7 Jullie met je gepraat over een tunnel, dat geloof je toch niet? Kijk naar Rotterdam, daar wordt gewerkt. Tussen twee haakjes, bedankt voor 't advies over 't bouwen van een tramtunnel in Rotterdam. Jullie zijn nog niet zo gek, daar gaan we gauw aan beginnen En nu we het toch over tunnels hebben, bent U wel eens bij het Centraal Station in Amsterdam geweest Levensgevaarlijk om over te steken was het daar. Vroeger nog niet zo lang geleden werd er daarom een agent neergezet en stond je altijd van het ene been op het andere te springen omdat de agent natuurlijk te veel aandacht aan het rijdend verkeer schonk, meer dan aan het voetgangersras. Dat vond je tenminste, maar je hoefde het niet te wagen de sterke arm der wet stiekum te negeren, want dan was je er bij en de trein ^fceïemaal vertrokken. Dus zoet blijven trap- ^(felen en afwachten. Maar op een gegeven moment werd de agent fgeschaft. Er kwa men stoplichten. Prachtig ging het, je kon nu weer heerlijk overal tussendoor glinpen. Ga nu eens netjes wachten tot 't licht weer op „groen" staat, mens, dan ben je toch zeker al lang aan de overkant, met of zonder hak onder je schoen die wel eens in 't strijdtoneel de geest geeft. Dan ontdek je -steeds weer alsof je het niet wist dat een Amster dammer zo graag dingen doet die hij niet mag doen. Hij maakt er een sport van al les te ontwijken en dan zegevierend uit de strijd te komen. Lukt dit niet, wel, dan even vrolijk op de bon, want, je moet na tuurlijk sportief blijven en de consequen ties van je daden dragen. Zo kan het zich ook in Rijssen voordoen, dat je min of meer zonder erg je weet nooit precies waar het „min" of „meer" ligt met een gevoel van „Wat kan me gebeuren zo laat" uit 't Parkgebouw komende, regelrecht bij na in iemands armen fietst, die een agent blijkt te zijn inplaats van de bewonderde •laats vindt, maar 't is echt en de agent llmster. 't Is dus geen scène, die op 't witte doek plaats vindt, maar 't is echt en de agent maakt al 't gebaar van operatief in grijpen en haalt het strafregister uit z'n zak, terwijl het mijne toch al niet helemaal blanco meer is. De eerste vraag is ook hier: „Geboren?" Zo'n agent toch, hoe kant het anders wan neer je levensgroot voor hem staat. Maar 't was een agent met gevoel voor humor, dat moet hem nagegeven worden. Maar we dwalen van onze tunnel af. 't Werd dus tijdens de stoplichten weer le vensgevaarlijk bij 't Amsterdams Centraal Station. De vroede vaderen staken weer een fijne gelegenheidssigaar op, de koppen bij elkaar en broedden een „Tunneltje" uit (per slot moet je eerst klein beginnen! dat van 't Stationsplein naar de hal van 't Centraal Station liep, terwijl er boven gronds geen agent of stoplicht het voort jagende verkeer in toom behoefde te houden. Dat was nu eens een oplossing. Gewoon Amerikaans bedacht. AMSTERDAM, de stad met de onbegrensde mogelijkheden. Een moordende oversteekplaats minder. De bouw van de tunnel werd met belang stelling door 't publiek gadegeslagen en de voordelen er van opgesomd. Of de tun nel al dan niet met muziek van het Poli- vermeldt de historie niet of is weer in het tiecorps van Amsterdam werd geopend, vergeetboek geraakt, maar 't was een heuge lijke dag. En men ging die dag door de tun nel. Maar er kwamen nog meer dagen en er zullen er nog wel meer komen en we gaan nu niet meer door ons tunneltje dat een pietsie een wassen neus is geworden, want wat is prettiger dan zo tussen auto's en fietsen door te glippen al of niet met, 't verspelen van schoenhakken, terwijl je bovendien aan de overkant staat uit te blazen van de doorgestane emoties, 't Kost natuurlijk evenveel tijd op die manier en iedere keer ben je weer met goede voor nemens bezield. Je loopt vol trots naar je tunnel alsof 't, zo hoort en of je werkelijk van plan bent de trap af te gaan. Wanneer je dan bovenaan de vele treden staat met 't gevoel van ..daar moet ik aan de andere kant weer tegenop" denk je niets, maar je maakt domweg een reflexbeweging „mij niet gezien" en daar ga je weer met een opgewekt gezicht je eigen weg en je komt uit bij de tunnel in de hal en werpt een beetje minachtende blik op, vooral op jonge lieden, die zö keurig netjes zich hielden aan de regelen van de kunst, maar ook achter hun adem aan zijn. Wanneer je dan ongeschonden en wel in de trein zit slinger je in stilte eerr zacht ver wijt naar de Amsterdamse leidende figuren, want waarom gunnen ze het nu niet aan de uitvinder van de roltrap, dat we door steeds meer van deze hulpmiddelen te bouwen, la ten zien hoe we zijn vinding op prijs stellen. Oh heren van de Raad Wanneer het om een roltrap gaat Drink dan nog samen eens een glas En laat de zaak niet zo zij was Vergeet de trap niet onder 't IJ Want heren bestuurders dan zijt ge er bij. Ja, Amsterdammers zijn rare mensen

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 7