De jute verovert een markt 26 William Roxburgh (1751-1815), voormalig scheepsarts van de Engelse Oost Indische Com pagnie, botanicus, is aangesteld als Superinten dant van de Botanische tuin te Calcutta. Zoekend naar nieuwe mogelijkheden, die de natuur in In dia zijn land wellicht te bieden heeft, zendt hij in 1795 een baal jutedoek naar de Directeur van de Oost Indische Compagnie in Engeland. Het is de eerste jute, die Europa bereikt. Roxburgh heeft ontdekt dat de juteplant eeuwen lang door de Indiërs wordt gebruikt, niet alleen als groente, doch ook als grondstof voor de tex tiel. Hij heeft gehoord dat de juteplant groeit in een warm vochtig klimaat, 2 a 4 meter hoog wordt en een dikte krijgt van ongeveer 22 mm. Ze hebben hem verteld dat de vezel uit de plant door een rottingsproces van 9 dagen tot 3 weken wordt gewonnen, dan door handenarbeid van de bast wordt getrokken, in water wordt gespoeld en tenslotte wordt gedroogd. Hij geeft deze gegevens door voor wat ze waard zijn. In Engeland worden experimenten genomen, doch een noodzaak om jute direct in bewerking te nemen ontbreekt. Die noodzaak komt wanneer in de jaren 1833- 1834 een vlasoogst mislukt. Dan is jute een wel kome grondstof om samen met vlas tot een weef sel te worden vervaardigd. Wel blijkt dat een voorbehandeling met water en traan noodzakelijk is. Traan is er voldoende in Dundee, daar deze havenstad actief bij de walvisvaart is betrokken. Wanneer de Nederlandse Handel-Maatschappij in 1838 besluit voortaan het goedkopere jutedoek te gebruiken als verpakkingsmateriaal voor de koffie uit de koloniën, wordt de jonge industrie daarmee in het zadel geholpen. Wanneer door de Krimoorlog (1854-1856) de aanvoer van vlas en hennep in het gedrang komt en door de Ameri kaanse Burgeroorlog (1861-1864) de katoenleve ranties uitblijven, kan de jute een definitieve plaats innemen tussen de wereld-verpakkings middelen. Cijfers zijn dode dingen, doch zij spre ken boekdelen wanneer zij de toeneming van het jutegebruik moeten weergeven. In 1828 werd slechts 18 ton ruwe jute vanuit Cal cutta naar Engeland verscheept. In het seizoen 1850-1851 steeg de Britse invoer tot 28.000 ton. Tien jaar later was deze hoeveelheid bijna ver dubbeld om in 1895 uit te groeien tot 277.000 ton. In Engeland besloot men al spoedig om in India, in het centrum van de jutecultuur, tot machinale verwerking van de jute tot garen en doek over te gaan. Machines werden vanuit Engeland naar Bengalen verscheept, zodat een begin kon wor den gemaakt. Veel moeite heeft het gekost om de inheemse bevolking in de fabrieken te werk te stellen. In 1954 waren echter naar schatting 300.000 personen werkzaam in de Indische jute- industrie, waar circa 1 miljoen ton ruwe jute in dat jaar werd gesponnen. (Door geringe scholing is de arbeidsintensiteit in India veel groter dan in Europa!). Sinds de splitsing van Voor-Indië in India en Pakistan in 1947 voorziet Oost-Pakistan voor het merendeel de wereldmarkten van ruwe jute. In Europa is de jute-industrie voornamelijk ge vestigd in Dundee, Vlaanderen, Frankrijk, Duits land en Nederland. (Of moeten we zeggen in Rijssen. Zou William Roxburgh, toen hij de eerste baal jute naar Engeland zond, hebben kunnen ver moeden dat de jute en de toepassing ervan zo een grote vlucht zouden gaan nemen? Bij Ter Horst Co. N.V. verschaft de jute thans werkgelegenheid aan ongeveer 1400 mensen. Steeds grotere eisen worden aan het bedrijf ge steld om aan de speciale wensen van de afnemers tegemoet te kunnen komen. Een goed voorbeeld hiervan is de vervaardiging in een speciale weve rij, van bijna vier meter breed jutedoek, dat hoofdzakelijk bestemd is voor de tapijtindustrie in Noord-Amerika. Onze juteweefsels worden als zakken gebruikt voor de verpakking van agrarische en chemische produkten, voor voe dingsmiddelen, kunstmeststoffen en veevoeders. Voorts vinden onze weefsels een weg naar tal loze industrieën:

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1960 | | pagina 28