NU EN IN DE TOEKOMST 5 De schijnwerper gericht op een enkel facet van onze welvaart ngetwijfeld hebt U dit lied reeds in vele toonaarden horen zingen; het lied van onze economische vooruit gang en van onze verhoogde welvaart. In •kranten en tijdschriften en voor de radio wordt dikwijls de lof gezongen over de voor uitgang, welke wij thans beleven op econo misch gebied. Van nature zijn wij geneigd om van harte in te stemmen met deze ju beltonen. De jaren 1955 en 1956 betekenen voor ons een nieuwe ervaring, die door velen kritiekloos en als vanzelfsprekend als een zegening wordt aanvaard. Iedere medaille heeft ook haar keerziide en zo is het ook met ons economisch bestel. Wanneer wij goed luisteren, dan zijn er ook geluiden, die proberen ons te waarschuwen voor een al te optimistische zienswijze. Of schoon wij er niet op uit zijn ieders plezier te bederven, menen wij er toch goed aan te doen ook op deze plaats te wijzen op de gevaren, die onze samenleving thans be dreigen. Wat betekent immers welvaart Onder welvaart verstaan wij de mate waar in wij mensen er in slagen onze behoeften te bevredigen. Niemand kan dat geheel en al omdat wij die behoeften onbeperkt we ten en omdat terzelfdertiid de middelen, waarmee wij die behoeften bevredigen, slechts schaars zijn. Wij kunnen dus slechts •'ergelijkenderwijs snreken van welvaart, ïetgeen dus zegden wil, dat wij slechts kun nen bepalen of wii vooruit, dan wel achter uit gaan. De middelen, waarmee wij onze behoeften kunnen bevredigen, zijn de goe deren en diensten, die wii met geld kunnen kopen. Het geld biedt ons dus de behulp zame hand bij het verschaffen van goede ren. waarmee wij onze honger (in de ruim ste zin van het woord) kunnen stillen. Dit wil meteen zeggen, dat niet de hoeveelheid geld, die we tot onze beschikking hebben, maar alleen de hoeveelheid goederen, die we met dat geld kunnen kopen, benalend is voor de mate van onze welvaart. De hoe veelheid goederen noemen we het werke lijke of het reële loon. Daarom is het juist zo bedriegeliik om de vooruitgang in ons levenspeil uit te drukken in geld. Iedere verhoging van het inkomen wekt allereerst de indruk een verbetering te betekenen van onze levensomstandigheden. Daarmee zijn velen reeds zo ingenomen, dat er verder niet meer gedacht wordt aan de andere kant van de zaak, die ons allen rechtstreeks aangaat. Wanneer namelijk tegelijk met de stijging van het loon ook de prijzen van de goede ren omhoog zouden gaan, dan is het een ieder duidelijk, dat de verbetering' van onze maatschappelijke positie er minder roos kleurig uit zou zi«?n dan wii aanvankelijk hadden gedacht. Wanneer de prijzen zover stijgen, dat ze de loonsverhoging compen seren, dan zijn we in feite dus niets vooruit gegaan. Integendeel, een bepaalde groep van de bevolking', namelijk die welke van een vast inkomen moet leven, is er zeer bepaald on achteruitgegaan. Vandaar dan ook, dat onze Minister van Economische Zaken er naar streeft de prij zen zoveel mogelijk stabiel te houden. In vele gevallen zal dit beleid echter zeer moei lijk of zelfs geheel niet te verwezenlijken zijn zonder dat op andere wiize een tegen prestatie kan worden geleverd. Dit kan on der meer bereikt worden door verhoging van de arbeidsproductiviteit in de bedrij ven; dat wil zeggen door verhoging van on ze persoonlijke prestaties en door doelma tiger gebruik van de machines. Het ligt, immers voor de hand. dat iedere verhoging in de lonen de neiging tot priis- stjiging met, zich meebrengt, doordat vele ondernemers in het algemeen niet an ders kunnen dan de gestegen kosten in bun verkoopprijzen door te berekenen. Wan ner men nu algemeen tracht deze nadelige prijsstijging te voorkomen, dan is het duide lijk. dat men zal proberen om op andere wiize de kostprijzen te drukken met een bedrag' dat gelijk is aan dat van de geste gen loonkosten. Er wordt dus op die manier

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 5