brandblussers!
EtEN UW
PLAATS
SOORT
GEBRUIK
11
De heer Beunk noemt enige oorzaken waarom de
mensen naar de Bouwvakken trekken en noemt o.a.
de ploegen, de temperatuur in de afdelingen en het
milieu, de luchtverversing enz., deze factoren spelen
allemaal een grote rol.
De voorzitter is het hiermee gedeeltelijk eens; van de
andere kant zal in de bouwvakken de temperatuur
enz., vooral in de winter nog wel eens te wensen
over laten.
Spreker gelooft dan ook niet dat wij op dit gebied
achter zijn in ons bedrijf t.o.v. andere bedrijven.
De heer Waanders hoopt, dat de mensen hiervan ook
zo overtuigd zijn. Spreker hoopt, dat er in de nieuwe
C.A.O. meer mogelijkheden zullen komen, maar moet
dit wel eerst zien voordat hij erin gelooft.
De voorzitter hoopt eveneens, dat de nieuwe C.A.O.
meer mogelijkheden zal bieden; zoals het momenteel
is kan het niet doorgaan; van overheidswege moet
hier ingegrepen worden.
De voorzitter gelooft, dat de werkgevers in het al
gemeen staan op meer gedifferentieerde mogelijkhe
den.
De heer Nijland vindt het jammer, dat er van de
oude mensen te weinig drang uitgaat om de kinde
ren in ons bedrijf te laten werken; vaak is het ook
wel te begrijpen, omdat ze teleurgesteld zijn gewor
den door het bedrijf.
Spreker zegt verder het wenselijk te vinden dat er
meer aandacht wordt besteed aan de mindervaliden-
regeling.
De heer Nijland is van mening, dat wanneer iemand
voor 100 °/o zijn best doet, dit speciaal bekeken moet
worden.
De voorzitter antwoordt, dat wij wat betreft de aan
voer van de jeugd, momenteel zeer tevreden zijn.
Vooral de laatste 3 jaren is het aantal jeugdige werk
nemers erg toegenomen.
Het verloop zit hoofdzakelijk in de leeftijd van 18
tot 30 jaar.
In de afgelopen week zijn i.v.m. het Bouwfonds de
jeugdige werknemers door de heer Vlogtman en de
heer Rouwendal bij elkaar geroepen. Tijdens dit on
derhoud waren er verschillende jongens die zich al
direct als lid van het bouwfonds hebben opgegeven;
de overige jongens moesten dit thuis nog eerst over
leggen.
De heer Kippers kan wel geloven, dat het verloop tus
sen 18 en 30 jaar het grootst is; op 18-jarige leeftijd
moet men nl. in ploegen en hier zit net het knelpunt.
De heer Seppenwoolde kan zich wel voorstellen, dat
de aanvoer van jeugdig personeel momenteel goed is
omdat de jeugdlonen hier zeer goed liggen (hetgeen
verheugend is) en dit toch alleen maar tot de mensen
spreekt over het algemeen. Spreker vindt dit niet
juist, men moet ook naar de toekomstmogelijkheden
kijken.
Een jongen, die gestudeerd heeft verdient in het be
gin veel minder dan iemand die direct in een fabriek
gaat werken, maar dat moet toch geen maatstaf zijn
voor de ouders; men moet verder kijken.
In bedrijven waar men in dagploeg werkt, liggen de
lonen ook vaak in het begin lager, maar men hoeft
niet in ploegen op de duur en daar gaan ze later vaak
om weg.
De voorzitter zegt, dat daartegenover staat dat wan
neer zo'n bedrijf geen karwei meer heeft, verschil
lende mensen ontslag krijgen.
De meeste mensen kijken alleen maar wat ze op het
moment dat ze werk zoeken, kunnen verdienen, maar
verder niet.
In ons bedrijf heeft men sinds de crisisjaren geen
mensen meer ontslagen. Wij hebben altijd getracht
dit zolang mogelijk te voorkomen. Men vergeet dit
echter zo gauw weer.
De voorzitter is van mening, dat men een slecht be
leid voert als men enige jaren goed betaalt en dan
maar lukraak ontslagen uitdeelt of nog erger, de zaak
moet sluiten.
De heer A. J. Seppenwoolde zegt, dat er soms rare
gevallen plaats vinden. Zo zegt spreker enige tijd
geleden gehoord te hebben, dat er iemand wegens te
weinig werk was ontslagen, maar enige tijd later
werd hem toch weer gevraagd te komen werken.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het allemaal veel
anders ligt dan men dikwijls denkt.
De heer J. H. Seppenwoolde meent, dat wij ons hier
in ook niet verder behoeven te verdiepen.
Heeft men suggesties betreffende het personeels
tekort, dan kunnen deze ten alle tijde op de Perso-
neelsafdelingnaar voren gebracht worden.
Vervolgens stelt de voorzitter voor i.v.m. het perso
neelstekort het komende kwartaal de werktijdregeling
te handhaven zoals zij tot nu toe is geweest en
vraagt wie van de O.R.-leden hierover het woord
wenst.
De heer J. H. Seppenwoolde vraagt of er niet een
mogelijkheid bestaat om een begin te maken met de
werktijdverkorting door één of meer afdelingen ver
kort te laten werken.
De voorzitter antwoordt, dat dat moeilijk is omdat
wij de produktie van alle afdelingen nodig hebben.
Verder bestaat de kans dat men zegt: waarom mogen
zij wel verkort werken en wij niet; dan krijgen wij
hierover weer onenigheid. Ook zijn er mensen die,
wanneer er korter wordt gewerkt (en dus minder loon
krijgen) weg zullen gaan.
De heer Heuver is van mening dat men toch deze
verdeeldheid houdt; zo zullen er ook mensen weg
gaan omdat ze niet verkort gaan werken en zodoende
ook geen vrije zaterdag krijgen.
538