Kerstvers Nu Gij weer haast tot ons zult komen heb ik niets dan mijn angstig hart, geschonden door verdriet en dromen, - een vogel in het nest verward - heb ik niets, dat ik U kan geven, dan schaamte en ontgoocheling; de vruchten van een kostbaar leven dat tot een tragen dood verging. Ik zal Uw Kerstfeest eenzaam vieren daar ik niet in Uw stal durf gaan, afgunstig op de stomme dieren die snuivend rond Uw kribbe staan. Maar Heer, dit niet alleen; mijn lijden is door Uw lijden weggedaan; daarom zal ik mij zeer verblijden en, zoo ik al moog buiten staan, Uw licht doordringt al 's werelds wanden O Kind, Gij Heer van al dat is zie, hoe verheugd mijn oogen branden: Uw licht is mijn behoudenis. Koos van Doorn uit: „Met Engelen en herders 4 I

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1970 | | pagina 4