gebieden in Afrika. België had zijn Kongo,
Frankrijk voerde het bestuur over een grote
reeks koloniën, en Italië en Nederland had
den ook hun gebieden overzee (Nederlands
Nieuw Guinea).
Een fonds werd opgericht waaruit de Euro
pese Gemeenschap zou putten om projec
ten overzee te financieren. Dit fonds be
staat nog steeds, en regelmatig wordt be
kend gemaakt dat met dat geld een zieken
huis of een school wordt gebouwd, een ha
ven verbeterd of een weg wordt aangelegd,
meestal ergens in Afrika. In totaal is voor
die projecten meer dan 580 miljoen dollar
beschikbaar tot eind 1962. Dan heeft het
fonds vijf jaar gewerkt en dat is de pe-
•fiode die voor het besteden van het geld
was bepaald.
Daarna zal men opnieuw een fonds moe
ten vormen en er zijn nog andere maat
regelen in voorbereiding om de economische
en sociale ontwikkeling in Afrika te steu
nen. Maar het gebeurt op een andere voet
dan een paar jaar geleden. Toen het E.E.G.-
Verdrag begon te werken beslisten de re
geringen van onze zes landen dat de ge
bieden overzee met de Europese Gemeen
schap moesten worden verbonden. Die band
blijkt onder meer uit het werk van het
Europese Ontwikkelingsfonds. Maar lang
voor het aflopen van de termijn van vijf
jaren, die voor het Fonds zijn voorzien,
zijn de meeste Afrikaanse gebieden onaf
hankelijk geworden. Het is nu niet meer
mogelijk onze Europese regeringen te laten
beslissen over de band die Afrikaanse lan
den al of niet met Europa zouden moeten
handhaven. Toch is het van belang dat
die band Europa-Afrika niet wordt verbro
ken. Europa krijgt uit Afrika veel onont
beerlijke goederen, vooral produkten van
tropische landbouw. En Afrika kan de sa-
^^nenwerking met Europa goed gebruiken
^P'oor zijn ontwikkeling. Het is dus maar
gelukkig dat de meeste nieuwe, onafhanke
lijke Afrikaanse landen te kennen hebben
gegeven dat ze met Europese Gemeen
schap willen blijven samenwerken. Zeker
zolang het Ontwikkelingsfonds werkt wil
len ze daaruit de toegedachte bedragen
hebben.
Na 1962 zal de samenwerking door onder
linge Europees-Afrikaanse afspraken moe
ten worden geregeld. Overleg tussen de
Europese Gemeenschap en de landen over
zee is nu al in volle gang. Groepen afge
vaardigden uit het Europese Parlement
hebben Afrikaanse landen bezocht, Afri
kaanse parlementsleden hebben samen met
het voltallige Europese Parlement verga-
Luxemburg
derd in Straatsburg, en de besprekingen
worden voortgezet tussen de ministers uit
Europa en Afrika.
De Engelssprekende landen in Afrika heb
ben bij contact met Europa ook belang. Zij
leveren immers ook tropische landbouw-
produkten, net als de Franssprekende Afri
kaanse landen en ook hebben de Engels
sprekende landen voordeel bij ontwikke
lingshulp uit Europa. Toch heeft de ene
groep landen, doordat het Ontwikkelings
fonds al een paar jaar werkt, wel banden
met de Europese Gemeenschap, en de an
dere groep niet. Die andere groep is meer
op Groot-Brittannië georiënteerd.
Er is gesproken over een verdeeldheid die
daardoor in Afrka zou ontstaan. Maar wel
licht dat met de Britse toenadering tot de
Europese Gemeenschap ook in Afrika het
onderscheid tussen wel en niet met de
E.E.G. verbonden landen minder groot zal
worden. Zo blijkt tot in Afrika toe van
wat een grote betekenis de betrekkingen
met Groot-Brittannië zijn.
Door aansluiting van Groot-Brittannië bij
de Europese Gemeenschap kan het beeld
van de Westelijke wereld veranderen en
ook het beeld van Afrika.
19