Vmmm. 20 Er was eens een man, die bij de scheer baas van iemand een nummer van „Het Anker" had gekregen. „Ik wil det deenk toch eens duurleazen, makke 't metnemn", had hij gezegd. „Het Anker" verdween in zijn binnenzak. De week ging voorbij en „Het Anker" werd ouder en vergeten. Het leek dat er op een goeie dag een Anker zou worden wegge smeten, in plaats van gelicht of uitgewor pen, Doch ziet, zulks geschiedde niet. Toen de goede vrouw van de niet-juteman de voering van het jasje eens moest ma ken, zag ze iets in de binnenzak zitten en dat legde ze op tafel. Onze vriend zag het gebeuren, pakte het blaadje op en be studeerde de rug er van, versierd met een puzzelfiguur. Die stond hem wel aan. Hij sloeg het blad terug en zag daar, wat de bedoeling was. De pijp gevuld en aange stoken en daar stak hij van wal. Horizon taal: een bouwsel van de bijen. Mooi, zijn buurman had bijen, dus dat vlotte vlot. Na zo een poosje Horizontaal gewerkt te hebben, languit in de kamer, ging hij naar Vertikaal over. Dat gaf hem een kans om te gaan zitten. Z'n vrouw vroeg toen, wat hij daar had liggen lezen en zachtjes pra ten, en wat hij met dat potloodje zat te krabben. „Ik wil ne puzzel oplossen en ik hebbe wal's eheurd deij oew sekuur munn hooln an wat er steet. Non wi'k Vertikaal woar- ken. Weer iej biejvuurbeeld een aander woord vuur „gemene vrouw" op nom- mer 11 „Mut det perse op nommer 11 wean Doar he'k nooit van eheurd Wee skrif det vraagt ze „Nee, hier in dee huks bedoe- le ik no. 11". Zij weer: „Dus iej munn naamn neumn Hij„Joa, det wel zegn het mut een woord wean van veer let ters".. „En mur iej det in dee huks zetn roept ze verontwaardigd. Hij Njeh, wat zol det Zij„Woer heij det deenk van Antwoord„Op 't skeern ekreegn". O joh, det zal wal Loaw eens zeen De goede vrouw bekeek ons Anker van vo ren naar achteren. Zag voorop het mooie raam en meisje en las wat over griep, ver gaderingen en Sociale Voorzieningen. In tussen zat haar man al weer over een wild zoogdier te prakkizeren. Beiden had den die avond druk. Om half elf kwam er compleet een afspraak, wie de andere avond het Anker mocht hebben. Toen de dag daarop de vrouw afwaste, wierp onze vriend zich weer vol goede moed op de puzzel. Over horizontaal had hij die dag wel zoveel begrepen, dat hij er bij bleef zitten. Hij had een woordenboek aangeschaft (geleend) en de avond be loofde veel goeds. Toen moeder haar brei werk opnam en ze de koffie aan het prut telen had, was hij verdiept in „hoeveel heden water", „vlugge opzetten", „apen", enz. Af en toe werd de raad gevraagd bij moeder over een „heldendicht", „manne tjeseend", „fokker". De koffie bracht een kleine pauze in het blader- en denkproces. „Det dinge zit nog wal ingewikkeld in mekoar, a'k oew zo heure knönn", zegt moeder. „Nja, dee gaste deet det doot, munn der de kop wal biej hemn. Alhoe wel ze heb natuurlijk heupe beuke ie ÉHk biej. Ik zol 't neet geane doon. Aij Verti^^ kaal wat hebt, dan muj Horizontaal wier der wat oet maakn, of een prüttel veraan- dern. Mer eh viej gaot veerder, meanske. „Smart" zee'k doar stoan en „toestand van razernij". Moeder lacht opeens hartelijk en luid en de prettraantjes komen in haar ogen. „Tot zoveer heij 't ebrag, smart en toe stand van razernij", roept ze. „Skait 'er med oet man, iej maakt oe de oogn kapot". „Neeeee", zegt haar man, „iej kuiert miej neet dom, meanske, det zal oew neet luk ken. Hee zal 't lien vanoawnd nog „Mer ik gao nor berre, rekket doar op", zegt moeder kalm. Ankerman worstelt door, nadat zijn vrouw geruisloos naar bed is gegaan. Hij bereikt na veel zwoegen het „breekgeluid", „voch tig" en een „moedig man". Dit laatste in spireert hem en via de gedachte een prijs te winnen en medailles, sukkelt hij in slaap. De lamp blijft branden en de ka chel gaat uit. Om over half twee 's nachts wordt hij wakker van de kou. Hij ziet, dat zijn vrouw al uren slaapt, wordt boos ou^ zichzelf en terwijl hij in bed stapt, moir.^^ pelt hij nog zachtjes voor zich heen „een moedig man". A. J. B.

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1957 | | pagina 22