19 De bus naar Harderwijk ging pas een uur later en hieruit leerden wij alweer, dat je 's winters niet op een oude zomerdienstre geling, die wij toevallig bezaten, kunt ver trouwen. Maar met koffie en gezellige kout over strenge winters in het algemeen en de winter van 1956 in het bijzonder, over be vroren waterleidingen, neuzen en oren, vloog de tijd om en we waren pas aan onze vierde kop koffie toen de bus al voorreed. Het werd een aangenaam ritie, de bus was warm en de Veluwe. dik onder de sneeuw, was prachtig mooi. We bereikten ons doel dan ook zonder stoornissen en na onze za ken te hebben afgedaan, begaven we ons naar de Zuiderzee met het voornemen ons daar eens lekker te verfrissen. De zee echter was een mistige onafzienbare ijsvlakte en men had verzuimd een biit te hakken voor de ..alle weer zwemmers". We moesten dus ^Miverrichterzake naar de markt terug, waar ^»e ons verdiepten in de Harderwiikse tech niek van sneeuwruimen. Het svsteem be stond uit een sneeuwsniider (een auto met ronde messen), die de sneeuw kanot sneed. Vervolgens reed een wagen met laadbak al les weer vast en tenslotte kwam de sneeuw schuiver. We hadden sterk het gevoel dat er iets in de volgorde niet klopte, doch dat kan aan ons hebben gelegen. We hadden een vlotte reis naar Arnhem, vanwaar we om 19.31 uur naar Deventer wilden vertrekken met de bedoeling om kwart voor 9 thuis te zijn. Ruim voor de tijd waren we aan 't station en begaven we ons naar perron 2, waar we in een wachtkamer belandden, die verdacht vol was. Toen we goed en wel zaten werden we ons bewust van een zekere spanning die om ons heen hing, samen met een geur van koffie en erwtensoep. Vanwaar die geurige geladen heid Het werd ons spoedig duidelijk ge maakt door een reeks van mededelingen via de luidsprekers op het perron. Het ging zo ongeveer als volgtHallo, da.he. volgt.... mede.... perron.... trein.... ^fcjmEist ^Poewel Eist ons niet in het minst interes seerde, wilden we er toch meer van we ten en naar buiten snellend hoorden we, dat er een trein gereed stond voor Nijme gen, die in Eist zou stoppen. Toen dit be richt na een kwartier werd herhaald en de trein er een half uur later nog stond, nog steeds met het voornemen in Eist te stoppen, kregen we boze vermoedens. Er scheen iets niet in orde te zijn; het was mis met de treinenloop. Daarop werd een trein uit Maastricht met bestemming Amsterdam omgeroepen; de wachtkamer liep half leeg. Even later het bericht, dat de zojuist binnengelopen trein voor Amsterdam in Arnhem zou blijvende wachtkamer stroomde weer vol. De trein naar Den Haag gaf er ook de brui aan en bleef de Amsterdammer gezelschap houden. We besloten het perron maar eens op te paan en te informeren naar de trein van 19.31 uur. Een spoorman, desgevraagd, scheen van het bestaan van deze trein af te weten, doch wist te vertellen, dat hij uitge vallen was. ..Maar mijnheer, neemt U de luchtbrug", zei hij met een vaag armgebaar. We keken elkaar verbaasd en verrast aan. ..De luchtbrug „Ja mijnheer, de voetbrug ding per helicoptère naar Deventer, mis schien wel naar Rijssen, dachten we. Wat een service. „De Luchtbrug"? „Ja mijnheer, de voetbrug naar het eerste nerron, dan komt U met de Hein van 8 uur nog mee. die rijdt". Tegen een trein die reed hadden we geen bezwaar, dus naar perron 1 en in de wacht kamer. Ook hier werd blijkbaar erwten soep genuttigd en overigens was het tame lijk vol. hetgeen niet erg bemoedigend was. We zullen het kort maken. De trein van 8 uur is niet eekomen en die van 9 uur ook niet. Maar het kon ons zoveel niet sche len We zaten warm en het was machtig interessant om de wachtende menigte te observeren. Wanneer er een trein werd aangekondigd stormde men het perron op om even later volkomen gedesillusio neerd terug te komen. Wij zagen nog een man het perron op komen hollen, stellig in de waan, dat de daarlangs staande trein speciaal op hem stond te wachten. Ook de ze man zat later in een hoekje troost te zoeken in een kop erwtensoep met kluif. We prezen ons gelukkig, dat we rustig konden blijven zitten waar we zaten, want Deventer en Zwolle werden niet eens ge noemd. Het noorden bestond niet meer voor de N.S.. dat was wel duidelijk, niette genstaande het feit, dat er verscheiden mensen voor Groningen, Coevorden. Assen, Leeuwarden, enz. 's avonds nog thuis hoop ten te zijn. Een jongeman tegenover ons moest in Hen gelo een lezing houden voor Twentse jon geren. De lezing is in erwtensoep gesmoord. Naast hem zat een jongeling met bestem ming Mepoel. Nu leek Rijssen al ver, maar toen wij het woord Meppel hoorden, was het onder de gegeven omstandigheden of hij de Noordpool bedoelde, beiden schenen ons even onbereikbaar. Hij vertelde ons en kele belangwekkende dingen over Meppel en over aard en wezen van de Meppeler

Erfgoed Rijssen-Holten

Het Anker | 1956 | | pagina 19