ott /3<2tu5tïn<j 20 Al lopen wij momenteel nog met dikke jas sen vanwege de scherpe poolwind, de lente is er en de zomer in aantocht. Dus de tijd voor onze zomersporten. Ons prachtig Kamgaren-terrein ligt gereed om U gelegenheid te geven tot het beoefe nen van elke sport, die U zoudt wensen. Hebt U er eigenlijk wel eens goed over na gedacht wat het betekent over zo'n prach tig terrein met even goede accomodatie te kunnen beschikken, waar alles voor U klaar gezet wordt. Waar U kunt springen, hollen en draven, waar U zich in elke sport kunt uitleven, waar U gezondheid en kracht kunt opdoen, waar U een gepaste ontspanning kunt vinden als tegenwicht voor vaak in gespannen arbeid, waar U Uw spieren, die de mens van nut zijn, kunt losmaken, zodat U hier altijd het volle rendement van kunt vergen. Er zijn mensen, die, om welke rede nen dan ook, niet aan sport doen en niet zelden horen wij dan, dat onze ouders het ook niet nodig hebben gevonden en daartoe ook ook geen behoefte of gelegenheid had den. Maar men vergeet, dat de tijden zijn veranderd en ook de mensen en dat andere eisen gesteld worden, ook aan ons lichaam. Bovendien is het toch ook zo, dat men vroe ger eerder „oud" werd dan in onze tijd. Wij zeggen niet, dat een andere levenswijze hier. toe heeft bijgedragen, maar wel mogen wij zeggen, dat, vooral in onze tijd, de waarden van de sport algemeen worden erkend. Welnu, als dit dan zo is, laat ons mooie ter rein dan niet onbevolkt. Ieder is welkom, ie der kan meedoen. Prestaties worden niet gevraagd, het gaat enkel om een gezonde ontspanning tot heil van lichaam en geest. Dit geldt ook voor onze meisjes van de wan delclub, die, naar wij hopen, dit seizoen in grote getale zullen uittrekken. We zien wat, we leren wat, we happen frisse lucht en ook hier geldt, hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Lang had de winter geregeerd; Maand maart was koud en guur. Maar eind'lijk toch, na strenge vorst, Herleefde de natuur. De lucht werd milder, en de zon, Die had haar kans gewaagd. En in een korte tijd de sneeuw Van 't aard'rijk weggevaagd. Zo schuchter, als nog steeds bevreesd, Voor 't kil en bar getij Ontloken d' eerste bloemkens weer, In kleedjes, zacht als zij. De vogels, weergekeerd uit 't land Van warmt' en zonneschijn, Die zongen weer hun hoogste lied Ter eer van dit festijn. De optimist die zag zich reeds Aan 't strand of op de hei; En menigeen, die droomde 's nachts Van zoete zoele mei. Doch zie, vanmorgen geen geluid Van mus, noch vink, noch spreeuw; 't Was buiten volop winterweer, Er viel opnieuw weer sneeuw. Mistroostig keek ik 't venster uit, 't Scheen nu weer minder goed. Tot ik opeens klaar mocht verstaan, Dat men berusten moet. Want ook het leven schenkt zo vaak Na vreugde, weer verdriet. Hoe blij en zonnig het eens was, Helaas, het bleef zo niet. O God, leer ons berusten dan Bij al wat ons ontzinkt. Vertrouwend, dat na droeve nacht Straks 't jubellied weerklinkt. (Gedicht van wijlen J. G. Mekenkamp)

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 20