fóetïonaLia
ii
dat moet gezegd, om beurten werd de
vangst door mijn drie visgenoten binnen
gesleept; behalve Uw dienaar, die zijn dob
ber tussen en naast de andere had liggen,
maar waaraan de vissen zelfs niet wilden
ruiken. Wat doe je dan, je zet eens wat
dieper, wat ondieper, je bekijkt je aas eens
en doet er nog een plukje bij, maar niets,
geen stootje. Dat duurde zo een uur of an
derhalf, hard ging het wel niet, maar ieder
op zijn tijd had succes. En toen opeens
was het gedaan, de vissen lieten het afwe
ten, een bekend verschijnsel. Mijn leef-
netje lag nog altijd maagdelijk in de boot,
wel nat, al had het ongehouden te regenen,
maar verder niets. Niemand kon dat eigen
lijk verklaren, totdat Getjan, die naast mij
lag, mij eens een paar nieuwe glibbertj es
aan mijn haak zou maken. Had ik dat nu
maar niet gedaan, dan had ik tenminste
•le eer aan mijzelf gehouden. Onkundig
net de wijze van vissen met maden, had
ik het gevalletje als een draad aan de
haak geregen, maar, aldus werd mij onder
richt, deze moeten maar even aan de haak
worden gehecht, zodat ze als levend aas
in het water kunnen bewegen. Hij haakte
enkele vette wurmen losjes aan de haak
en nauwelijks had ik ingelegd, of de dob
ber kwam in heftige beroering. Het was
echter loos alarm, een kanjer, want dat
moet het geweest zrn, meende mij ten af
scheid ook nog even in de boot te moeten
nemen.
En toch was het een mooie dag, ja, ook al
regende het dan ook pijpestelen tijdens de
heenreis en de eerste uren, dat we in onze
boot in de luwte achter de rietkraag la
gen. Het gaat niet om de vis, niet bij mij en
zeker ook niet bij de doorsnee-sportvisser.
Geboren
1151957 Berendina, d.v. L. Hazelhorst
(Spinnerij) en G. Knol.
1151957 Maria, d.v. G. Harbers (Pak-
kerij) en G. Harbers.
561957 Hermina, d.v. J. Nijland (Spoe-
lerij) en H. Borghuis.
Natuurlijk, als het niet wil, en ook als het
wel wil en je vangt niets, is dat minder
prettig dan wanneer het wel wil. Maar als
je „in pakt" denk je daar zelfs niet meer
aan en verlang je al weer naar een nieuwe
visdag, er uit, de natuur in, aan het water,
het avontuur tegemoet. Ja, het avontuur
van die knapen, waarmee je moet vechten
om ze binnen te halen, waarvan je droomt
in je slaap vóór elke nieuwe visdag dat je
er weer op uittrekt. Tenminste, als je dan
de slaap kunt vatten, wat bij velen, en bij
Uw dienaar ook, niet het geval is. En wat
was die polder, in de morgen zo grauw, nu
mooi op de terugweg, De zon-overgoten
landerijen, de vele nieuwe en prachtige
boerenhofsteden, de noeste arbeid op de
nieuwe landen met zware machines, het
golvende graan en andere gewassen. En
dan te bedenken, dat nog zo betrekkelijk
kort geleden de boten voeren op het water
hoog boven de kap van ons wagentje. Dat
hier in de loop der tijden menige boot door
woeste stormen zijn graf vond. Ja, dit pol
derland, aan de binnenzee ontworsteld, is
even interessant als mooi.
Weer of geen weer, we gaan, ook een vol
gende keer. Kort Ereleden heeft schrijver
dezes een zeldzaam mooi viswatertje ont
dekt. Wat zeg ik, watertje, water, water en
nog eens water, kribben, waarop je een
gezicht ver in zee kunt wandelen bij eb en
je in de gelegenheid bent met vloed lang
zaam terug te trekken. Wat een kansen,
wat een schol, bot etc. Maar voorlopig
houden we dat plekje nog even geheim, 'z
Is trouwens wat ver weg, in de buurt van
de Engelse kust. Wat een ruimte, wat een
watertje. Een weelde
H. V.
561957 Hendrik Jan, z.v. G. Smit
(Plaatswerkers) en J. Juurlink.
861957 Hendrika, d.v. J. W. Kettelarij
(Centrale Werkplaats) en B. Voortman.
1361957 Maria Hermina Ludwina, d.v.
J. C. Nollen (Bosbouw) en G. R. Vre-
riksen.
1861957 Harmen, z.v. B. J. Paalman
(Weverij) en J. Nijkamp.