Terugblik naar een donkere Episode Binnenkort zijn er weer 2 belangrijke data die een tijd omsluiten waaraan wij niet graag terugdenken; de vijf oorlogsjaren tussen 10 mei 1940 en 5 mei 1945. Deze eerste dag, de 10e mei, een prachtige stralende morgen met een helblauwe lucht, maar een onheilspellend geronk en dreunen uit de richting van Schiphol, waar grote rookwolken bewezen dat onze luchthaven werd gebombardeerd. Vijf jaar later, 5 mei, VRIJHEID, maar toch met heel veel droefheid, want voon veel mensen begon nu de spanning en de onzekerheid. Een opsomming van al wat zich afspeelde in de vijf jaar is niet nodig, wP weten dit allemaal wel. Toch riep een gevonden briefje met notities weer herinneringen op. Herinneringen aan de hongertochten die de stedeling moest ondernemen om vooral na september 1944 in leven te blijven. Zij moesten immers gezond blijven bij een half brood, een halve liter taptemelk, een pond aardappelen, iets kaas 20 iets boter, net zo weinig suiker en de nodige surrogaten. Dat was in hoofdzaak het rantsoen, iets ander was er niet. De hele wintervoorraad brandstoffen bestond uit één mud kolen. De parken waren gesloten om het omhakken van de bomen tegen te gaan. De bomen in de straten moesten er echter wel aan geloven, wat niet zonder gevaar was, want dat moest altijd stiekum 's nachts gebeuren, wanneer niemand op straat mocht. De houten blokjes tussen de tramrails waren ook goud waard om in de kachel gestookt te worden. Nergens in enig huis kon een enkel splintertje hout ver borgen blijven, een leeg luciferdoosje was zelfs van waarde. Onze „kachel" mocht de naam van kachel niet meer dragen. Deze had meer de vorm van een ijzeren hoge hoed die men bovenop een potkacheltje (waar men veel geld voor betaalde) plaatste. In die hoed was een klein driehoekje en daarin werden de houtsplinters gestookt. Wel moesten we tot in het oneindige met een krant waaien, want meestal was er meer rook dan vuur. We noemden dit dan ook ,,'t Valerius- of zenuwenkacheltje", genoemd naar een Psychiatrische inrichting, de Valerius kliniek in Amsterdam. Met andere woorden, 't was om er stapel van te worden. Toch werden we allemaal erg bedreven in de kookkunst van het bijzonder klaarmaken van pulp van de suikerbieten. Wij gaven elkaar recepten, welke essence het lekkerste was om in de pulp- koekjes te bakken. Zo smaakten de bloembollen ook „heerlijk"; uiteindelijk zeiden we dit alleen maar om er met elkaar de moed in te houden, want alleen al de wee-zoete geur van het koken van de suikerbieten was om straalmisselijk te worden. Rond de grote steden was er weinig meer voor geld te koop. Voor één mud aardappelen betaalden we f 700,en verder kon men hoofd zakelijk via de ruilhandel nog iets bemachtigen. Een pond kaas en 1 of 2 flessen melk ging ten koste van 40 a 50 km. rijden op een gammele fiets. Dus moesten we wel steeds verder en verder trekken en onze laatste resten van de inhoud van de linnenkast en zo, aan de man brengen. Wat we alzo ruilden Hier volgt de opsomming. Een echte krokodiltas en herenpantoffels met schapenwol gevoerd voor: 2 flessen olie, 1 pond spek, 20 pond tarwe en een half pond boter. Dat was bij een hereboer in Veessen, zoiets vergeet je niet gauw.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1962 | | pagina 4