goede Sint bij ons, heeft hij nooit zoveel tijd, hij heeft nog veel bezoeken af te leggen. Toch is er een nuanceverschil. Bij ons hoort goede Sint te vragen of er „soms stoute kinderen zijn". De Zweedse kerstman vraagt of er „zoete kinderen zijn". Er is nog verschil, Jultomten draagt zijn zak met pre sentjes zelf en heeft niet de assistentie van een knecht, laat staan van een zwarte! Je zou het dus iets demo cratischer kunnen noemen. In die zak zijn de geschenken, die „Julklappar" worden genoemd. Jul is Kerstfeest, dat wisten wij al, Klappar is klop pen. Hoor wie klopt daar kinderen, geldt dus in Zweden met Kerstfeest. Ook dit heeft weer, zij het een niet zo oude, historie. Vroeger was het een (goede) gewoonte dat Kerstga ven anoniem werden gegeven. Er werd op de deur geklopt en de gave werd bij het openen van de deur naar binnen geworpen of was van tevoren op de stoep klaar gezet, vandaar de „Julklapp", de kerstklop. Zo, dit waren dan wat uiterlijkheden die het Kerst feest in Zweden vergezellen. Ze horen er nu eenmaal bij en betekenen niet meer of minder dan sommige gebruiken bij ons. „Elck wicht heeft zijn tegenwicht" is een oud gezeg de. Dit geldt zeker voor het Kerstfeest in Zweden, want in maar weinig landen wordt het Kerstfeest zo intens religieus doorleefd als in Zweden, zijn de ker ken zo mooi versierd. In een oud kerstlied zingen wij: „Hoe zal ik u ont vangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet", ook in Zweden zingt men dit. Goed, laten er enkele gebruiken van voor-christelijke oorsprong zijn, de Zweden vieren hun Kerstfeest bewust, zij bereiden zich er op voor, ieder jaar weer opnieuw vragen zij zich wezenlijk af. Hoe zal ik u ontvangen. Ook in de kerken vinden we iveer de kaar sen in pyramidevorm, en ook weer voor de vensters; zoals hier bij de vroegdienst in Gagnef. Enkele van de vele Kerstkoeken in Zweden. Vroeger was het een gebruik één kerstkoek tot de lente te bewaren, deze werd dan voor de ploeg geworpen om een goede oogst te verzekeren. Hiervoor beivaarde men de Zaai-koek (1) of de Kruiskoek (2), de laatste veelal tot Goede Vrijdag. 3. De twaalf dagen krakeling. Zou hier mis schien verband bestaan met de twaalf dagen tussen 13 en 25 december? Merkwaardig is dat in Engeland een be paald kerstgebak „twaalf daagse koek" heet! 4. Het predikantenhaar. 5. Södermanland. 6. Kerstkoek in de vorm van een kerkdeur. 7. Kerstkoek in de vorm van een Kerstster.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1963 | | pagina 11