Na 10 jaar onze nejende tevue 5 Toen in 1945 de tweede Wereldoorlog ten einde kwam en daarmee tevens heel veel ellende en lijden, openbaarde zich eerst de volle ontreddering van onze vóór 1940 zo geordende maatschappij. Geen dorp of stad, waar het wapengeweld niet zijn sporen had achter gelaten. Het bedrijfsleven •pnd voor schier onoplosbare moeilijkhe- 'n, vruchtbare cultuurgronden waren voor korter of langer tijd volkomen onbruikbaar gemaakt en het verkeer, zowel te land, te water als door de lucht, moest vrijwel volle dig weer worden opgebouwd. Het was zeer verklaarbaar, dat de mensen na vijf jaar vernedering, standrecht, moord en honger de vrijheid met uitbundige vreug de begroetten; verklaarbaar na die span ning, die niet meer te dragen was. Buurt verenigingen verrezen als paddestoelen uit de grond, zowel in onze plaats als overal el ders. Samen wilde men het feest van de vrij heid vieren, zoals men ook eensgezind het lijden had ondergaan. Toch bleek het in die tijd al spoedig, dat er door* de oorlog wel iets veranderd was in leven en denken, bij de ouderen zo goed als bij de jongeren, ja vooral onder de jon geren. Zij hielden andere richtlijnen aan en met de vaste normen, zoals die voor1 1940 golden, werd over het algemeen weinig re kening gehouden. Daarop is en wordt nog wel eens kritiek geleverd, misschien wel eens terecht, mogelijk ook wel eens ten on- jgchte. Elke medaille heeft haar keerzijde wanneer wij op de jongeren na 1945 kri- ^ek leveren, dienen wij daarbij te beden ken, dat juist zij tijdens de oorlogsjaren wel het meest hebben moeten ontberen. Im mers deze categorie, zo in de leeftijd van 13 ±ot 18 jaar, heeft zich in die tijd, waarin zij het broodnodig had, op geen enkele wijze kunnen uitleven. Verenigingsleven op ver schillend gebied was er niet meer bij, sport en spel ontbraken evenzeer, de straat was zelfs vaak voor deze jongens en meisjes nog verboden terrein geweest. En toch kregen de ze jongeren zonder uitzondering de natuur lijke drang in zich om wat te doen, desnoods kattekwaad, zingen, hollen of wat dan ook. Het enige, wat zij wel hadden mogen doen, was listig zijn en het met elke waarheid op een akkoordje gooien ten opzichte van de bezetter. Er kunnen en zullen wel ouderen onder onze lezers zijn, die onze mening niet geheel delen, dat de jeugd in die stormach tige jaren, de jaren eigenlijk der vorming- voor het leven, ontspanning zo van node heeft en men zal ons misschien voorhouden „Wij dan vroeger Maar wij leven niet meer in „vroeger" en bovendien, in onze tijd waren de steden niet volgebouwd en was er geen verkeer, toen was de straat van ons, de straat niet alleen, maar alles buiten, vel den en weiden met vele sloten, toen leefden wij ons ook uit, onbewust, zeker, maar ook wel eens „bewust" door kattekwaad. En ten opzichte van onze jeugd geldt ook, dat wij niet meer leven in de jaren vóór 1940. De jeugd is anders, denkt anders en, laat ons eerlijk zijn, ook wij. Dat onze tegen woordige jeugd minder verantwoordelijk heidsgevoel zou hebben dan vroeger, lijkt ons een dwaze gedachte. Wat wij echter wel moeten doen is onze jeugd in haar moeilijk heden helpen, juist die jaren van vorming. Dan hebben zij het zo erg nodig, wanneer zij de kinderschoenen eigenlijk al min of meer ontgroeid zijn, doch de maatschappij hen nog niet als volwaardig accepteert. Wij hou den hier geen pleidooi voor die enkelen, die door een „rock en roll" op hol slaan. Die heb ben een pak voor de broek nodig, zo ouder wets, over de knie. Maar die bakkers- of die slagersjongen, de jongen, die in de fabriek werkt. Hij praat al zo graag mee met zijn sigaret achteloos tussen de lippen. Dat doet die jongen niet, omdat hij wil opscheppen, maar omdat hij wel voelt, dat de maatschap pij hem niet volwaardig accepteert. Hij doet dit als afweer ,om daarmee te willen zeggen, dat hij er is, dat men met hem ook rekening heeft te houden. Waren wij anders Deze jongen, zoals zovele anderen van zijn leeftijd en even zeer de meisjes, hebben de hulp van de ou deren nodig, hulp door een vriendelijk woord, een goede raadgeving. Hij heeft ook onze hulp nodig, als hij eens weerbarstig is,

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 5