Ondernemingsraadvergadering
3
ding van ons bedrijf zich voortdurend be
zint op nieuwe mogelijkheden. Thans zijn
wij er getuige van, dat zo'n nieuwe weg
wordt ingeslagen en wij vertrouwen, dat
een ieder in het bedrijf zal begrijpen, dat
alleen met de volledige medewerking van
ieder personeelslid de nieuwe plannen kun
nen slagen. Met de inzet van onze beste
krachten zullen wij deze nieuwe investe
ring tot heil van onze werkgemeenschap
kunnen aanwenden, want het zijn de men
sen, die deze machines produktief kunnen
maken.
Aanwezig: de heren H. Jordaan, H. Meije-
rink, H. Nieuwenhuis, G. Wessels, J. H.
^Seppenwoólde, J. H. Nijland, Mej. H. Slet-
■|nhaar, J. Nijsink, J. Geerling, A. H. W.
Thomassen, J. Harbers, G. J. van Putten,
J. Bruins, J. H. Mensink, J. Waanders en
B. Ligtenberg.
De Voorzitter opent de vergadering met
allen welkom te heten.
Spreker zegt, dat deze vergadering met
enige haast bij elkaar is geroepen naar
aanleiding van een bespreking op 29 april
met de O.R.-leden Meijerink en Waanders,
betreffende voortzetting van 3-ploegendienst
met de linoleum-wevers.
Aangezien gevraagd is dit punt in de O.R.
te behandelen en de le periode zaterdag
a.s. afloopt, werd de op 6 mei vastgestelde
vergadering vervroegd naar vandaag.
Aangezien op deze vergadering niet gere
kend was, stelt de Voorzitter voor de notu
len op de eerstvolgende vergadering aan
de orde te stellen.
Allereerst worden nog enige punten uit de
vorige vergadering verder afgehandeld.
Stop op zaterdag voor Pinksteren.
Betreffende het punt over eventueel stop
zaterdag voor Pinksteren, verzoekt de
^■er Meijerink de behandeling hiervan uit
xe stellen tot na de uitspraak van de O.R.
over de 3-ploegendienst van de linoleum-
weverij.
Regeling uitkering bij overlijden.
Volgens afspraak in de vorige vergadering,
geeft de Voorzitter aan de hand van het
hiervoor geldende reglement een toelich
ting over de wijze waarop en aan wie de
overlijdensbijdragen worden uitgekeerd.
Samenvattend zegt de Voorzitter, dat in
de Kernvergadering d.d. 9 juni 1948 werd
besloten om bij het overlijden van een ar-
d.d. 1 mei 1959
beider van elk personeelslid 25 ct. op het
loon in te houden en dit bedrag, aange
vuld met een gelijk bedrag van de Directie,
te bestemmen voor de weduwe of nabe
staanden, om in de eerste kosten te voor
zien.
Op 18 januari 1950 werd een commissie be
noemd voor de uitvoering van deze regeling.
Naar aanleiding hiervan vragen enkele
O.R.-leden om in deze fegeling ook de we-
duwnaren op te nemen, omdat deze per
sonen ook altijd in voorkomende gevallen
hebben bijgedragen.
De Voorzitter merkt op, dat men dan ook
de ongehuwden niet kan uitsluiten, waarbij
hij tevens wijst op het reglement, waar
in uitdrukkelijk is bepaald, dat het de be
doeling is om voor de nabestaanden in de
eerste behoeften te voorzien.
Hierna wordt met algemene stemmen be
sloten de bestaande regeling te handhaven,
met dien verstande, dat door de commis
sie aan de gevallen van overlijden van een
weduwnaar extra aandacht zal worden be
steed in hoeverre hier financiële hulp nood
zakelijk is.
Vervolgens brengt de Voorzitter aan de
orde de voortzetting van 3-ploegendienst
met de linoleum-getouwen, waarover met
vertegenwoordigers van de weverij geen
overeenstemming is bereikt.
De heer Jansen geeft een uitvoerige toe
lichting over de gang van zaken in de we
verij. Spreker zegt, dat voor de 54" en 64"
getouwen minder orders zijn dan voor de
breeddoekgetouwen en bovendien is men
door ziekte (griepperiode) achter geraakt
op de datum van levering.
Eén der vertegenwoordigers van de weverij
merkt op, dat men gezien de grote aversie
van de oudere arbeiders tegen 3-ploegen
dienst dit graag in de voltallige O.R. zou
willen bespreken, terwijl een andere verte
genwoordiger zegt, dat hij dit geval naar de