10 tussen je vingers aan de haak te slaan, je krijgt bij voorbaat al een nare smaak in je mond. Maar we zouden moedig zijn, niets laten merken, een beetje lef hebben, zo van „wat een ander kan, kan ik ook", 's Morgens om drie uur zouden we starten vanaf Jan's garage met zijn mieterse, vin nige wagentje. Hadden we nu maar niet gezegd„Weer of geen weer, me gane", dan zou ieder van ons zich die morgen in alle vroegte werkelijk nog wel even bedacht hebben om te gaan. Het stortregende uit een gitzwarte lucht ten. Bij Raalte had het opgehouden te gie ten, toen werd het een kleine wolkbreuk, zo erg, dat onze chauffeur genoodzaakt was zijn wagen even op de berm te zetten, omdat zelfs de weg niet te onderscheiden was. Maar als steeds, hoe harder het re gent, hoe eerder het gedaan is. Hier ging dat wel niet helemaal on, het regende ook, toen wij op de plaats van bestemming kwamen, het regende, toen wij in ons bootje aan de wallekant zaten en al spoe dig voelden we ook aan het lichaamsge deelte, dat met de zitplank in aanraking en de koude Noordwester gierde om de hoeken. Ieder van ons zal zich geweld heb ben moeten aandoen om gepakt en gezakt de deur uit te gaan, doch, nietwaar, „weer of geen weer", flink zijn, niets laten mer ken. En we lieten niets merken, geen van de vier, alleen Oarnd kon niet nalaten mij ongemerkt even een knipoog te geven, toen hij zijn reeds van water druipende plunje- zak in de bagageruimte stopte. Daar gin gen we, in weer en wind, waterbeekjes op de weg, pijpestelen voor de koplampen. Maar optimist, vanwege de dikke brasem, die ons lag af te wachten en straks om voorrang naar het sappige aas zou vech- kwam, dat het werkelijk regende. Maar ik moet zeggen, we bleven koud onder al dia regen, figuurlijk zowel als letterlijk. fl Get jan legde deze keer het eerst in, nog vóór onze vriend Oarnd, die anders altijd nummer één is. Toen ik nog met mijn snoer zat te vechten en mijn draai in de ook nog lekke boot niet kon vinden, had hij al beet en kwam de eerste dikke brasem aan de wal, in dit geval in de boot. Dat zou wat worden die dag. Een beetje griezelig doopte ik voorzichtig duim en wijsvinger in de pot met „kriebels", en peuterde er enige aan de haak, terwijl Jan ook zijn eerste binnenhaalde. Het beet die morgen,

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1957 | | pagina 10