wat een van de voorwaarden is. Nu is
er één van die drie 27 jaar geworden met als
gevolg, dat de kinderbijslag voor de 24-jarige
dochter is komen te vervallen.
Omdat mijn vrouw en ik al op leeftijd zijn en
wij de hulp van deze dochter niet kunnen mis
sen, is onze vraag: „Kunnen we de kinderbij
slag voor dit z.g. huishoudkind toch nog op
de een of andere manier verkrijgen?"
Voor de 24-jarige dochter zal alleen dan recht
op kinderbijslag bestaan, als van haar gezegd
kan worden dat zij het huishouden verzorgt.
Dit zal het geval zijn als de vrouw wegens
ziekte of gebreken gedurende een bepaalde
tijd geheel of nagenoeg geheel buiten staat is
haar normale huishoudelijke bezigheden te
verrichten. Zij moet dus als het ware de in
het gezin ontbrekende moeder vervangen.
Aangenomen kan worden, dat hiervan sprake
is als deze situatie drie maanden heeft geduurd
dan wel naar schatting ten minste drie maan
den zal voortduren. Bij perioden van kortere
duur zal echter de toestand op de éérste dag
van het kwartaal (de peildatum) aanwezig
moeten zijn en tenminste zes weken moeten
hebben geduurd.
8
STUDENTEN EN KINDERBIJSLAG
Het is algemeen bekend dat er wettelijke regelingen
bestaan met betrekking tot het toekennen van kinder
bijslag. Wat ze precies inhouden zal veelal minder
bekend zijn. Vooral de grote groep van studerenden
in de leeftijd van 16 t/m 26 jaar levert nogal wat
problemen op.
De wet zegt hierover:
„recht op kinderbijslag bestaat voor eigen-, aan
gehuwde- en pleegkinderen die 16 jaar of ouder,
doch jonger dan 27 jaar zijn, wier voor werk
zaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag
wordt genomen door of in verband met het vol
gen van onderwijs of van een beroepsopleiding".
We zullen ons nu niet verdiepen in allerlei begrippen
zoals verzekeringsplicht, pleegkind enz., doch nemen
aan, dat er op deze punten recht bestaat.
Het gaat er hier slechts om de bepalingen van de wet
toe te lichten in samenhang met diverse schakeringen
in het studentenleven als „bijverdienste", „part-time
job", „studiebeurs" enzovoorts.
Een tweetal vragen willen we hierbij aan de orde
stellen nl.:
a. is er sprake van grotendeels volgen van onderwijs;
b. bestaat op grond daarvan voor een verzekerde
recht op kinderbijslag.
Vraag a. kan zonder meer bevestigend worden beant
woord in alle gevallen, waarin sprake is van studeren
aan een dagschool (zoals in casu het geval is). Ook
al zou men daarbij nog werken wordt in de praktijk
toch aangenomen, dat het onderwijs „grotendeels"
blijft.
Slechts bij de beantwoording van vraag b. kunnen de
uit dit werk genoten inkomsten een punt vormen.
Omtrent deze vraag het volgende.
Het recht op kinderbijslag steunt in principe op het
onderhoudsbeginsel en zeker bij de groep van 16-
jarigen wordt in de wet herhaaldelijk van „onderhou
den" gesproken. Deze term wordt daarin echter niet
nader uitgewerkt, doch werd en wordt door uitspra
ken van de beroepsrechter (jurisprudentie) bepaald.
In oudere jurisprudentie werd als criterium aangehou
den „de noodzakelijke kosten van levensonderhoud,
rekening houdend met het sociale milieu", terwijl
tevens ter bestrijding van deze noodzakelijke kosten
met eigen inkomsten van het kind rekening moest
worden gehouden.
Dit standpunt werd echter door de Centrale Raad
van Beroep bij een aantal uitspraken in 1966 verlaten,
waarbij toen als criterium van „onderhoud" werd ge-